Ga naar de inhoud

De discrete charme van de globaliseringskritische film

Globaliseringskritiek lijkt – althans in de filmwereld – salonfähig te worden. Kritische politieke documentaires zijn niet langer alleen maar te zien in kraakpanden en achterafzaaltjes. Op de laatste edities van het ‘International Documentary Filmfestival Amsterdam’ (IDFA) en het ‘International Film Festival Rotterdam’ (IFFR) konden globaliseringskritische films rekenen op veel publieke belangstelling.

12 min leestijd
Placeholder image

Een eerdere versie van dit artikel verscheen in Gonzo Circus 61, februari-maart 2004.

Globaliseringskritiek lijkt – althans in de filmwereld – salonfähig te worden. Kritische politieke documentaires zijn niet langer alleen maar te zien in kraakpanden en achterafzaaltjes. Op de laatste edities van het ‘International Documentary Filmfestival Amsterdam’ (IDFA) en het ‘International Film Festival Rotterdam’ (IFFR) konden globaliseringskritische films rekenen op veel publieke belangstelling. ‘Surplus: Terrorized into being consumers’ en ‘The Corporation’ werden elk met een prijs onderscheiden. Smaakt linkse koek weer lekker? Gonzo ging op onderzoek uit en sprak met een aantal filmmakers.

In haar boek ‘States of Emergency’ (2000) beschrijft filmtheoretica Patricia Zimmermann hoe geëngageerde en experimentele filmmakers in de Verenigde Staten door het veranderende politieke en economische klimaat naar de underground zijn verdreven. Sinds de late jaren tachtig is er volgens Zimmermann in de ‘nieuwe wereldorde van transnationale media, privatisering, deregulering en de teraardebestelling van het politieke debat’ nauwelijks meer ruimte te vinden voor onwelvoeglijke politieke thema’s en opvattingen.

Tegelijkertijd signaleert zij dat filmmakers en media-activisten vanuit de marge met nieuwe technologieën zoals handcamera’s, internet en satelliet een vervanging voor de verdwenen publieke sfeer hebben gecreëerd. Het ‘Independent Media Center’ (Indymedia), opgericht tijdens de WTO-protesten in Seattle (1999), groeide zo uit tot een wereldwijd vertakte alternatieve nieuwsbron. Complete ‘anti-globalistische’ filmfestivals – zoals ‘Lost Film Festival’ van Scott Beibin en ‘Select Media Festival’ van het Amerikaanse subculturele tijdschrift ‘Lumpen’ – reizen van filmzaal naar filmzaal de halve wereld rond. Zimmermann stelt dat het hardnekkige uithoudingsvermogen van de onafhankelijke documentaire en andere rebelse vormen van communicatie essentieel is voor het voortbestaan van de democratie en de publieke sfeer. ‘We moeten de documentaire denationaliseren om allianties te sluiten langs alle identiteiten en volkeren. We moeten de commerciële cultuur parodiëre4n om het te herscheppen. We moeten ons herinneren dat elke tegenspraak het conflict waard is wanneer daaruit iets nieuws kan voortkomen.’

Leni Riefenstahl in Genua

Haar vurige pleidooi had het uitgangspunt kunnen zijn voor een aantal nieuwe documentaires dat afgelopen november op het ‘International Documentary Filmfestival Amsterdam’ (IDFA) te zien was. ‘Surplus: Terrorized into being consumers’ is een artistiek vernuftig vormgegeven parodie op de commerciële cultuur. De Zweeds-Italiaanse regisseur Erik Gandini gebruikt de manipulatieve technieken van de reclamespot voor een 52 minuten durende persoonlijke aanklacht tegen de consumptiemaatschappij.

De film begint in Genua, waar Gandini tijdens de roerige dagen van de G8-top in juli 2001 filmde. Gandini: “Ik stond oog in oog met de rage against items van onze tijd. Mensen sloegen auto’s en winkelruiten kapot. Ik wilde dit wijdverspreide onbehagen, deze mal du siècle, omzetten in een emotioneel verhaal met een extra laag van vorm en ironie. Ik wilde iets anders dan het bibberige handgefilmde Indymediamateriaal dat na Genua verscheen. Die beelden zijn erg authentiek en interessant voor mensen uit ‘de beweging’ zelf, maar voor buitenstaanders is het gewoon slechte kwaliteit. Politieke documentaires zijn vaak tamelijk saai. Toen Leni Riefenstahl in 1934 naar Neurenberg ging om het partijcongres van de nazi’s te filmen, had zij zo’n veertig cameraploegen tot haar beschikking. ‘Triumph des Willens’ werd een krachtig propagandamiddel van de nazi’s, heel professioneel en artistiek en om die reden ook heel eng. Ik wilde met ‘Surplus’ op artistieke wijze mensen aan het denken zetten en niet opgesloten raken in linkse propaganda. De commerciële wereld gebruikt prachtige beelden en muziek, dat was deel van het idee achter ‘Surplus’. Dezelfde taal gebruiken om het tegenovergestelde te zeggen.”

‘Never try to be realistic or neutral’, stelt Gandini in zijn ‘Surplus Manifesto’: “Dat schreef ik puur als reactie op het ‘Dogumentary Manifesto’ van Lars von Trier. Ik realiseerde me dat ‘Surplus’ op elk punt volgens compleet tegenovergestelde ideeën is uitgevoerd. Von Trier vindt dat alles wat je ziet de waarheid moet zijn, dat er niet gemanipuleerd mag worden, dus ook geen muziek, dat de slachtoffers aan het slot van de film hun eigen zegje mogen doen. Ik zag eens een film over Afghanistan geschoten volgens die regels… Verschrikkelijk! Het debat over authenticiteit was lang verdwenen en nu komt Von Trier, een slimme vent, met een achterlijk idee! Ik denk dat het een grapje was, ik geloof dat hij dat ook ergens heeft gezegd.”

Globale subjectiviteit

Gandini ontving op het IDFA de Zilveren Wolf 2003, de Nederlandse prijs voor de beste korte documentaire. De filmpers was minder gecharmeerd van ‘Surplus’. Vanwege de prominente aanwezigheid van John Zerzan – de anarchistische ideoloog van de property destruction – in de film, meenden sommige filmcritici dat Gandini het vernielen van bedrijfseigendommen cool vindt. Gandini: “Zerzan is een bijna exotisch figuur met wie ik het niet eens ben, maar zijn extreme ideeën zetten je aan het denken. De beeldtaal in ‘Surplus’ is verwarrend en onorthodox, omdat mensen vaak het ideologische standpunt willen ontwaren in wat ze zien. Daarom ben ik niet verrast door reacties zoals die van een Zweedse televisiecritica die de nuances niet zag en de film ‘antikapitalistische propaganda’ noemde. Dat zijn vaak mensen uit de gevestigde orde die politiek correct denken, mensen met een sterk ontwikkeld ethisch gevoel, wiens benadering nooit zo anarchistisch of wild is, maar vaak nogal middle-class. Ik denk dat jonge mensen ‘Surplus’ veel gemakkelijker begrijpen. Jongeren zijn deze beeldtaal meer gewend. Het is een generatieprobleem, een taalstrijd. Deze manier van vertellen groeit en is misschien over een jaar of tien heel gewoon.”

Evenals ‘Surplus’ maakt het flitsende andersglobalistische pamflet ‘The Fourth World War’ van de Amerikaanse media-activisten Rick Rowley en Jacquie Soohen gebruik van meeslepende beeldtaal. De film brengt de burgerlijke ongehoorzaamheid in Chiapas (Mexico), Argentinië, Palestina, Zuid-Korea, Seattle en elders in de wereld met elkaar in verband. De filmmakers spreken van een globale subjectiviteit. Rowley en Soohen zijn tactische media-activisten van het eerste uur en waren beide betrokken bij de oprichting van ‘Indymedia’ in Seattle en het mediacollectief ‘Big Noise Tactical’. ‘The Fourth World War’ stijgt met kop en schouders uit boven de handgefilmde documentatie die we kennen uit het activistencircuit, maar door een overdosis aan korte heroïsche beeldsequenties die onderling verband suggereren mist de film het nodige sex-appeal voor de nuchtere scepticus. Elke twee minuten wordt een verhaal abrupt beëindigd en voortgezet in een andere geografische omgeving.

Hiermee volgt de film de gedachte van subcomandante Marcos – dat de sociale strijd tegen corporate globalization niet geografisch gedetermineerd is. Deze woedt niet alleen in Chiapas, maar ook bij jou thuis. In die zin is ‘The Fourth World War’ een tactische film die wereldwijde solidariteit beoogt, maar dit gevoel van menselijke verbondenheid – waarvan de reguliere media uit misplaatste objectiviteit zo vaak afstand nemen – gaat helaas ten koste van de nadere toelichting.

Een oceaan van mainstream media

Ondanks een zekere gedateerde uitstraling heeft ‘The Corporation’ wat dat betreft meer overtuigingskracht. Deze stevige Canadese documentaire over de invloed van ondernemingen op de samenleving kreeg een hoge publiekswaardering op het IDFA en werd als klap op de vuurpijl onderscheiden met de Special Jury Award van de Joris Ivens-jury. Aan alles valt te merken dat de Canadese filmmakers Mark Achbar en Jennifer Abbott en rechtenprofessor Joel Bakan maar liefst zes jaar hebben gewerkt aan dit filmproject. Binnenkort verschijnt het gelijknamige boek en daarnaast heeft publiciteitsdame Katherine Dodds, die eerder bij ‘Adbusters’ de bekende Calvin Kleinparodie ‘Obsession’ bedacht, een meerjarenplan voor de website in de steigers staan.

De nadruk in de film ligt op het gebrek aan maatschappelijk verantwoordelijksbesef van ondernemingen. Tal van case studies en interviews – met zowel mensen uit de zakenwereld als hun critici – lijken de diagnose van psycholoog Robert Hare te bevestigen: de onderneming als rechtspersoon voldoet aan alle kenmerken van een prototypische psychopaat. Zo ontkende het chemische concern Monsanto keer op keer de schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid van het beruchte gif ‘Agent Orange’, waarmee de Amerikanen tussen 1961 en 1971 grote delen van Vietnam ontbladerden. Een medewerkster van marketingbureau Initiative Media Worldwide die met de studie ‘Nag Factor’ onderzocht hoe adverteerders effectief kunnen inspelen op het zeurgedrag van kinderen, blijkt totaal niet gevoelig te zijn voor de vraag of dat wel ethisch is.

Maar er zijn ook vrolijkere verhalen. Tapijtfabrikant Ray Anderson besloot na het lezen van Paul Hawken’s boek ‘The Ecology of Commerce’ zijn bedrijfsvoering duurzaam te maken. Filmmaakster Jennifer Abbott: “De onderneming is een legale constructie, het is door mensen gemaakt en kan door mensen worden hervormd. Je kunt de kritiek in ‘The Corporation’ niet echt betwisten. Een recente studie naar de Amerikaanse gezondheidszorg toont aan dat verzekeringen er alles aan doen om niet uit te betalen. Ze besteden buitenproportioneel veel geld aan procesvoering. Het is een opmerkelijk inefficiënt en bureaucratisch systeem dat aantoont dat privatisering geen vanzelfsprekend succesverhaal is. Daarvoor bestaat geen empirisch bewijs. Het is puur ideologisch fanatisme en we zijn het gewend deze ideologie niet ter discussie te stellen.”

Mark Achbar begrijpt niets van de kritiek uit de Nederlandse filmpers dat de makers voor eigen parochie preken: “De film is niet eenzijdig, maar is de balans. Het is een kleine druppel in een oceaan van mainstream media.” ‘The Corporation’ zorgde voor uitverkochte zalen in Canada en kreeg ook uit de zakenwereld positieve reacties. Het zakenblad ‘Canadian Business Magazine’ schreef een groot positief stuk en de filmmakers werden zelfs door de ‘Richard Ivey School of Business’ benaderd voor het ontwikkelen van lesmateriaal. Achbar: “Mijn vorige film ‘Manufacturing Consent’ belichtte puur het standpunt van Noam Chomsky, maar deze film geeft veel minder richting. Je bent niet onmiddellijk overtuigd. Ik denk dat dit een heel goede zet is. We proberen een brug te slaan tussen de corporate en anti-corporate wereld.” Daarom wilden de filmmakers in januari niet alleen een vertoning organiseren op het World Social Forum in Mumbai, maar ook op het World Economic Forum in Davos, waar de top van de zakenwereld bijeenkomt. “De dame van het culturele programma was erg enthousiast over de film,” vertelt Achbar, “maar we hebben sindsdien niets meer vernomen.”

Het succes van ‘Bowling for Columbine’ (2002), Michael Moore’s satirische documentaire over de geweldcultuur en de collectieve angstpsychose onder Amerikanen, heeft in elk geval voor een belangrijk deel de weg naar de bioscoop geplaveid voor controversiële ideeën verpakt in celluloid. Elementen van de globaliseringskritiek en aanverwant subversief gedachtegoed zijn eigenlijk al in hoge mate gepopulariseerd, niet in de laatste plaats door Hollywoodfilms zoals de Matrixtrilogie (1999-2003) van de gebroeders Wachowski, ‘Fight Club’ (1999) – gebaseerd op de gelijknamige roman van cultauteur Chuck Palahniuk, ‘eXistenZ’ (1999) van David Cronenberg en ‘The Truman Show’ (1998) van Peter Weir. Er zijn bijzondere parallellen te trekken tussen de verhaalthema’s van deze bioscoopsuccessen en de ideeën van situationist Guy Debord, volgens wie het moderne kapitalisme is uitgemond in een spektakelmaatschappij waarin de sociale verhoudingen tussen personen bemiddeld worden door beelden en boodschappen. Science-fictionauteur Adam Roberts omschreef ‘The Matrix’ als ‘surely one of the most Marxist films ever to have come out of Hollywood’.

Liberal pinko Amerika

Het filmdocument ‘XXI Century’ van de in New York woonachtige Italiaanse filmmaker Gabriele Zamparini en producent Lorenzo Meccoli behandelt in zeven afleveringen alle politieke controverses van het hedendaagse Amerika – de geopolitieke ambities van het oorlogskabinet van Bush, de patriottische hysterie na de terreuraanslagen van 11 september 2001, de inperking van burgerrechten door de ‘Patriot Act’, de zelfcensuur van de massamedia, de oliebelangen en de oorlog tegen Irak. De film staat bol van politieke analyses, meningen en getuigenissen van journalisten, historici, sociologen, schrijvers, activisten, Vietnamveteranen en niet te vergeten Noam Chomsky. Bijzonder aangrijpend zijn de persoonlijke verhalen van de familieleden van slachtoffers van 11 september die zich hebben verenigd in ‘September Eleventh Families for Peaceful Tomorrows’.

Filmesthetisch is ‘XXI Century’ niet echt bijzonder, maar vanuit historisch oogpunt vormt de film door de uitvoerige documentatie een belangrijk visueel naslagwerk over liberal pinko Amerika onder het juk van de Bush-administratie. Zamparini: “Het is geen anti-Amerikaanse film, ik houd van Amerika en daarom maak ik me zorgen. We wilden aanvankelijk een film maken over de Amerikaanse vredesbeweging. Onze Europese vrienden zeiden dat we daar dan snel klaar mee zouden zijn. Tijdens de vredesdemonstratie van 15 februari gingen we met filmploegen in New York en Washington de straat op. Het was ijskoud buiten, maar we ontmoetten zoveel mensen die graag hun verhaal wilden vertellen, dat was een fantastische spirituele ervaring.”

Geldschieters hadden de filmmakers niet. Zamparini en Meccoli hebben hun film volledig uit eigen zak betaald en verkochten zelfs hun appartement in Milaan. Zamparini: “Sommigen dachten dat we gek waren geworden. Maar je moet nooit bang zijn om te experimenteren. We leven in een gevaarlijke tijd. De oorlog in Irak, de corrupte mediasituatie, de fabricering van consensus, het teruggekeerde fascisme. Daarover moet je openlijk vragen kunnen stellen. Ik sympathiseer met de anti-globalisten, maar ik wijs hun gebruik van geweld af om ethische en tactische redenen. Ze moeten zich ervan bewust zijn dat verandering tijd nodig heeft. Om te groeien als beweging heb je de steun van de bevolking nodig en met geweld schrik je alleen maar mensen af. Ik zag op het IDFA de documentaire ‘The Weather Underground’, die gaat over Amerikaanse jongeren die in de jaren zestig aanslagen pleegden op overheidsgebouwen. Eén van die ex-revolutionairen zegt op een gegeven moment: ‘Ik weet nog steeds niet wat ik moet doen met zoveel kennis.’ Die uitspraak is voor mij de kern, dat heeft me diep geraakt.”

Linkenlijst
‘Surplus – Terrorized into being consumers’ (2003) – http://www.atmo.se
‘The Corporation’ (2003) – http://www.thecorporation.tv
‘XXI Century’ (2003) – http://www.thecatsdream.com
‘The Fourth World War’ (2003) – http://www.bignoisetactical.org
‘Lost Film Festival’ – http://www.lostfilmfest.com
‘Select Media Festival’ – http://www.lumpen.com

Selectief lezen
– Patricia R. Zimmermann, ‘States of Emergency: Documentaries, War, Democracies’ (University of Minnesota Press, 2000)
– ‘The Corporation: The Pathological Pursuit of Profit and Power’ van Joel Bakan verschijnt medio maart bij Penguin Canada en Simon & Schuster – Richard Wright, ‘The Matrix Rules’, in: Film-Philosophy 4/3 (January 2000) – http://www.film-philosophy.com/vol4-2000/n3wright

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Richard de Boer.)