Ga naar de inhoud

De Machine Staat Stil

 In 1909 publiceerde de Engelse schrijver E.M. Forster (1871-1970) een novelle met een dystopisch karakter. De novelle droeg de titel The Machine Stops: hoe de wereld eruit ziet, zoals we dat niet zouden willen. Het probleem is: onze wereld heeft er inmiddels heel wat trekken van. De Franse vertaling van het boek verscheen in 2020, met een voorwoord van de Franse journalist Pierre Thiesset. De titel luidt La Machine s’arrête. Onlangs verscheen er een Nederlandse vertaling van, getiteld De Machine staat stil. Johny Lenaerts vertaalde het boek van Forster evenals het voorwoord van Thiesset. Hieronder treft u dat voorwoord aan. [ThH]

8 min leestijd

(Door Pierre Thiesset, de vertaling is oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde)

De novelle De Machine staat stil die E.M. Forster (1879-1970) meer dan een eeuw geleden geschreven heeft, lijkt een reusachtige voorafschaduwing van onze hedendaagse technologische maatschappij, een duidelijke waarschuwing tegenover het verval van het menselijke in een wereld van machines. Het valt op hoezeer de novelle verwant is met wat wij momenteel beleven. Tussen de beschaving die de auteur uitbeeldt, waarin de geïsoleerde individuen zich in de greep van een almachtige Machine bevinden, en onze hedendaagse wereld die door schermen overwoekerd wordt.

Maar indien De Machine staat stil momenteel bewonderd wordt als een meesterwerk van de sciencefictionliteratuur, dan riep het bij het begin van de twintigste eeuw geen algemene bijval op. Toen ze in 1928 in de bundel The Eternal Momentverscheen – negentien jaar na haar eerste publicatie in The Oxford and Cambridge Review –, vonden verschillende critici deze novelle ‘weinig overtuigend’. Een beschaving die in zo’n grote mate geautomatiseerd zou zijn, dat konden ze zich niet voorstellen en stond veel te ver van de toenmalige levensomstandigheden af. Door de industriële ontwikkeling op de spits te drijven had E.M. Forster een voorsprong op zijn tijd genomen. De realiteit heeft zich sedertdien in verregaande mate bij de fictie aangesloten.

De voorgevoelens van de schrijver zijn evenwel niet het product van een geïsoleerd genie: in die tijd waarin de toepassingen van de wetenschap de levenswijze van de mensen overhoop haalden, beeldden vele sciencefictionteksten zeer artificiële maatschappijen uit. Het is als tegenwicht voor optimistische voorspellingen die de Vooruitgang prijzen, dat Forster De Machine staat stil schrijft. Want hij meent dat de groei van  de productiekrachten niet naar het hoogste geluk leidt maar naar een ontmenselijking: ‘Voor een deel omwille van de technische uitvindingen, zijn alle dingen waar ik gehecht aan ben in verval. De kunsten – meer bepaald de kunst der letteren – gaan achteruit, het platteland wordt vernietigd, de intermenselijke contacten verslechteren, en wij zijn daartegenover getuige van de triomf – door shockmethodes van de reclame en psychische letsels – van datgene wat men ooit de Mammon noemde en wat men momenteel de Britse Handel noemt’.

De triomf van de Mammon laat zijn sporen na op de Engelse middenklassen, die calculerende kleinburgers die de auteur ‘hypocrieten’ met een ‘onontwikkeld’ hart noemt. Dezen profiteren van de economische evolutie en van de opkomst van het machinesysteem, terwijl Forster een ‘afkeer’ heeft voor dit industriesysteem dat leidt naar de uitschakeling van de landbouwers en de rurale gemeenschappen, naar de centralisering, naar de bureaucratische organisatie van de maatschappij, naar de machtsovername door een kaste van technocraten. Hij betreurt hartgrondig de verdwijning van het platteland, de transformatie van de landschappen en het onomkeerbaar verlies van de biologische diversiteit. Zijn twee toneelstukken over de geschiedenis van het rurale Engeland lopen uit op een oproep om het te beschermen tegenover het oprukken van eentonige voorsteden en van de wildgroei van vermorzelende auto’s.

Dit gevoelen voor de natuur en deze opvatting van de mens als ‘maat van alle dingen’ is steeds een van de centrale bekommernissen van Forster geweest. In heel zijn oeuvre, zowel in zijn romans, zijn essays, zijn krantenartikelen als in zijn bijdrages voor de BBC en in zijn publieke stellingnames, heeft deze grote stem van het humanisme de hoogste waarde van het individu en van de menselijke relaties verdedigd. Tegenover de opkomst van de totalitarismen is hij steeds de vrijheid, de tolerantie en de waardigheid van de mens blijven verdedigen.

Maar de ‘universele mechanisering’ en de ongebreidelde zucht naar wetenschappelijk bepaald comfort staan haaks op dit ideaal van een vrij en waardig leven, in harmonie met het milieu, in een wereld op menselijke maat en met authentieke relaties, van aangezicht tot aangezicht. De Machine staat stil toont ons een bevolking die totaal afhankelijk is van een reusachtige technische infrastructuur, waar ze geen greep op heeft. Al haar behoeften – voedsel, kleding, huisvesting, ontspanning, onderwijs, tot aan de sociale relaties – worden ter hand genomen door de Machine. Het volstaat op een knop te drukken. Gereduceerd tot een bestaan waarin de druk op een knop centraal komt te staan, worden de lichamen achterhaald, de spieren en de zintuigen verzwakken, de kracht om iets te doen sterft af. Teruggetrokken in hun kamers ontmoeten de individuen elkaar niet meer en hebben ze geen contact meer met een extreem uitgebuite natuur. Ze sluiten zich op in cerebrale activiteiten en worden overgeleverd aan de apparatuur, die ze vereren.

Hoe kunnen we niet de vergelijking maken met onze hedendaagse toestand? In onze steeds meer vertechniseerde wereld levert het industrieel syteem ons alles: elektriciteit 24 uur op 24, verwarming, water, in plastic verpakt voedsel uit de andere kant van de wereld, aan huis geleverde ontspanning, gemotoriseerde rijtuigen om ons zonder inspanning te vervoeren, draagbare schermpjes waarop we vanop afstand kunnen communiceren, informatie uit heel de wereld kunnen consulteren, beelden zien voorbijtrekken… Vooral internet is die almachtige Machine geworden waar we een ware cultus aan wijden. ‘Wie brengt momenteel de nodige waardering op voor de universele toegankelijkheid, in real time, op elke plaats, voor iedereen, van elke informatie, voor de onmiddellijkheid van elke communicatie en soms van de verzadiging?’ vraagt een filosoof van de Académie française zich af. Volgens deze geestdriftige voorstander van technologische innovaties levert de Machine ons alle kennis in onze broekzak en brengt ze de nieuwe mens voort die veel meer ontwikkeld zou zijn dan de mens van de vorige generaties.

Deze nieuwe mens wordt zodanig door deze digitale machinerie gekneveld dat hij momenteel een groot gedeelte van zijn tijd doorbrengt voor een scherm en steeds minder slaapt. Een dergelijke greep transformeert op een diepgaande manier het individu en de menselijke relaties. Het sedentair leven is zo ingrijpend dat de fysieke capaciteiten afnemen en dat de overheid regelmatig berichten uitstuurt waarin ze de mensen aanraden hun spieren minstens een half uur per dag te gebruiken. Dokters constateren ook een verarming van het gehoor en een ontwikkeling van de bijzienheid. De intellectuele functies gaan achteruit: versnippering van de aandacht, concentratieverlies, beperkte taalcapaciteit, verzwakking van het geheugen, leermoeilijkheden en beperkte capaciteiten om gedachten te formuleren. De onophoudelijke prikkeling van de schermen en het informatiebombardement belegeren de hersenen.

Studies onthullen bij de steeds talrijker wordende afhankelijke personen ontregelingen van het gedrag, agressiviteit, angst, verlies van empathie, onmachtsgevoelens, impulsiviteit, intolerantie tegenover de frustratie. Maar ook een algemene wilsverzwakking, een afname van de levensdrift, een toegenomen passiviteit, een aangetaste geest… Wanneer de tijd voor het scherm verkwist wordt, dan worden andere, veel verrijkender activiteiten verwaarloosd, en de menselijke relaties kwijnen weg door de centrale rol van deze technologieën, die het anders-zijn ondermijnen. Het geconnecteerde leven, dat steeds meer aan de Machine onderworpen wordt, is een geslonken leven. Het volstaat op straat even te kijken naar die spookgestalten die voor de anderen en voor wat hen omringt niet bestaan, opgeslorpt als ze worden door het scherm van hun mobieltje, om zich daar bewust van te worden. ‘Ongetwijfeld werd er in de geschiedenis van de mensheid nooit eerder op zo’n grote schaal een dergelijke ervaring van onthersening doorgevoerd,’ stelt de neurowetenschapper Michel Desmurget. 

Deze tendens naar een geatomiseerde en gecomputeriseerde wereld heeft zich  enkel maar versterkt in het jaar 2020, dat gekenmerkt werd door de integrale afzondering van de bevolking, opgelegd om de epidemie van het coronavirus te beperken. Iedereen in zijn eigen huis, met een internetconnectie bij wijze van sociale band. Gedurende de weken van lockdown was alles gericht op de Machine: veralgemening van het telewerk, vergaderingen via videoconferentie, digitale school, toegenomen consumptie van series, van videospelletjes, van een massacultuur die aan huis geleverd wordt, ontwikkeling van een elektronisch bestuur, van de online medische raadpleging, van de online handel, van de communicatie op afstand via de zogenaamde ‘sociale’ netwerken. Alles verwijdert zich in een voorstelling. Verbod op samenkomsten en op bezoek van vrienden, iedereen wordt aangemaand op te passen voor de anderen en contacten te beperken, terwijl op straat drones voorbijvliegen en de mensen bevelen terug naar huis te gaan. Lijkt dat niet sprekend op die tegen-utopie van E.M. Forster?

Tegenover deze technologische nachtmerrie, die enkel maar groter wordt, hebben wij besloten deze novelle te vertalen en uit te geven. In de hoop dat de lezer zich identificeert met Kuno. Dat ieder van ons, zoals de hoofdfiguur in dit verhaal, ernaar zou streven zich van deze verstikkende Machine te bevrijden. In de hoop dat men de blik zou afwenden van de schermen en dat men met volle teugen van de buitenlucht zou gaan genieten. Om terug in contact te treden met de anderen, met de natuur, met de realiteit, met het leven… en terug mens te worden, van aangezicht tot aangezicht.

Pierre Thiesset (Vertaling: Johny Lenaerts.)

[De Franse uitgever is Éditions L’échappée, Paris; de Nederlandse editie is te bestellen bij Kelderuitgeverij te Utrecht.]