Ga naar de inhoud

De verantwoordelijken

Doodgezwegen informatie over de Nederlandse oorlog in Indonesië.  Wie de verantwoordelijken waren voor de door Nederland tegen Indonesië in de jaren 1945–1949 gevoerde oorlog, wordt nog altijd doodgezwegen. Zonder hun opdracht zou die oorlog er met al de verschrikkingen niet zijn geweest. Helaas hebben onderzoekers en direct betrokkenen die de misdaden in Indonesië aan de kaak stelden, weinig of geen aandacht geschonken aan degenen die verantwoordelijk zijn voor wat er is gebeurd.

7 min leestijd

(Door Maurice Ferares, oorspronkelijk verschenen op solidariteit.nl foto historischcafe)

Het antwoord op de vraag waarom dat zo ging, is eenvoudig. De ministers in de regeringen uit de jaren 1945-1949 die de beslissingen namen om die oorlog te voeren, werden niet alleen toen gesteund door hun partijen, hun politieke nabestaanden doen dat nog steeds. Geen van die partijen heeft in de voorbije decennia dat oorlogsbeleid zelfkritisch veroordeeld. Evenmin hebben zij ooit de 350 jaar bezetting en uitplundering van het Indonesische volk door Nederlandse imperialisten veroordeeld. Die houding maakt de partijen tot medeplichtigen van de plunderaars en moordenaars.

Wie waren het?

De oorlog die Nederland in 1945 tegen Indonesië begon, werd gevoerd door een regering die bestond uit ministers van de Katholieke Volkspartij (KVP), Anti-Revolutionaire Partij (ARP), Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en Vrijzinnig Democratische Bond (VDB). De premier was W. Schermerhorn, toen nog lid van de VDB, later PvdA, en de vice premier/minister van Sociale Zaken was de SDAP’er W. Drees (later PvdA). Deze regering begon in juni 1945, trad af in juli 1946 en werd opgevolgd door de regering Beel die bestond uit ministers van de PvdA en KVP. Beel (KVP) regeerde tot augustus 1948 met alleen de PvdA, gevolgd door de regering Drees premier/Van Schaik tot maart 1951. Er zaten ministers in van KVP, PvdA, CHU (Christelijk Historische Unie) en VVD (Volkspartij voor Vrede en Democratie).

De houding van de CPN (Communistische Partij van Nederland) was dubbelzinnig. Enerzijds, de wens van Stalin dat Indonesië niet onafhankelijk mocht worden uit vrees dat het land onder Amerikaanse invloed zou raken met alle mogelijke gevolgen voor de machtsverhoudingen in de Stille Oceaan. Anderzijds, de arbeidersaanhang van de partij was voor het allergrootste deel voor de onafhankelijkheid van Indonesië. Die arbeiders herinnerden zich maar al te goed de oude leus Indonesië los van Holland nu die de partij sedert 1938 op verzoek van Moskou niet meer gebruikte. Bovendien wilde de CPN graag in een regering komen en stelde zich daarom zo ‘bonafide mogelijk’ op.

Op 15 mei 1945 maakte partijleider Paul de Groot in een grote vergadering in het Concertgebouw in Amsterdam de politiek van de partij duidelijk: Wij zijn tegen onafhankelijkheid van Indonesië, omdat het levenspeil van de Nederlandse arbeiders zal dalen als Indonesië onafhankelijk wordt; genoteerd door de schrijver van deze regels die de bijeenkomst bijwoonde; daarna telde de toen nog ”Waarheidsbeweging” een lid minder.de verantwoordelijken1

Luchtmacht vraagt jonderen voor Indië – Waarheid 23 juni 1940 Administrateurs voor Indië – Waarheid 4 juli 1940

de verantwoordelijken2Indië Roept – Waarheid 10 juli 1940

de verantwoordelijken3Ronselen van vrijwilligers

Helaas trapten ook CPN jongeren in het argument van de partij dat Indonesië van de Japanners bevrijd moest worden. Zij werden oorlogsvrijwilliger in de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog. Zelfs door middel van advertenties in het partijdagblad De Waarheid werden maandenlang vrijwilligers geronseld. Het was bedrog, want een volkomen onervaren Nederlands legertje zou geen enkele kans maken tegen het geoefende en sterk bewapende Japanse leger. Nog daargelaten dat de Nederlandse militairen niet eens aan land konden komen zonder de daarvoor benodigde middelen. De speculatie was dat na de Japanse capitulatie Nederlandse militairen klaar zouden staan om op te treden tegen eventuele opstandige bewegingen van de Indonesische bevolking.

Tijdens die oorlog werden twee grote offensieven tegen de Indonesische vrijheidsstrijders gevoerd. De zogenaamde politionele acties ter ‘herstel van orde en rust’. De eerste, juli 1947, stond onder de verantwoordelijkheid van de regering Beel (KVP en PvdA). De tweede vond op 18 december 1948 plaats in de periode van de regering Van Schaik/Drees (KVP, PvdA, VVD en CHU). Het militaire optreden geschiedde niet alleen met grote eenheden, maar ook met kleine zoals die van kapitein Westerling.

De Nederlander Hans Post beschreef in deel twee, Politionele Actie, van zijn trilogie Bandjir over Noord-Sumatra (uitgever Pax Medan, 1948-1949), het begin van de eerste politionele actie in Oost Sumatra. Uit de volgende (eerste) zin blijkt al wat voor vlees we met Post in de kuip hebben:

Pantserwagens, carriers [pantserinfanterievoertuig] en trucs, stukken geschut achter zware wagens, jeeps, en ambulance-wagens. In de ontelbare lichten staan zij als zwarte spoken, goedmoedig knorrend nog. Maar als het drie uur is, worden de gaspedalen ingetrapt. Daarna komt de aap uit de mouw (pp. 38, 39):

De strijd van de Nederlanders in Indonesië is er een tegen terreur en misdaad waarvan doorgaans de Indonesiërs zelf, verder Chinezen in hoofdzaak het slachtoffer zijn. (…) Het buitenland moest overtuigd worden van het grote ideaal, waarvoor zij strijden. Het buitenland moest het republikeinse streven sympathiek gaan vinden om de Nederlanders van een militaire actie af te schikken. Hoe vuig zijn zij te werk gegaan, de misdadige heiho’s en soekarilla’s. (…) Maar waar de troepen de eerste dagen van deze actie zijn doorgedrongen, hebben zij de ellende, waarin het volk verzonken was, kunnen waarnemen, hebben zij de uitwerking van republikeins vandalisme en botte moordzucht in al zijn verschrikkingen voor hun ogen gezien.

Optreden van Westerling

De gevolgen van het optreden van Westerling in Zuid Sulawesi waren blijkens de verslagen van de kabinetszittingen bekend. Het kabinet besloot aan de zaak geen ruchtbaarheid te geven en niet tegen Westerling op te treden, met als argument: om de rest van de troepen niet te demoraliseren. Schermerhorn was, na zijn functies als premier en minister van Algemene Oorlogvoering, ‘hoge vertegenwoordiger’ van de Kroon in Indonesië geworden. In zijn dagboek schreef hij over het optreden van Westerling in Zuid-Celebes (Sulawesi), 22 juli 1947: (*)

Ritman [journalist] voegt daar aan toe [na een artikel in het blad Nieuwsgier] dat het potentieel gevaar van de zich oplossende republikeinse strijdkrachten het belangrijkste is waarmee men rekening heeft te houden. Dit gevaar te bezweren eist werk met de stofkam. Ik zou daar aan willen toevoegen, dat deze bezigheid zonder de hulp van de bevolking vrijwel onmogelijk is en alleen tot stand kan komen langs de weg van de drama’s als in Zuid-Celebes zijn opgevoerd. Dan wordt het een kwestie van terreur tegenover terreur. Immers de kampong die dan een TRI groep [Indonesisch Nationale Leger] verraadt, kan er op rekenen door de Republikeinse strijdkrachten ook te worden uitgemoord en platgetrapt. Zo zijn nu eenmaal de zeden onder deze omstandigheden. Dat is op Zuid-Celebes overduidelijk gebleken. De kapitein Westerling heeft daar eigenlijk niet veel anders gedaan dan de methoden van zijn tegenstanders overgenomen.

Westerling had blanco volmacht om na bevind van zaken op te treden met zijn Depot Speciale Troepen (DST). Hij is nooit voor de Krijgsraad of ander rechtscollege gebracht. Na zijn terugkomst uit Indonesië kreeg hij van de Nederlandse regering een beurs om muziek te studeren. Geen van de vele politici – katholieken, protestanten, sociaaldemocraten, liberalen en stalinisten – heeft het ooit kunnen opbrengen excuses aan te bieden aan de nabestaanden van de mensen die ze hebben laten vermoorden in Indonesië.

Ook hun politieke nazaten weigeren tot op dit moment om die daad van menselijkheid te verrichten. Zij hebben geen boodschap aan de ellende, waarin hun voorgangers zoveel mensen hebben gestort. Geen excuus, geen smartengeld. In een enkel geval een fooi. Een VOC mentaliteit die nog altijd in bepaalde kringen (denk aan minister-president Balkenende) wordt verheerlijkt. Het zou een juiste en menselijke daad zijn om de rechtsopvolgers, de partijen die Indonesisch bloed aan hun handen en geweten hebben alsnog ter verantwoording te roepen voor een onafhankelijk internationaal tribunaal. Wie heeft de politieke moed om het initiatief te nemen voor de bijeenkomst van zo’n tribunaal? Het is niet te laat.

de verantwoordelijken4Vier foto’s vrouwelijke soldaten in Indië

(*) W. Schermerhorn, Dagboek deel 2, Groningen 1970, p. 785.

<