Ga naar de inhoud

De Woede van Ludd

 In de Engelse sociale geschiedenis waart de naam van Ned Ludd rond. Die zou het voortouw hebben genomen in 1779 met een voorhamer weefmachines te vernietigen. Het is naar alle waarschijnlijkheid een mythische figuur, die in beschrijvingen ook ‘generaal Ludd’ heet. Een ding is zeker, de naam luddiet en luddieten is ervan afgeleid en het luddisme verwijst naar de beweging die begin 19de eeuw in Engeland het verzet leidde tegen industriële en technologische ontwikkelingen. Veelal leest men dat het om naïeve ‘casseurs’ gaat die naar vroegere tijden terugverlangden. Deze lezing wordt opgevoerd om de aandacht af te leiden waar het hen werkelijk omging: strijd tegen het kapitalisme en tegen de kapitalistische visie op arbeid. Kortom, al heel vroeg ging het om verwerping van de marktlogica en tegen rentabiliteit als maat voor alle handelen.

8 min leestijd

(Bron: Libertaire Orde)

Julius Van Daal, een Franse essayist en vertaler, heeft het verhaal van de luddieten nog eens bestudeerd. Dat heeft het boek opgeleverd, getiteld De woede van Ludd. Voor de site Bibliothèque Fahrenheit 451 heeft Ernest London dit boek besproken, welke bespreking ik vertaalde en hieronder opnam. [ThH]

De Luddieten-beweging

Julius Van Daal heeft bovenal willen herstellen wat door de officiële geschiedenis vervalst is. Dat is de geschiedenis van de beweging van luddieten (1811-1817), die Engeland op de rand van opstand bracht met haar fysieke verzet tegen de invoering van machines in de textielindustrie. Hij is terug gekeerd naar de feiten, waarbij hij een revolutie tekent tegen de industriële revolutie, het ontluikende kapitalisme en tegen de loonarbeid.

Van Daal daarover: ‘De industriële revolutie is het moment waarop de mensheid uit zichzelf treedt, eerst onwennig en schuchter, dan met steeds toenemende ijver en zekerheid, doof voor elk ander argument dan het economische, meegesleurd in de eindeloze waardenspiraal, waarvan de niet aflatende en vruchtbare beweging alle materiële problemen lijkt op te lossen… Maar niet zonder om voor elk opgelost probleem honderd nieuwe te creëren. Die dan weer steeds moeilijker zijn en steeds rampzaliger uitpakken’. ‘De arbeiders die luddieten worden genoemd waren de eersten binnen het systeem die deze rampzalige transformatie doormiddel van actie afwezen. Zij weigerden zich te laten opjagen door de ‘zin van de geschiedenis’ en lieten zich niet door de kapitalisten misleiden door de voorgehouden ‘wieken van de vooruitgang’.

De auteur van het boek herinnert aan de sociale transformaties die Engeland heeft ondergaan sinds de ‘vroege secularisatie van het denken onder het protestantse masker’ en de machtsovername door de bourgeoisie tijdens de eerste revolutie van 1642-1649. Die leidde tot de concentratie van akkerland en de omvorming daarvan in winstgevend weiland, wat weer een overschot aan arbeidskrachten creëerde. Dat overschot heette ‘een onuitputtelijke voorraad van uitgehongerde mensen die geschikt waren voor dienstbaarheid’. Die dienstbaarheid bestond erin de wol samen met katoen, de voornaamste grondstof voor de industriële revolutie, te verwerken.

De strijd tegen ontmenselijking

In het midden van de 18e eeuw gingen de industrialisatie en verstedelijking van het land vervolgens gepaard met een sociale transformatie: ‘de maatschappelijke hiërarchieën werden steeds dwingender en meer en meer ontmenselijkt; het leven werd uitgehold door loonarbeid en door de honger naar financiële winst’. De gemeenschapsbanden in de dorpen en de ambachtswijken blijven echter bestaan. In 1795 maakte het Speenhamland-systeem, genoemd naar een bijeenkomst in Speenhamland die een soort armenwet opleverde, het mogelijk de sociale vrede te bewaren. Tegelijkertijd stelde het de werkgevers in staat de lonen te verlagen zonder de arbeidskrachten al te zeer uit te hongeren. Het minimuminkomen werd namelijk vastgesteld door het systeem van hulpverlening te indexeren aan de prijs van het brood (Speenhamland-schaal). Er was dus een soort ‘verzorgingsstaat’ bedacht voordat de term bestond.

Vanaf 1809 verstoorde de blokkade tussen de oorlogvoerende partijen in de Napoleontische oorlogen in sterke mate de maritieme handel en de textielindustrie, waardoor de fabrikanten geschoold personeel ontsloegen en eenvoudige machines aanschaften met een vertienvoudiging van de productie tot gevolg.

Vervolgens geeft Julius Van Daal een overzicht van de ideologen van deze industriële revolutie, wat in zijn ogen waren: ‘voorstanders van een energieke modernisering van de overheersing onder het vaandel van de meest verstarde rationaliteit’. Hij noemt Jeremy Bentham, ‘grondlegger van het burgerlijk utilitarisme’, Thomas Malthus, ‘vijand van alle hulp aan de armen’. ‘Meer nog dan de verarming en de onzekerheid die het gevolg zijn van de industrialisatie, is het de metamorfose van het ambacht in gemechaniseerde loonarbeid – gerationaliseerd en gemilitariseerd, monotoon en continu – die de ontmenselijking teweegbrengt die kenmerkend is voor de heroïsche tijden van het industriële kapitalisme’.

‘In de loop van enkele decennia van versnelde verandering zouden loonarbeid en machines zich opdringen in de meeste sectoren van activiteit, met inbegrip van de landbouw. Het zou de formidabele groei mogelijk maken van de Britse industriële productie, gestimuleerd door beurstransacties en spoedig nog versterkt door het staal-kolen-spoor trio – aldus de komst verzekerend van een handelsimperium dat lange tijd zonder rivaal bleef’.

De strijd tegen de teloorgang van kennis en vakmanschap

De wevers werden werkloos, hun vaardigheden en know-how werden gedevalueerd door de invoering van nieuwe machines èn zij werden vervangen door hun vrouwen en kinderen die veertien tot zestien uur per dag zwoegden voor een miserabel loon. In naam van de verlossing door arbeid wordt de poel van werklozen geïnterneerd in werkhuizen, preventieve gevangenissen. In feite kwamen zij te verkeren onder het ‘uitschot van het nieuwe productiesysteem’. Het was deze ‘gemilitariseerde organisatie van de arbeid’ en het loonstelsel die de Luddieten vooral aanvochten, waarbij zij tegelijkertijd hun vroegere manier van leven verdedigden en hun kennis en vakmanschap. En het gaat niet zomaar om een enkel weefgetouw…

In 1811 was Nottingham, samen met Birmingham, de belangrijkste industriestad van de Midlands. De kousenindustrie in Nottinghamshire telde aan het eind van de jaren 1790 meer dan 9.000 handweefgetouwen, en de aangrenzende graafschappen Leicestershire en Derbyshire hadden er 11.000. Maar in 1811 werkte een vijfde van deze machines niet meer en werd de rest veel te weinig gebruikt, waarbij ook de lonen nog eens bleven dalen. De invoering van een nieuw breed weefgetouw, maakte het mogelijk de productie te verzesvoudigen, maar met een veel geringere kwaliteit van het afgeleverde product.

De opmaat tot de Luddieten-opstand vond plaats op 11 maart 1811 in het dorp Arnold: drieënzeventig machines werden met mokerslagen vernield, gevolgd door meer dan tweehonderd in de weken die volgden in naburige dorpen. In de zomer werden raadplegingen georganiseerd, waarna vanaf november nieuwe golven van nachtelijke vernielingen ontstonden, die werden opgeëist door brieven die naar plaatselijke kranten werden gestuurd en op openbare aankondigingsborden werden geplaatst.

Sociale oorlogsverklaring

Het is een ware ‘sociale oorlogsverklaring’. Julius Van Daal beschrijft: ‘Het gaat er niet zozeer meer om van de rijken te stelen om aan de armen te geven, maar veeleer om de orde der dingen om te keren, door zowel de rijken als de armoede te onderdrukken door een terugkeer, hoe tumultueus ook, naar broederlijke gemeenschapsbanden’.  Ondanks de repressie en de straffen – zeven tot veertien jaar deportatie naar de Tasmaanse gevangenis in Australië wegens machinebreuk en de doodstraf voor het schrijven van dreigbrieven – breidde de onrust zich uit. Het gewicht van de afgelegde gelofte beschermde de Luddieten-groepen tegen verraad.

‘generaal Ludd’

De auteur somt een aantal sleutelgebeurtenissen op in dit revolutionaire epos, waaronder de opmerkelijke aanvallen van ‘het leger van generaal Ludd’, met de vermenigvuldiging van de slagvelden, de guerrillaoorlog, het ‘sociale banditisme’ en het oproerige klimaat, met name rond Manchester. Hierop volgt de uitbreiding van de repressie met de inzet van meer dan dertigduizend soldaten in mei 1812 bijvoorbeeld (te vergelijken met de vijfenveertigduizend man van het expeditiekorps, dat werd gestuurd om het leger van Napoleon van het Iberisch schiereiland te verdrijven).

Deze ‘vroege poging tot afschaffing van het industrieel kapitalisme’ – want zo is het luddisme te verbreden – heeft echter geen succes gehad, bij gebrek aan een meer offensieve strategie, echte coördinatie en een gunstiger gezindheid van de armen buiten de industriële graafschappen.

League onder meer opgezet ter bestrijding van het sweatshop-systeem.

Julius Van Daal tracht in een levendige taal het beeld van wereldvreemde, technofobe en ‘achterlijke obscurantisten’ waarin men de officiële geschiedenis van de Luddieten heeft opgesloten, te doorbreken. Hij stelt voor hun voorbeeld te volgen en te strijden tegen ‘het onophoudelijke streven naar winstgevendheid’ – waarmee we ook nu nog worden geconfronteerd. Het heeft ‘de mens tegen de natuur en de natuur tegen de mens opgezet’.

Deze veelomvattende studie van de massale afwijzing door de luddieten van de ‘grote transformatie’ – die andermaal in ons tijdperk vanuit het neoliberalisme is uitgevoerd – zal inspireren en aanmoedigen tot ‘de ontmanteling van structuren die het leven schaden, tot de hartstochtelijke kritiek op normen die verdinglijken en tot de opbouw van autonome en solidaire gemeenschappen’. Het zijn de drie elementen die bij hedendaags links volstrekt verloren gegaan zijn.

——————–

Ernest London (integraal te vinden op de site van Bibliothèque Fahrenheit 451, Online; vertaald door Thom Holterman).

Daal, Julius van, La colère de Ludd, La lutte des classes en Angleterre à l’aube de la révolution industrielle, Éditions L’Insomniaque, Montreuil, 2021, 290 blz., prijs 18 euro.