Ga naar de inhoud

Een avond met Gabriel Kuhn over Anarchisme en Revolutie

De anarchistische publicist Gabriel Kuhn gaf op 23 januari een inleiding over de anarchistische bewegingen en hun ideeën over revolutie in de Amsterdamse boekwinkel Het Fort van Sjakoo. Daarna werd er door de met dertig mensen goed gevulde winkel – in het Engels- fervent over gediscussieerd.

10 min leestijd

(foto auteur: pmpress.org)

Gabriel Kuhn is een relatief jonge publicist die een bewonderenswaardige lijst aan boeken op zijn naam heeft staan, over uiteenlopende onderwerpen als hardcore punk en straight edge, piraterij, voetbal en een overzicht van anarchistische bewegingen wereldwijd. Zijn laatste boek is het verhaal over een groep activisten in Denemarken die banken beroofd heeft om de buit aan revolutionaire bewegingen in de Derde Wereld te geven. Kuhn is Oostenrijker van geboorte, maar heeft de halve wereld overgezworven en woont nu in Stockholm (zie cv op website uitgeverij)

(Eerlijk gezegd was ik naar de avond gegaan zonder al te hoge verwachtingen. Vanwege het thema en het oeuvre van de inleider, dat ik verder niet gelezen had, had ik verwacht dat er zo’n emotioneel pleidooi voor activisme gegeven zou worden, zonder al teveel onderbouwing. Zoals we wel vaker meemaken als rondreizende boekjesmakers uit het arsenaal van Amerikaanse onstuimige uitgeverijen langskomen. Maar ik werd prettig verrast met een ijzersterk, helder en goed opgezet verhaal. De discussie die er op volgde was misschien minder interessant en ging weer eens alle kanten op, maar voltrok zich in een prettige sfeer.)

Gabriel Kuhn begon zijn verhaal met te vertellen waarom hij het thema (het concept revolutie) belangrijk vond, hoewel hij er zelf mee worstelde en geen duidelijke conclusie zou hebben. Ook waarschuwde hij dat hij een korte inleiding wilde houden en daarom wel gedwongen zou zijn om de boel veel te schematisch te beschrijven.

Hij begint met te schetsen hoe de laatste vijftien jaar anarchistische bewegingen en ideeën een flinke groei hebben gemaakt. Overal op de wereld, en vooral bij de plotselingen opstanden die we op veel plekken kunnen zien, duiken anarchisten en hun symbolen op de voorgrond op. Maar welke ideeën en concepten die anarchisten precies hebben, is minder duidelijk dan bij vorige momenten in de geschiedenis dat dat zo was. De historische anarchisten hebben altijd een duidelijk idee gehad over het perspectief van een maatschappelijke revolutie (door Kuhn gedefinieerd als “een radicale herverdeling van rijkdom en macht in de maatschappij”). Ter illustratie verwijst hij naar een boek over de Duitse anarchist Gustav Landauer en de korte vestiging van de radenrepubliek in Beieren in 1919. Als anarchisten tegenwoordig gevraagd wordt naar hun motivatie, komen ze niet met concrete verhalen over een revolutie, maar hebben ze het eerder over “ethiek” of een “gevoel” en spelen boeken en manifesten waarin uitgelegd wordt wat het perspectief is geen enkele rol.

Overigens relativeert Kuhn later in zijn verhaal het belang van alle wilde ideeën over revolutie die onder anarchisten gecultiveerd werden. Want eigenlijk is het ze nooit gelukt om die revolutie ook uit te voeren. Met uitzondering van de eerdergenoemde Munchener radenrepubliek en Spanje in de jaren 1930 misschien, al kan die revolutie volgens Kuhn nauwelijks aan de anarchistische criteria voldoen. Dat alles in tegenstelling tot communisten. die menig revolutie hebben zien slagen, maar waarover het eindoordeel natuurlijk veelal negatief uitvalt. Gebrek aan ’totaal succes’ heeft veel anarchisten overigens nooit weerhouden om zich in te blijven zetten, ook voor deelstrijden die veel reformistischer waren.

Gabriel Kuhn somt een reeks aspecten die anarchistische bewegingen inbrengen en die onomwonden positief zijn. Hij noemt er vier:
. Ten eerste zijn ze duidelijk een historische drijvende kracht. Er worden en werden belangrijke zaken op de agenda gezet, bijvoorbeeld (uit het verleden) het recht op een achturige werkdag, abortus, en veel andere thema’s.
. Het is ook een radicale stem in debatten, bijvoorbeeld no borders, het probleem van representatie, het problematiseren van gevangenissen en strafrecht…
. Daarnaast wordt er een subcultuur opgebouwd en een structuur geboden, die voor activisten belangrijk is en zaken biedt als een identiteit, een gemeenschap, veiligheid
. En ten slotte wordt er een activistische cultuur gevormd, rond thema’s als migratie, precaire arbeid, queer, et cetera.
Hoewel dat allemaal belangrijke zaken zijn, merkt Kuhn op, hebben ze vaak weinig te maken met revolutionaire politiek. In de meeste gevallen zijn ze eerder gericht op het creëren van eilandjes waarop het leven onder kapitalistische verhoudingen wat beter uitgehouden kan worden. Er is weinig meer te bespeuren van een revolutionair perspectief gericht op massa-organisatie om de boel structureel te veranderen

Dan schetst Kuhn drie stromingen, of posities, die een structureel antwoord proberen te formuleren op dat hiaat. Grofweg kun je drie posities onderscheiden (en weer waarschuwt hij dat het hier noodgedwongen te schematisch voorgesteld wordt, maar dat ook for the sake of de discussie):
*) De Platformisten, oftewel degenen die het in 1926 in Parijs opgestelde concept-program Organisational Platform of the General Union of Anarchists aanhangen van Nestor Makhno en de zijnen (nadat ze de strijd in Rusland/Oekraine tegen de bolsjewisten  hadden verloren) (zie meer hier). Er is vaak kritiek op het program en groepen die die aanhangen omdat ze te hiërarchisch zouden zijn en te star aan bepaalde principes vasthouden. Maar volgens Kuhn maakt het platformisme een flinke opleving door, omdat veel anarchisten het informele en ongestructureerde van veel anarchistische kringen zat zijn. Het program is ook nogal ouderwets volgens Kuhn, omdat het hoofdzakelijk refereert naar de oude anarchistische massa- en arbeidersbeweging, die tegenwoordig echt niet meer bestaat. Zie ook de uitvoerige studie Black Flame (in het Engels in 2 delen bij AK Press verschenen, nu ook in het Duits vertaald en uitgegeven bij Nautilus als Schwarze Flamme)
*) De insurrectionalisten. Deze stroming is ongeveer het tegenovergestelde, en wordt door Kuhn vriendelijk omschreven als een beweging die ‘spontane daden’ vooropstelt, waarvoor volgens de aanhangers geen uitgebreide plannen nodig zijn (en al helemaal geen doorwrochte boeken en dat soort zaken), de verklaring zijn vaak eerder poëtisch en revolutionair geweld wordt geromantiseerd. Kuhn houdt het kort over deze stroming omdat die “zo ver afstaat van mijn opvattingen over anarchistische politiek, dat ik ze niet echt serieus kan nemen”.
*) De laatste stroming is de ‘evolutionary response’: mensen en groepen die vinden dat het hele idee van een revolutie misplaatst is, omdat het gaat om een langzaam proces waarin steeds meer plaats gemaakt en ruimte gewonnen wordt voor een anarchistische samenleving (denk aan communes, terug naar de natuur, alternatieve scholen et cetera). Deze opvattingen kunnen zich ook beroepen op  ‘oude denkers’ zoals de eerdergenoemde Gustav Landauer, die benadrukte dat de zo verfoeide staat ook een sociale relatie is…
Ook die laatste stroming kent in de ogen van Kuhn de nodige zwaktes en problemen. Wat is bijvoorbeeld het verschil met allerlei reformistische stromingen? En hoe verdedig je je vrijplaatsen tegen repressie, zo gauw ze daadwerkelijk wat voor gaan stellen. Kortom: hoe geloofwaardig is het dat dit ooit tot een structureel maatschappelijk alternatief kan leiden?

Daarom, besluit Kuhn, is het toch belangrijk om het begrip revolutie te koesteren en opnieuw te trachten te formuleren. Hij somt nog even een paar redenen op waarom dat begrip belangrijk is:
.) Ten eerste was het altijd een centraal onderdeel van de anarchistische identiteit. Sinds die beweging in de jaren 1870 ontstond, hebben de leden gepoogd om “ideeën te formuleren over hoe de bestaande orde verslagen zou kunnen worden en vervangen door een samenleving gebaseerd op anarchistische principes”.
.) Radicale geluiden zijn nog steeds belangrijk, en het loont de moeite om uit te drukken wat je visie is en hoe die dan verschilt van een reformistische, die alleen wat scherpe randjes weg wil vijlen.
.) Mocht het ‘evolutionaire’ antwoord al kloppen, dan is nog de vraag welke strategie dat dan oplevert.
.) Zonder revolutionair aspect houd je de bewegingen met de inhoud die beschreven werd aan het begin van de lezing, met dus belangrijke en noodzakelijke elementen, maar die ook te vinden zijn bij allerlei andere sociale bewegingen (bijvoorbeeld katholieke jongeren, hippies et cetera). Daar zou anders alleen een sociaal-cultureel verschil mee zijn. Maar zichzelf respecterende anarchisten willen hopelijk een duidelijker verhaal te hebben over wat ze willen en waarom ze er zijn…

Discussie

Vervolgens wordt ‘het publiek’ aan het woord gelaten, keurig geleid door de spreker op basis van vingertjes opsteken. Het debat is bij flarden interessant, maar lijdt niet echt tot grootse conclusies of observaties. Sommige aanwezigen zien het probleem niet zo en vinden dat er “toch goed samengewerkt” wordt door verschillende strominkjes en dat die de algemene opvatting delen dat “monolithische ideeën” zoals bij communisten of religies niet acceptabel zijn. Ook wordt gewezen op de grote kracht van directe actie en dat anarchisten niet bang zijn om de handen uit de mouwen te steken. Even wordt de stemming introspectief als iemand erop wijst dat de beweging (inclusief het debat van deze avond) nogal wit is en dat er allerlei vormen van seksisme voorkomen, en dat het misschien belangrijker is dat eerst op te lossen. Verschillende mensen, en later ook de inleider, benadrukken dat dat belangrijk is, maar vinden wel dat het een “parallel proces” moet zijn; tegelijkertijd moet er ook gewerkt blijven worden aan (andere) strategische ontwikkelingen. Anderen vinden weer dat ze niet vertegenwoordigd worden door niemand, en dat de daden van een ander dus ook niet verantwoord hoeven te worden. De inleider is het eens met de door uw scribent geopperde stelling dat vroegere discussies vaak veel helderder waren omdat ze gebaseerd waren op doorwrochte studies die iedereen gelezen had en waar men dan op reageerde, terwijl tegenwoordig alles veel diffuser en (door internet en sociale media) hopeloos gefragmenteerd is.

Freedom-Soccer-Vs-the-stateEen paar mensen in het publiek zijn duidelijk gecharmeerd van het insurrectionalisme, die vinden dat er vooral weer een “opstandigheid” moet terugkomen, want daar ontbreekt het nogal aan in Nederland. Hoewel sommigen dan ook weer stellen dat dat “ook een organisatorische kwestie is, zelfs bij syndicalisten”. Sommigen gaan zo ver om het insurrectionalistische stokpaardje op te voeren dat “eerst het hele systeem omver moet en we dan wel zien wat er voor in de plaats komt”. Maar als je daar geen ideeën over hebt, hebben fascisten die wel, wordt er gerepliceerd, dan zullen die dankbaar het vacuüm vullen. “Of we dan niet vinden dat niets van het huidige systeem/de samenleving het behouden waard is” wil nog iemand weten. Want als dat zo is, mag je je volgens haar ook geen revolutionair noemen. Gelukkig bloedt deze hopeloze discussie al snel weer dood als er weinig aanhang voor blijkt te bestaan (en tegengeworpen wordt dat het een illusie is om te denken dat je zelf buiten de maatschappij staat, je bent er immers onderdeel van) en gaat de discussie weer naar andere onderwerpen. Over het aan revolutie gerelateerde en verdwenen concept ‘gewapende strijd’, over vakbonden en of  die een rol kunnen spelen in het revolutionaire proces (Kuhn vindt van wel, sommigen vinden ze hiërarchisch en onacceptabel, “maar dan moet je op zijn minst aangeven wat je dan wel wilt, zeker in deze tijden van crisis”). En over de observatie dat de deelnemers aan opstanden tegenwoordig na een paar dagen blijken te lijden aan “insurrectionary fatigue” (opstandsmoeheid), wat een reden te meer is om na te denken over je inhoud.

In wat afsluitende woorden, onderbroken door nieuwe inbreng vanuit het publiek, merkt Kuhn op dat het opmerkelijk is dat er bij de huidige economische crisis en bezuinigingen en afbraak van rechten, ondanks de grote en vaak militante opstandige roerselen, zo veel cruciale vragen niet beantwoord worden. Dat verklaart ten dele waarom mensen zich niet massaal bij links-radicale bewegingen aansluiten. Ze weten immers niet wat er daar op het programma staat. “Mensen weten dat er niet alleen veel te winnen is, maar ook veel te verliezen”. Natuurlijk gaat het niet alleen om het ontwikkelen op theoretisch gebied, praktijk is evenzeer nodig. Maar die alleen is kennelijk niet genoeg..