Ga naar de inhoud

Emma Goldman ­– ‘Als Ik Niet Kan Dansen, Wil Ik Geen Deel Uitmaken Van Jouw Revolutie’

Meer dan eens komt men de verwijzing tegen naar de uitspraak ‘Als ik niet mag dansen, wil ik geen deel uitmaken van jouw revolutie’. Die uitspraak wordt dan toegeschreven aan de Russisch-Amerikaanse anarchiste en feministe Emma Goldman (1869-1940). De leus is wel beroemd, maar zij heeft hem nooit geformuleerd. Zij heeft wel een visie geventileerd, die men in de vorm van de beroemde leus kan samenvatten. Dat is dan ook wat er is gebeurd.

5 min leestijd

(Door Thom Holterman, overgenomen van Libertaire Orde)

Het verhaal wordt verteld door Alix Kates Shulman (1932), een Amerikaanse activistische feministe, die geschiedenis en filosofie studeerde. Zij schreef een bijdrage onder de titel ‘Dances with Feminists’ in Women’s Review of Books (3/1991). Ik maak daarvan gebruik om de herkomst van de leus te duiden. [ThH]

Wat zei Emma Goldman wel?

Alix Kates Shulman wijst voor een antwoord op de vraag over de herkomst van de leus op het volgende. Het sentiment dat de leus uitdrukt is zeker aan Emma Goldman toe te schrijven. Het is een gevoel dat ze vaak uitsprak en waar ze naar handelde. Maar de leus schreef ze niet, hoe vaak men die in verschillende versies ook tegenkomt op buttons, posters, banners, T-shirts, bumperstickers, en in boeken en artikelen. Het sentiment vindt evenwel uitdrukking in haar autobiografie Living My Life uit 1931. [Dat boek is in het Nederlands vertaald onder de titel Mijn leven (eerst in twee delen, 1978-1979 en in 1985, Wereldvenster, Weesp; ik gebruik de versie 1985; thh.]. Shulman verwijst naar een pagina in de Engelstalige tekst die in de Nederlandse vertaling correspondeert met p. 59-60. Emma Goldman schrijft daar onder meer:

“Ik kwam weer tot leven. Bij de dansfeesten was ik onvermoeibaar en zeer opgewekt. Op een avond nam een neef van Sasha [Alexander Berkman; thh.], een jonge jongen nog, me apart. Met een ernstig gezicht, alsof hij me de dood van een dierbare kameraad kwam meedelen, fluisterde hij me toe dat het niet passend was als een van de agitatoren zelf meedanste. In elk geval niet zo enthousiast. Het was onwaardig voor iemand die op weg was een van de leidende krachten van de anarchistische beweging  te worden. Mijn frivoliteit zou de Zaak schade berokkenen.

Ik was woedend [..]. Ik zei dat hij zich met zijn eigen zaken moest bemoeien, ik had er genoeg van voortdurend de Zaak naar mijn hoofd gegooid te krijgen. Ik kon niet geloven dat een Zaak die een goed ideaal verdedigde, het anarchisme, zou eisen dat men het leven en de vreugde moest afzweren. Ik zei dat onze Zaak niet van me mocht verwachten dat ik een soort non zou worden, dat de beweging geen klooster mocht zijn. Als dat wel het geval was, zou ik vertrekken.”

Vervolgens merkt Shulman in haar artikel op, dat zij onbedoeld en indirect, enige verantwoordelijkheid draagt voor de extrapolatie van authentieke tekst van Goldman naar bekende leus. Ze heeft dus iets recht te zetten, schrijft ze. Wat er is gebeurd. ‘Ergens in het begin van 1973 kreeg ik een telefoontje van ene Jack Frager, een oude anarchist die werkte in het anarchistische centrum op 339 Lafayette Street in Lower Manhattan – een gebouw waar tot op de dag van vandaag [1991; thh.] verschillende radicale groepen, waaronder anarchisten en de War Resisters League, hun kantoren hebben’.

voorkant.mijn leven

Zoals veel toegewijde radicalen uit het tijdperk vóór desktoppublishing, was Jack Frager een drukker. Die had het idee opgevat om geld in te zamelen voor de Zaak door een partij Emma Goldman T-shirts te printen, om die in Central Park aan de man te gaan brengen tijdens het enorme aanstaande festival ter ere van het einde van de oorlog in Vietnam. Nadat Jack een lezing van Kate Shulman voor anarchisten over Emma’s feminisme bijgewoond had, belde hij haar op om haar hulp te vragen. Hij zocht een mooie foto van haar, die zij verschafte aangevuld met wat tekstgedeelten zoals ‘verschillende prozapassages, vooral de dans-episode, die voor mij haar meest levendige feministische geest leek te belichamen’.

Uit dankbaarheid beloofde Jack me alle T-shirts die ik wilde, tegen kostprijs. Shulman: ‘Enkele dagen later, toen ik mijn shirts samen met mijn kostbare glossy oppakte, was ik verrast een beknopte samenvatting van Emma’s dansverhaal te vinden dat vrijmoedig op het shirt afgedrukt was – de eerste (en meest voorkomende) versie van de nu beroemde leus: ‘If I can’t dance I don’t want to be in your revolution’.’

Shulman oordeelt dan: ‘Ik zocht in Emma’s teksten naar de letterlijke vertolking; ze was nergens te vinden. Maar Jack was zo blij, het festival kwam er zo snel aan en Emma zag er zo levendig uit, gedrukt in rood en zwart op een verscheidenheid aan rijke achtergrondkleuren, dat ik niet het hart had om bezwaar te maken in naam van de wetenschap. Per slot van rekening verschenen de ‘apocriefen’ op slechts een paar grove T-shirts, die zeker niet dezelfde nauwkeurigheidsnormen konden vereisen als, laten we zeggen, samenvattingen uit boekrecensies. En het geuite sentiment, ja dat was inderdaad puur Emma.’ Tot zover Shulman.

In zekere zin is hier een verbinding te leggen tussen de (frivole) opvatting van Emma Goldman, waarin zich een relativering van de ogenschijnlijke eenduidigheid van ‘de’ revolutie opdringt en de opvatting van Rudolf Rocker, jaren later verwoord (1950): ‘het geloof in de almacht van de revolutie is in feite enkel zelfbedrog, dat reeds veel kwaad veroorzaakt heeft’ (zie: Rudolf Rocker – Over het geloof in de almacht van de revolutie, Online).

Thom Holterman (met dank aan Alix Kates Shulman, ‘Dances with Feminists’, Online.)