Ga naar de inhoud

Eva Rovers: Practivisme. Een handboek voor heimelijke rebellen

Al eerder was er een recensie van Eva Rovers op Globalinfo te lezen. Namelijk van haar filosofische pamflet Ik kom in opstand, dus wij zijn. Practivisme, een handboek voor heimelijke rebellen is een moedig vervolg en een oproep om de daad bij het woord te voegen.

7 min leestijd

Het boekje leest als een persoonlijke zoektocht naar antwoorden op idealistische vragen als: ‘Ik wil wel wat doen, maar hoe dan? En heeft het wel zin?’ Na wat voorbeelden van hoe onze kapitalistische samenleving is georganiseerd verschuift de focus al vrij snel op de vraag, ‘hoe doe je dat, in opstand komen?’ Met als kanttekening dat we het hebben over ‘een handboek dat niet bedoeld is voor doorgewinterde actievoerders, maar juist voor degenen die zichzelf niet als activist beschouwen’.

Practivisme doet een poging om opstand, rebellie en stiekem toch ook activisme weer als een uitingsvorm om te toveren waar iemand trots op mag zijn. En het is uiteraard te hopen dat dit gaat slagen. Op sociale media zag ik echter al redelijk wat cynische en ook negatieve opmerkingen over het boek. En het is natuurlijk makkelijk om kritiek te leveren op de titel en vooral de subtitel een handboek voor heimelijke rebellen. En helaas is het ook nog eens dat alles wat riekt naar activisme vandaag de dag al snel het onderspit moet delven. Daarom vind ik dit handboek, zoals ik al eerder aangaf, uiterst moedig en getuigen van karakter van de schrijfster. En gelukkig kent Nederland nog altijd genoeg kritische geesten die er de noodzaak van inzien dat we onze samenleving/levensstijl moeten veranderen. Maar of we in hun allemaal de heimelijke rebel weten te activeren, is natuurlijk een grote vraag. En ach. Als 1 procent zich aangesproken zou voelen en radicaal een omslag zou maken, zouden we dan al niet heel veel weten te veranderen?

‘Met de voorbeelden en tips in dit boek hoop ik de inspiratie, ideeën en praktische adviezen te geven die heimelijke rebellen ertoe aanzetten hun huiskameractivisme om te zetten in openlijke opstand’. En dat doet Rovers in 8 stappen.

Met als eerste stap: Durf te denken. ‘De reden waarom we vaak niet beseffen dat ons denken wordt bepaald door een ideologie, is dat deze volkomen vanzelfsprekend is geworden. Denkbeelden worden zo vaak herhaald dat ze waarheden lijken te zijn… Houd dus op te denken als consument die bang is wat mis te lopen en denk voortaan als mens die een wereld te winnen heeft.’

De tweede stap is: Word boos (en heb lol). Rovers schrijft terecht: ‘Grote sociale veranderingen vinden zelden plaats zonder dat mensen zich ergens heel boos over maken.’ Maar je kan zien dat ze naast schrijfster ook docent is, gezien haar waarschuwende woorden. ‘Opstand betekent tenslotte ook gevaar; je gaat een confrontatie aan en je weet nooit precies hoe het gaat aflopen. Je kunt je baan ermee in gevaar brengen, ruzie krijgen met vrienden die anders over het onderwerp denken, je kunt je reputatie schaden en je kunt er veel tijd mee kwijtraken.’ Doorgewinterde activist Peter Polder wordt geciteerd en onderstreept dat burn-out beroepsziekte nummer 1 is onder activisten. Hier mag je vast en zeker nog wel meer etiketten aan vastplakken. Bijvoorbeeld ‘verbitterdheid’ en ’tunnelvisie’. En daarom is Polders insteek: ’50 procent lol en 50 procent principes’ wellicht een heilzame combinatie.

Stap 3. Maak een plan. In dit hoofdstuk wordt met duidelijke voorbeelden aangegeven dat toeval eigenlijk niet bestaat. Tenminste niet als je van plan bent om een revolutie te ontketenen. Daar is toch echt meer voor nodig dan een twitter account, een AK74, een knappe kop of een mooi verhaal. Het is een samenkomst van omstandigheden die echt verandering kan brengen. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de vraag hoe we een opstand in stand kunnen houden. ‘Zonder strategie bepaalt jouw opstand niet de omstandigheden, maar gaan omstandigheden jouw opstand bepalen. Of, zoals Toffler het verwoordt: If you don’t have a strategy, you’re probably part of someone else’s.   

De volgende. Stap 4. Doe moeite. Een revolutie ontketen je niet achter een computer. Twitteren of een petitie aanmaken kan wel onderdeel uitmaken van een doel dat je wilt bereiken. En Rovers was blij verrast dat er zelfs een trainerscollectief in Nederland is die je kan helpen bij het uitwerken van een goed plan van jouw opstand of revolutie: De Stroomversnellers.

Stap 5. Doe het samen. Ga dus niet voor eigen parochie preken, maar ga de straat op om medestanders te zoeken. En zorg ervoor dat je in contact blijft met zoveel mogelijk groepen, zodat je probeert te voorkomen dat jouw opstand (Occupy-demonstranten op het beursplein) in het NRC omschreven wordt als: ‘Ik wil verandering, maar niet met jullie’. Rovers voegt daar later aan toe: ‘Zie die andere rebellen of protestgroepen dus niet als concurrent, maar als de andere commoners met wie je samen een groot goed beheert: een gezonde, eerlijke wereld.’

Stap 6. Val op. Er wordt wel eens gezegd dat er in het verleden meer actie gevoerd werd. Dat schijnt niet zo te zijn. Wel is de wijze van actievoeren veranderd. Op internet kan je bij wijze van spreken iedere dag uitkiezen aan welke revolutie je wilt deelnemen. Wil je je hier van distantiëren dan moet je dus wat extra in huis hebben. Bea Blokhuis uit Delfzijl heeft last van de aardbevingen bij haar in de omgeving en heeft haar woning bij Centrum Veilig Wonen aangemeld als onveilig. Dit ging niet zo maar en ze ondervond veel tegenstand van de NAM . Ze liet zich echter niet uit het veld slaan en ging gestaag door met nog meer actie en het opzoeken van de pers. ‘Het is maar een klein prikje, maar ik word daar vrolijk van en anderen zien weer even het ware gezicht van zo’n organisatie. Je moet de boel gewoon omdraaien, één prikje per keer, tot ze leeglopen.’

Stap 7. Ga voor geweldloos. ‘Het is een open deur, maar toch iets wat vaak vergeten wordt: mensen associëren zich graag met een positieve boodschap en keren zich juist af van een negatieve boodschap.’ Het is niet dat Rovers een tegenstander is van directe actie. Maar ze waarschuwt wel dat je met elkaar afspraken moet maken over het toepassen van geweld. Dit moet volgens haar geen doel worden van je actie met het kan wel een middel zijn om iets te bereiken. ‘Gedrag verander je niet door een individu of groep aan te vallen, volgens McLaren, maar door mensen zich ervan bewust te maken dat ze onderdeel zijn van een structuur en dat die structuur veranderd kan worden.’

Stap 8. Durf te doen. Dit is misschien wel de moeilijkste stap. Want als je de samenleving op gevoelige plekken gaat wijzen dan ontmoet je vaak meer tegenstanders dan medestanders. En ongetwijfeld zal je af en toe even een stap terug moeten doen. ‘Willen we de wereld veranderen, dan moeten we durven nadenken over hoe de wereld eruit zou kunnen zien en vervolgens de daad bij het woord voegen’.    

Tot slot citeer ik nog eenmaal de heimelijke rebel in Rovers zelf. ‘Mijn eerste daad was om mijn consumens de nek om te draaien. Voortaan vroeg ik mezelf bij iedere aankoop af: verrijkt dit mijn leven?’ Die vraag kan en wil ik als recensent niet voor iemand anders invullen. Wel kan ik opmerken dat Practivisme weer een speldenprik is om kritische medeburgers, die voor hun idealen willen strijden, van munitie te voorzien. En voor de doorgewinterde actievoerders – waar het boek eigenlijk niet voor bedoeld is – kan dit boekje als een welkom geschenk zijn voor vrienden en kennissen die wel naar hun verhaal willen luisteren maar ze nog niet volledig snappen.

Eva Rovers – Practivisme. Een handboek voor heimelijke rebellen.
2018 Promotheus Amsterdam
isbn 978 90 446 3653 6