Ga naar de inhoud

Over het recht van opstand bij onderdrukking

Deze tekst is  geschreven door de de vermaarde Duits/Nederlandse
anarchistische historicus (en mede-oprichter van het Instituut voor
Sociale geschiedenis IISG) Arthur Lehning. Lehning stierf op 100-jarige
leeftijd op 1 januari 2000.

8 min leestijd
Placeholder image

Het artikel verscheen in de jaren ’80 in
vermoedelijk de Volkskrant, maar ik was vergeten bron en datum op het
knipsel te schrijven en hoop dat een van de lezers dat weet en
instuurt? In ieder geval heeft hij ook een boek geschreven onder de titel
Prometheus en het Recht van Opstand, waarin een stuk staat met
vergelijkbare strekking. Het stuk leek me een goede bijdrage aan de
discussie die vorige zomer aangezwengeld werd door de voormalige
actievoerder en mislukte parlementariër Wijnand Duivendak en die de
stelling poneerde dat we voortaan het parlementaire systeem hebben te
eerbiedigen. Met enige vertraging dan toch: 

Update: Zoals in het comment onderaan het stuk ook te lezen is, is de bron als volgt: De titel van dit stuk komt uit de Max Havelaar, nummer 78 van het ‘Pak van Sjaalman’. Onder
deze titel publiceerde De Gids in 1984 drie themanummers. Arthur
Lehning’s stuk was een van de 147 artikelen in dit nieuwe Pak van
Sjaalman. De Gids, 147e jaarg. no. 8-10: Het pak van Sjaalman. November
1984. p. 703-705.

Over het recht van opstand bij onderdrukking 

Wie zou het recht van opstand willen ontkennen? Het is zo oud als de geschiedenis van de mensheid, van de mythologische Prometheus der Grieken, via de apologeten van de tirannenmoord der middeleeuwen tot het beroemdste traktaat over dit onderwerp Killing no murder, verschenen tijdens de Engelse revolutie. Het is een verhandeling over het recht om de "tiran" Cromwell te doden, in 1657 in Leiden gedrukt, aanvankelijk in het Engels en een jaar later ook in het Frans onder de titel Tracté politique (…) ou il est prouvé par l’exemple de Moyse, et par d’autres, tirés hors de l’escriture, que Tuer un Tyran (…) n’est pas un meurtre. Wie zou Graf Klaus von Stauffenberg. indien zijn aanslag op de tiran was geslaagd, een moordenaar noemen? Het recht van opstand behoeft derhalve geen nader betoog.

Problematischer is de vraag waarom mensen niet tegen de tiran in opstand komen. Ook hierop is het antwoord in de loop der tijden gegeven. Montaignes jonge vriend Etienne de la Boétie schreef zijn klassiek geworden vertoog over De vrijwillige slavernij – voor het eerst, postuum, omstreeks 1575 gepubliceerd en in revolutionaire tijden altijd weer herdrukt – waarin hij de oorzaken van deze passiviteit en de remedie ertegen uiteenzet. Thoreau, Emerson. Tolstoi en Gandhi zijn erdoor geïnspireerd. De methoden van Gandhi’s strijd tegen de koloniale overheerser – de "geweldloze strijdmiddelen", gebaseerd op het beginsel der "non-retaliation", als boycot, staking, belasting- en dienstweigering, dat wil zeggen zich massaal onttrekken aan het geweld van de staat – zijn zeer efficiënt gebleken en hebben wereldhistorie gemaakt. Het is niet nodig, zo kan men de Discours de la servitude volontaire samenvatten, om de dictator, de tiran, de overheerser met geweld ten val te brengen. "Weest besloten om niet meer te dienen en ge zijt vrij".

In dezelfde geest schreef, vijftien jaar voor het uitbreken van de Franse revolutie Jean Paul Marat, dezelfde die tijdens de revolutie door Charlotte Corday in bad werd vermoord, in zijn oorspronkelijk in Londen verschenen Chaines de l’esclavage: "het volk, niet tevreden slachtoffer te zijn van schurken, smeedt zijn eigen ketenen en biedt zijn nek vrijwillig voor het juk." Ballagarigue, een Franse schrijver van het midden van de vorige eeuw, vatte het probleem kernachtig samen: "Er zijn geen tirannen, er zijn alleen maar slaven." Van hem is ook de leuze: "Il faut chasser le gouvernement et rappeler la liberté." Onze eigen Domela Nieuwenhuis zou dezelfde gedachte aldus verwoorden: "Minder schuld hebben de leiders, die tot tirannen gekweekt zijn door de slaafse massa, dan de massa zelf, die eerst tirannen in leven roept om zich daarna erover te beklagen. Vergeten wij nooit, dat het niet de despoten zijn die een volk slaafs maken, maar dat het ontbreken van het vrijheidsgevoel de oorzaak is van het opkomen van tirannen." Of, zoals Gandhi eens heeft gezegd: "Indien de mensen slechts één wilden uitspreken, dat in iedere taal maar uit een paar letters bestaat, was het met alle onrecht en onderdrukking, waarover zij klagen voorbij. Dit ene woord luidt neen."

Maar er is nog een ander aspect aan het fenomeen tirannie en het maakt opstand tegen onderdrukking gecompliceerder. Keizers, koningen en tirannen, schreef La Boétie, zijn dikwijls onschuldige soms zelfs hulpeloze figuren. Hun tirannieke macht ontlenen zij aan diegenen die onder hen geplaatst zijn. De tiran kiest ondergeschikten uit die op hun beurt weer nieuwe ondergeschikten rekruteren, die hun macht ontlenen aan het feit dat zij die namens de tiran uitoefenen. Zo ontstaat een heel stelsel dat de tiran in staat stelt te heersen. Fourier voorzag aan het begin van de vorige eeuw, de tijd van de industriële revolutie, een ontwikkeling waarbij de ene helft van de maatschappij de andere zou regeren. In onze dagen en onze streken is voor wat betreft het justitiële, militaire, bureaucratische en zelfs het wetenschappelijke apparaat deze profetie inmiddels werkelijkheid geworden. Elders spreekt men van de "nomenclatura".

Uit volle borst en met diepe overtuiging zingen wij de strofe uit ons volkslied: "de tirannie verdrijven die mij mijn hert doorwondt." De opstand van de Nederlanden tegen de Spaanse overheersing was een opstand voor de onafhankelijkheid. Ook de Javanen zouden op een goede dag, bewust geworden in de woorden van Shelley "Ye are many, they are few", dat recht opeisen. (Maar daartegen rees verzet in de "roofstaat van de zee" en in de twee koloniale oorlogen, mede onder leiding van een sociaal-democratische minister-president, werd, overigens tevergeefs, gepoogd hun dit recht te ontzeggen).

In het huidige tijdsgewricht zou een traktaat over opstand niet meer zozeer over het recht van opstand maar veeleer over de plicht tot opstand moeten handelen. Eens heeft Prometheus het vuur uit de hemel gehaald om het in dienst te stellen van de menselijke samenleving, van de cultuur en de vrijheid, en zelfs van het leven op aarde, indachtig de woorden van de Duitse dichter Erich Mühsam:

 Das Feuer flammt: Tat ist Pflicht!
Wenn ihr eure Ketten nicht zerreist,
Von selber brechen sie nicht!

Gezien het maximum aantal woorden dat hier is toegestaan, moet ik mij wel beperken tot "de omnibus aliquid".


– Opstand tegen de moderne tiran: de bureaucratie.
– Opstand tegen burgemeesters van grote steden die burgerlijke ongehoorzaamheid onverenigbaar vinden met de heilige koe van de parlementaire democratie, alsof er geen "onvervreemdbare mensenrechten" zijn, belangrijker dan een stembiljet.
– Opstand tegen de heilloze waanzin van het nationalisme deze "névrose nationale" (Nietzsche)
– Opstand tegen de geïnstitutionaliseerde religies, die nog steeds de even vreemde als ongeloofwaardige these verkondigen dat het gezag uit god is en dat de boven ons gestelde overheden derhalve regeren bij de "gratie Gods" of van "Allah".
– Opstand tegen de souteneurs van de dood, de particuliere en overheidswapenhandelaren die hun oorlogstuig kris kras over onze planeet verspreiden in het belang van de handelsbalans, vanwege politieke invloedssferen of enkel om de winst.
– Opstand tegen de holle frasen van staatslieden en politici gesecondeerd door politicologen dat een atoomarsenaal van een miljoenvoudig Hirosjima een waarborg is voor de vrede en dat tegen atoomwapens verdediging mogelijk zou zijn, tegen de naïeve demagogie dat iedere staat zich alleen maar bewapent voor zijn eigen verdediging.
– Opstand tegen de bedrieglijke suggestie dat besprekingen over "wapenbeheersing", "wapenvermindering" enz. de bewapeningswedloop zouden afremmen. Terwijl in feite de "scientific weaponers" koortsachtig steeds nieuwe en geperfectioneerdere wapens ontwerpen, die door het militair-industriële establishment aan de lopende band in produktie worden genomen.
– Opstand tegen pragmatische en "real"-politieke dagbladcommentatoren, die een ethische of morele benadering bij hun politieke analyse van atoombewapening en atoomoorlog niet ter zake vinden.
– Opstand tegen de arrogantie van de wetenschap die een wetenschapsreligie is geworden, met een onvoorwaardelijke en onfeilbare autoriteit die de wetenschappers een immuniteit tegen de gevolgen van hun onderzoek verleent.
-Opstand tegen het militarisme, "een symptoom van barbarij" (Nietzsche), tegen de militaire dienstplicht en de veroordeling van totale dienstweigeraars. (In de jaren twintig antwoordde een dienstweigeraar op de vraag van de voorzitter van de militaire rechtbank naar zijn motieven, in de geest van de raadsheer van het parlement van Bordeaux, zij het niet in diens terminologie maar in ondubbelzinnig Hollands: "Ik verdom het".)
-Opstand tegen politici en prelaten die geboortebeperking gewetensloos vinden maar niet in gewetensnood raken door de hongerdood van miljoenen in de overbevolkte gebieden. Die het ongeboren leven heilig vinden, maar als de staat van de burgers onvoorwaardelijke "Todes- und Tötungsbereitschaft" eist, met het resultaat van tientallen miljoenen doden, dan moet, ook volgens de prelaten, de heiligheid van het leven wijken voor het dogma van de "raison d’etat". (Karl Kraus heeft eens gezegd: "Der Staat der hungernde Mütter zwingt Kinder in die Welt zu setzen um sie ihnen als Erwachsene abzutreiben.")
– Opstand tegen het wondermiddel ter genezing van onze economie, aangeprezen door een topman van ons financiële establishement, de ex-president van de Nederlandse bank: produceren, steeds meer produceren "al zijn het maar muizenvallen". (En als er geen muizen zijn? Dan zal een reclamecampagne van muizenvallenproducenten ons er via de media wel van overtuigen dat ze in aantocht zijn.)

"En dit is nog niet alles."
(einde)