Ga naar de inhoud

Raoul Vaneigem over Maffiose Zakenlui en het Zelfbeheer Van Het Dagelijkse Leven

Bevrijding Van Maffiose Zakenlui En Hun Politieke Handlangers. Op Naar Zelfbeheer Van Het Dagelijkse Leven

11 min leestijd

(Door Thom Holterman, oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde)

De titel van het jongste boek van de Belgische maatschappijcriticus Raoul Vaneigem luidt Bijdrage aan het ontstaan van bevrijde gebieden, onttrokken aan de greep van staat en commercie, Gedachten over zelfbeheer van het dagelijkse leven. Het klinkt als een programma en drukt een dubbelslag uit: een emancipatoire negatie en een creatieve constructie. Enerzijds gaat het om uit de greep van staat en commercie te raken waarbij anderzijds tegelijk in door ons zelf gecreëerde zones wordt geoefend in zelfbeheer van het dagelijkse leven… Hieronder zal ik eerst iets over de opzet van het boek schrijven waarna ik enkele thema’s ter toelichting van zijn visie bespreek.

Opzet van het boek

Vaneigem werkt zijn ‘programma’ uit in acht hoofdstukken. Hij begint met een boedelbeschrijving van wat er allemaal mis is in deze wereld. Het is teveel om op te noemen. Voor wie dit alles tot zich laat doordringen wordt het begrijpelijk dat scholieren zich eveneens ernstige zorgen maken over hun toekomst. Het meest gaat het mis op het vlak van de economie, die beheerst wordt door maffiose zakenlui – het klimaat is hun zorg niet, winsten wel. Die economie draagt het kenmerk van speculatief financieel kapitalisme, dat mede een consumptieve kolonisatie van de bevolking beoogt. Zonder twijfel zijn de onderdrukkers geslaagd in hun opzet. Het proletariaat is hierin opgezogen. Dat komt in het tweede hoofdstuk met als titel ‘Geluk en ongeluk van het proletarisch bewustzijn’ aan de orde.

De hoofdstukken drie en vier maken deel uit van de boedelbeschrijving. Eerst wordt geconstateerd dat er allerlei oude en nieuwe elementen in de diversiteit van strijdwijzen voorkomen (hoofdstuk 3) om vervolgens te constateren dat de grondslag van de maatschappij verandert (hoofdstuk 4). Er vindt een mutatie van civilisatie plaats. Het vijfde hoofdstuk bepleit een ‘terug naar de basis’. Het gaat erom allerlei dualismen los te laten, zoals die van hand en hoofd (einde van het onderscheid geest/materie) en die van hebben en zijn (einde van het consumentisme). De terugkeer moet de paden openen te bewandelen voor het uitwerken van zelfbeheer van de dagelijkse leven en het ondergaan van een leerproces van een (andere) levensstijl (hoofdstuk 6).

Hier loopt de tekst over naar de relatie tussen zelfbeheer van het dagelijkse leven en het naar boven komen van elementen uit het verleden (hoofdstuk 7). Dan kan weer zichtbaar worden wat er groeit en bloeit op de velden die vrijgemaakt zijn van de tirannie van de staat en de commercie (hoofdstuk 8). Na deze samenvatting van het boek zal ik ter toelichting enkele deelonderwerpen uit het boek behandelen, waarbij ik zoveel mogelijk Vaneigem aan het woord laat.

Leven onder kapitalisme

Vaneigem beschrijft wat hem hoog zit gewoonlijk op een snijdende manier. Wat hem hoog zit wordt bepaald door zijn observaties, zoals de uitbuiting van de mens door de mens die de maatschappij ontmenselijkt. In die maatschappij wordt de voorrang gegeven aan het geld en aan de macht. Dat heeft dan ook de roofzucht genormaliseerd en gelegitimeerd. Je hoeft je dus niet te verbazen dat het daardoor ontstane maffiose systeem de manier bij uitstek is geworden van regeren. Dit leidt tot een manier van onderdrukt leven gekenmerkt door: je leven opofferen voor een beter leven… Wat dus als het leven is opgeofferd?

Het maffiose systeem heeft tevens een democratisch totalitarisme doen ontstaan. Dat geeft de staat de gelegenheid de belangen van de overheersende klasse te privilegiëren en de opstanden van de overheerste klassen te breken en onder de duim te houden. Vaneigem zou het nu kunnen illustreren met de pogingen om de beweging van de gele hesjes klein te krijgen.

De koude hand van het geld, zo vaart Vaneigem uit, raakt de gevoelloosheid van de relaties van kinderen, vrouwen, mannen met hun gelijken. Het gewone gesprek gaat over ‘Wat heb je verdiend? Hoeveel heeft het je opgebracht?’. Het verdomde is dus dit perverse effect van zo’n systeem: het verinnerlijkt bij elk individu dezelfde hiërarchische structuur die de onderdrukking van het volk door zijn uitbuiters tot gevolg heeft. Het financiële kapitalisme heeft het niet meer nodig om zijn ijzeren hand te veinzen in de fluwelen handschoen van het humanisme.

Welk soort economie?

Zoals we uit het voorgaande kunnen opmaken wijst Vaneigem op het fetisjisme van het geld dat de sociale relaties ontmenselijkt. Het is roofzucht die heerst. Het is inmiddels ruim een eeuw geleden dat de Amerikaanse econoom en socioloog Thorstein Veblen (1857-1929) een studie maakte over de nietsdoende klasse, die hij voor roofzuchtigen hield (The Theorie of the Leisure Class, 1899; in het Nederlands vertaald, 1974). Hierop kan worden voortgebouwd, maar ik zie weinig economen dit doen. De wereld heet te veranderd sindsdien. Maar de roofzucht niet. Die is nog steeds systemisch aan de heersende, kapitalistische economie. Systemisch aan die economie is de winstberekening, het dogma van de economische groei, de totalitaire greep van het geld, zoals Vaneigem opsomt. Dat de wereld is veranderd (dus toch?) herkennen we aan de verwoestingen die ons dagelijkse leven hebben ondergaan door het roven, de concurrentie, de wedijver.

Elders spreekt Vaneigem over de ‘verwoestijning’ (désertification, ‘het tot woestijn worden’). We zitten dan bij de kwestie wie de echte ‘casseurs’ zijn (brekers, vernielers). Dat zijn de maffioso die de aarde en het dagelijkse bestaan tot een woestijn maken. De politiek schept voor de huurlingen van de winst de mogelijkheid zich ongestraft over te geven aan ontbossing, vergiftiging van water, lucht, aarde, bodem. Dezelfde politiek benoemt met het nodige cynisme tot ‘casseurs’ zij die de weg voor de bulldozers van de winst blokkeren…

Dat dit niet tot opstand leidt wijdt Vaneigem aan het feit, dat het bewustzijn van de proletarische klasse op het foute spoor is gezet door de bureaucratieën van vakbonden en politieke partijen, die deze klasse pretendeerden te besturen (bedenk dat Domela Nieuwenhuis al in 1897 met zijn boek Le socialisme en danger uitkomt [Het socialisme in gevaar; herdruk in 1975; alleen in het Frans verkrijgbaar]).

De proletarische klasse bleek niet bestand tegen het kolonialisme van het consumentisme. De strijdlustigheid van de arbeidersbeweging is dan ook opgeblazen en verdwenen. Het consumentisme heeft zich namelijk in de hoofden van de bevolking geplant naar het concept van een supermarkt democratie. Daar gehoorzaamt de vrije keuze aan de omroeper van berichten over verkoopacties. Aldus geformatteerd door publicitaire technieken en de communicatiewetenschappen, weten politici ervan gebruik te maken. Bij het passeren van de kassa (de stembus) merkt men hoe men belazerd is.

Het proletariaat blijkt aldus teruggebracht tot zijn oude status, verklaart Vaneigem: dat van plebs. In de Oudheid drukte dat uit niet-patricisch (= plebejisch). Het ging om het ‘grauw’, om volks. Heden moeten we constateren dat het proletariaat zich heeft laten beroven van zijn klassenbewustzijn en dat het nog slechts wordt beschouwd als tot herendiensten verplicht en naar believen kneedbaar plebs. Het is terug bij de staat van kudde, die van de Oudheid tot de Franse revolutie een sponsachtig conglomeraat van uitgebuitenen vormde. Het plebs is een prooi voor het populisme. Het vormt de mest waarop politici hun berekende ambities laten groeien. Die zijn slechts larven op het kadaver van de oude wereld, aldus Vaneigem.

Het passeren van het gebruikelijke

Het is een pessimistisch beeld dat Vaneigem geeft, maar hij weet als geen ander dat telkens weer, binnen dat ‘grauw’, zich opstanden hebben ontwikkeld en door velen ervan verzet is geboden tegen onderdrukking. Daarom laat hij, na zijn snijdende analyse van wat er allemaal fout is aan het financiële kapitalisme, aan de maffiose zakenlui en aan de medeplichtige politici, ook een optimistisch geluid horen. Dat is niet bedoeld voor het maffiose complex maar voor de gewone mens.

Hij komt te spreken over opstandig geweld dat zich scherp wil slijpen, over de gepassioneerde revolte die in ons huist, over de constructie van een nieuwe wereld èn om er nimmer van af te zien de oude wereld af te breken (wat zich verhoudt met het devies van de jonge Bakoenin: ‘de passie van de destructie is tegelijk een passie van de constructie’). Het begint met het achter zich laten van allerlei zaken waarmee we geïnfecteerd zijn door langdurige formattering. Het betreft zaken als: handel, arbeid, consumentisme. Het achter zich laten (dépassement) werkt als een slag met een bijl. Een sluiting wordt verbroken.

Vaneigem ziet geen waarachtig zelfbeheer van het dagelijkse leven ontstaan, zonder het achter zich laten van het bestaande economische leven en van de handel. Daarom moet ook de arbeid eraan geloven zoals wij het kennen als een onderschikkings- dus machtsrelatie (arbeider/patroon). Het is toch van de zotte dat je verplicht bent je brood te verdienen met het zweet op je voorhoofd. Het brood binnen je bereik brengen geschiedt via het geld aan loon ontvangen om het brood te kunnen kopen. Welnu, de gebruikswaarde van het geld is een bijkomstigheid met het oog op de ruilwaarde. De toename van het laatste gaat ten koste van de arbeider en kent twee bronnen: winst en macht. Een gepasseerd station in de nieuwe wereld is dan ook de vervreemde arbeid. Net voordat ik dit schrijf, las ik in de economie bijlage van Le Monde van 8 februari 2019 dat de vijf belangrijkste (Westerse) oliemaatschappijen – waaronder Shell – in 2018 een gezamenlijke winst hebben gemaakt van meer dan 80 miljard dollar. Dat is de opbrengt afkomstig uit uitbuiting van arbeidskrachten en uit destructie van het milieu. Het gaat daarbij om ‘sociale kosten’ die als externe lasten aan de (wereld)maatschappij worden gelaten. Tezamen genomen kan die winst niet anders worden gerealiseerd dan door macht uit te oefenen en het toepassen van maffiose praktijken, zoals bijvoorbeeld Shell in Nigeria (zie de Volkskrant van 2 februari 2019).

Zelfbeheer van het dagelijkse leven

Het concept van het zelfbeheer bleef tot nu toe in de bestaande maatschappelijke verhoudingen in een verderfelijke greep: die van de economie. Wat we telkens zagen, was dat het zelfbeheer werd beperkt tot iets als een juistere en meer solidaire herverdeling van arbeid in de vorm een achterwaarts project, dat wil zeggen een vooruitgang in tegengestelde richting. Waar het op neer kwam is dat de (productie)organisatie efficiënter de werkkracht inzette om zogenaamd het handelssysteem te humaniseren. Evenwel: het leven is onverenigbaar met de economie. Wie wil er nu zelfbeheer van de ellende, van het knechtschap?

Het zelfbeheer van het dagelijkse leven impliceert een omkering van het bestaande perspectief. Vaneigem verwijst hier naar praktijken van de zapatisten in Chiapas (Mexico)  en de ZAD (zoals in Frankrijk) – voor het uitwerken van het voorbeeld van de zapatisten over hoe zij het dagelijkse leven vanaf de basis laten ontwikkelen, ruimt Vaneigem een grote plaats in. Hij wil er mee duidelijk maken dat alleen het aanleren van een andere stijl van leven door te doen en door ‘het achter laten’ van het oude te praktiseren, een nieuwe wereld zal doen ontstaan. Het uitschreeuwen van de haat jegens de politie geeft lucht aan een oerkreet. Maar wie zich inbeeldt dat het opruimen van de politie en de staat voldoende is om een andere maatschappij op te bouwen vergist zich, meent Vaneigem. Wat nodig is, zijn een gegeneraliseerd zelfbeheer en de spontaniteit van de solidariteit.

Waar het onder meer op neer moet komen, is het tot ontwikkeling brengen van systemen van wederkerig dienstbetoon, daar, hier en elders. Het draait om het ontstaan van gemeenschappen zonder geld, als men tot de ontdekking komt dat geld een verouderd middel is in een zelfbeheerde maatschappij – eerst nog micro-maatschappijen die zich federeren –. Dat soort verschijnselen kan zichtbaar worden langs de weg van ‘passeren’ van staat, politici en zakenlui. Gedacht kan worden aan wat ik noem ‘functionele autonome zones’ – zonder soevereiniteitspretenties. Het is geen gelopen race. Maar als er niet wordt begonnen, heeft men bij voorbaat verloren…

Thom Holterman

Vaneigem, Raoul, Contribution à l’émergence de territoires libérés de l’emprise étatique et marchande, Réflexions sur l’autogestion de la vie quotidienne, Éditions Payot & Rivage, Paris, 2018, 185 blz., prijs 15,90 euro.

[De cartoon met de winkelwagentjes is welwillend verstrekt door Brumlord.]