Ga naar de inhoud

Toerisme-industrie. Over Gebruik En Uitputting Van De Wereld

De toerist ziet zich graag als nomade; hij laat zich bedienen als nomade-bobo, maar hij is nog steeds nomade-klant en hij eindigt zoals hij begonnen is: bij de kassa. Hij mag denken voor een paar weken aan de dagelijkse sleur te zijn ontsnapt, maar aan het kapitalistische systeem blijft hij als met een navelstreng verbonden. En dat zelfde systeem is agressief en destructief in al zijn uitingen. ‘Ontdek de mystiek van Peru’ lees ik in een advertentie van een reisorganisatie (geplaatst in de Volkskrant van 23 januari 2015). Het gaat om een rondreis langs ‘koloniale steden en de eeuwenoude Inca cultuur’. In de prijs voor de reis is niet begrepen de bijdrage aan het Calamiteitenfonds. Vergeet de mystiek, denk aan de calamiteiten!

8 min leestijd

(Oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde)

De Franse socioloog, schrijver en essayist Rodolphe Christin, heeft dat alles onlangs eens kritisch beschreven in een boek in zakformaat (handig voor op reis) onder de titel De uitputting van de wereld, Kritiek op toeristisch onverstand (L’Usure du monde. Critique de la déraison touristique).

Ontworteling

De mens heeft altijd gereisd en rondgetrokken, al vanaf de oudheid. Hij maakte ontdekkingsreizen en raakte daarmee op de hoogte van het bestaan van andere continenten en culturen. Het reizen is dus een oud en verbreid verschijnsel. De problematiek waarmee Christin zich bezighoudt, richt zich evenwel op het massatoerisme. Waar komt dat vandaan, door welk systeem wordt het om welke reden onderhouden en welke effecten heeft dat voor de natuur? Hij wil daarmee nagaan hoe het ‘gebruik van de wereld’ is verworden tot het ‘uitputten van de wereld’. Hoe kon het gebeuren dat de ‘vrijheid van bewegen’ zich heeft ontwikkeld tot de toerisme-industrie als vorm van uitzinnig ‘mobilisme’ (alles is beweeglijk en veranderlijk)? In korte hoofdstukken behandelt hij verschillende facetten ervan. Ze blijken als stukjes van een puzzel in elkaar te passen. Een van die stukjes is het verschijnsel ontworteling.

Voor zijn analyse wijst Christin op wat er vanaf de 16de eeuw tot in de 18de eeuw in Engeland gebeurde onder invloed van het afsluiten van de gemeenschapsgronden voor communaal gebruik, de zogeheten enclosures. Dit afsluiten leverde op dat grote delen van de plaatselijke boerenbevolking wegtrokken van het platteland, richting stedelijke gebieden om daar werk te zoeken. De mensen raakten ontworteld. Aldus ontwikkelde zich ook het verschijnsel mobiliteit onder de bevolkingsgroep van de stedelijke arbeiders. Dat kunnen we tot in onze tijd in alle omvang herkennen (denk alleen al aan het forensenverkeer). De bedoelde ontwikkelingen vielen samen met de opkomst en uitbreiding van het industrieel kapitalisme (en heden valt een hoogtepunt samen met de neoliberale mondialisering).

Vakantie

Onder druk van de opgekomen arbeidersbeweging, doet het ‘betaald verlof’ (vakantie) voor de arbeiders zijn intrede. De zorg ontstaat bij allerlei ‘verantwoordelijken’ (vakbondsleiders, kerkelijke leiders, leiders van politieke partijen) dat de arbeiders hun vakantie zinvol zullen besteden. Daarvoor worden door syndicale, religieuze en politieke organisaties nieuwe vormen van sociale controle ontwikkeld, door ‘educatieve’ vakantieactiviteiten te organiseren. Met name in de periode tussen de beide wereldoorlogen krijgt dit zijn beslag.

Ook het verschijnsel reisorganisatie komt op. Christin roept de bekende naam van Thomas Cook in herinnering, die in 1841 voor een schappelijke prijs een trein reserveerde om congresdeelnemers naar een antialcohol congres te vervoeren. Tien jaar later richtte hij zijn reisagentschap op.

monumentDe vakantie was voor de arbeiders niet een onschuldige verworvenheid. Zo leerden zij er het kapitalisme mee te waarderen. Tevens werden er tegelijk de fundamenten mee gelegd voor een leefwijze, die met het kapitalisme overeenstemde. Het betreft de leefwijze van de consumptiemaatschappij: geld moet rollen (het vakantiegeld is om uitgegeven te worden, niet om te sparen). Vakantie, het mag wat kosten. Christin verpakt een uiting daarvan in het volgende beeld: de stranden van de Middellandse zee zijn geworden tot ‘fabrieken voor het bruin bakken van lijven’.

De fixatie op geld levert de drift op om letterlijk alles op geld waardeerbaar te maken zodat het tot handelswaar kan worden omgezet. We zitten dan inmiddels onder het juk van het neoliberale fundamentalisme. Toerisme werkt daarbij als een van de katalysatoren. Zo vraagt toerisme om een versterkte mobiliteit (noodzaak tot uitgebreide infrastructurele werken).

Daaruit vormt zich aldus Christin het idee van migratie als vrije tijdsbesteding.

Mobiliteit

Migratie vereist mobiliteit. De expansie van het kapitalisme jaagt mobiliteit aan, zodat de invloedssferen van het marktdenken zich tot in de uithoeken van de wereld kunnen verspreiden (mondialisering). Er moet sprake kunnen zijn van ‘sociale vloeibaarheid’, die onderhouden wordt door het toerisme onder massa’s te stimuleren (Christin werkt hier met ideeën van de socioloog Zygmunt Bauman). De ontwikkeling daarvan heeft geleid tot hypermobiliteit.

Alle puzzelstukjes die Christin heeft aangedragen zijn nu inpasbaar. De ontworteling die heeft plaatsgevonden, maakt een uitwisselbaarheid van individuen en standaardisatie van plaatsen mogelijk. Wie de Europese binnensteden met elkaar vergelijkt, valt op dat de uitstraling van de winkelstraten gemiddeld eenzelfde beeld vertoont. Er is een esthetisch rijk gegroeid zonder wortels en zonder kwaliteit. We blijken te leven in een bastaardomgeving (Fransen spreken over ‘hybridation’, van hybride, kruising, bastaard). Wie tijdens zijn vakantie in een andere (Europese) binnenstad ronddwaalt, kan dit herkennen als ‘toeristische normalisatie van de vrije tijd’. Het spoort allemaal met wat de neoliberale mondialisering beoogt: geld maken van alles wat door het kapitalistendom wordt aangeraakt, aangeboden, voorgehouden.

Natuur

Niet alleen de binnensteden zijn gestandaardiseerd, ook de natuur moet er aan geloven. Wat dat betreft is het niet opmerkelijk dat Christin verwijst naar de eind 19de eeuwse geograaf en anarchist Élisée Reclus. Die heeft er al in zijn tijd op geattendeerd dat de natuur door de industrialisatie en de urbanisatie (verstedelijking), het object van verlangen zal worden van het deel van de bevolking, dat gedwongen is het platteland te verlaten. Hij onderkende dat boeren stedelijke arbeiders zouden worden en dat hun verlangen zich zou vertalen in een toeristisch verlangen. En wat gaat er dan met de natuur gebeuren? Verfraaien, vernietigen?

De natuur wordt beheerd en gemanaged, het wordt tot waar gemaakt om op de markt te ‘zetten’. In de ogen van economische en politieke bestuurders is het intact laten van een natuurlijke omgeving zonde. Voor hen staat het niet geldelijk waarderen ervan gelijk met ontwaarden en afzien van winst.

Christin geeft als voorbeeld de activiteiten in Frankrijk van Center Parcs. De (lokale) politici ondersteunen en faciliteren de projecten van Center Parcs op grond van de vorenbedoelde argumentatie: een bos dat potentieel niet exploitabel zou zijn, is weggegooid geld. Deze mensen hebben geen boodschap aan het idee dat een bos genoeg heeft aan zichzelf, zoals Christin dit uitdrukt. Het moet dus worden ‘gedomesticeerd’ (onderworpen aan de mens) wat gelijk staat met worden vernietigd. Als het om bos gaat horen ze het liefst de kettingzaag zingen. De laatste tijd komen daar de zadistische actiegroepen tegen in verzet (van ZAD, zone à défendre, zone om te verdedigen).

tourVaak wordt de vernietiging gebaseerd op de drogreden van de duurzame ontwikkeling: via het exploitabel maken (van bos of natuurgebied), komt geld vrij voor de instandhouding, verbetering en verfraaiing van de omgeving naast de bescherming van natuurgebieden. Maar het is de ‘betonmaffia’ (aanleg autosnelwegen, hoge snelheidslijnen, vliegvelden) die alles wat er aan ‘natuur’ was, inmiddels heeft vernietigd. Deze instandhoudingideologie is kenmerkend voor de neoliberale politiek en dito economie: ze dekt precies het tegendeel – Orwell wordt hier in newspeak overtroffen.

Ook toeroperators houden niet op te verklaren hoe lief hun de natuur is, als zij stromen toeristen leiden naar uitgelezen plekken met hun idyllische decors. Echter om het even de vorm van massatoerisme, het levert tegelijk ecologische destructie op. De veelgeprezen gastvrijheid van de binnenlandse bevolking in verre landen blijkt weggeorganiseerd door de institutionalisering van het massatoerisme. Het enige waar het om gaat is: aanzetten tot uitgeven van geld door de binnen gehaalde klanten (toeristen). Overigens vergeet Christin daarbij niet het verschijnsel van het sekstoerisme te behandelen – in al even exotische oorden (Thailand). Alles wordt gekanteld richting ‘museografie, folklorisering, imitatie’ aldus Christin, dit alles ten behoeve van het verwerken van toeristische stromen (vloeibaarheid). De fascinatie is heel neoliberaal: het gaat om handel.

Systeemkritiek

Dit is samengevat de analyse van Christin over het uitputten van de wereld door massatoerisme. Het is in feite kapitalismekritiek geënt op wat massatoerisme teweegbrengt. Het is daarmee systeemkritiek. Hij heeft dan ook niets tegen reizen en het opdoen van ervaringen door middel van reizen. Maar laat het dan geen reizen zijn dat door autosnelwegen, luchthavens en de toerisme-industrie wordt gedicteerd. Zo wijst hij op de suggestie van Robert M. Pirsig, de auteur van Zen and the art of motorcycle maintenance (Londen, 1976). Die geeft als advies: ‘Als je de grote stad verlaat, bijvoorbeeld in noordoostelijke richting, neem dan nooit rechtuit noordoost. Zigzag eerst richting noord, dan richting oost, dan weer noord. Je zult allerlei kleine, lokale wegen aandoen, die alleen door de bewoners van de omgeving worden gebruikt’(p. 6).

Het is ongetwijfeld zo dat het meer tijd in beslag neemt, dan gebruikmaken van de snelweg. Wellicht zal je een dag langer op een bepaalde plek blijven omdat de interacties tussen mens en omgeving, die onderweg ontstaan, hun tijd nemen. Maar het laat je ontdekkingen doen die je bij zullen blijven. Toen ik zelf eens ergens in Frankrijk in een dorp bij twee dichtbij elkaar liggende kruispunten stond met een bewegwijzering naar ettelijke lokale dorpen, wist ik het even niet meer. Aldaar de weg vragend aan een oudere man, antwoordde hij mij: ‘We praten eerst over je motorfiets’. Ik moest hem van alles daarover uitleggen. Toen hij zich kennelijk voldoende geïnformeerd achtte, zei hij me: ‘En nu uw route…’.

Christin wil met zijn antikapitalistische analyse van het massatoerisme niemand ervan afhouden om vakantie te nemen. Voor wie die neemt, wil hij duidelijk gemaakt hebben, dit te doen op een manier waarbij de wereld wordt gebruikt zonder die uit te putten.

————————–

CHRISTIN, Rodolphe, L’Usure du monde. Critique de la déraison touristique, Éditions L’Échappée, Montreuil, 2014, 107 blz., prijs 10 euro.

[Beeldmateriaal ontleend aan Sine Mensuel nº 32 en 33.]