Ga naar de inhoud

Wat te doen – wie gaan het doen?

Het raadsel van het kapitaal en de crises van het kapitalisme – David Harvey Links zoekt naar antwoorden op de door denderende crisis van het kapitalisme, het dominant economisch wereldsysteem. Deze crisis is het zoveelste exemplaar van de vele die eraan voorafgingen. De vraag dringt zich op of ook links zich in een crisis bevindt, het lijkt er immers op dat de antwoorden en de strijd uitblijven.

9 min leestijd

(Bron: solidariteit.nl)

De discussie hierover is gaande. In een situatie van onmacht is een kritische en collegiale gedachtewisseling gewenst. De serie over ‘partij en vakbond’, door Solidariteit opgezet, is daarvan een goed voorbeeld. Ook ontwikkelt zich een nieuwe lijn in het debat. Ik ben zelf begonnen met de “Rhizomatische revolutie” van Castells (extra 231-1, 25 augustus 2013). De scherpe kritiek van Fuchs op Castells vatte Rob Lubbersen vervolgens samen (extra 232, 6 september 2013). Die kritiek is volgens mij slechts ten dele terecht en leidt onvoldoende tot nieuwe linkse constructies. David Harvey doet daar een poging toe. 1 In een aantal citaten, ingesprongen in Arial lettertype, tracht ik die samen te vatten. Daarop volgt mijn commentaar.

De irrationaliteit van het systeem

“In tijden van crisis wordt de irrationaliteit van het kapitalisme duidelijk zichtbaar. Surpluskapitaal en surplusarbeid bestaan naast elkaar met de schijnbare onmogelijkheid deze twee samen te brengen in het centrum van immens menselijk lijden en ongekende behoeften. In de zomer van 2009 stond één derde van de productiemiddelen in de Verenigde Staten stil, terwijl ongeveer 17 procent van de beroepsbevolking werkloos was, of gedwongen in deeltijd werkte of ontmoedigd was. Wat kan er irrationeler zijn dan dat?”

Inderdaad, er zijn gigantische hoeveelheden financieel kapitaal en onbezette productiecapaciteit beschikbaar. En tegelijkertijd zijn er miljoenen mensen werkloos die dreigen af te glijden naar wanhopige onzekerheden zonder enig perspectief. De bezitters van het kapitaal, met voorop de institutionele beleggers, zijn niet of nauwelijks bereid te investeren. Feitelijk gezien, is het een bizarre situatie: de Nederlandse pensioenfondsen bezitten een door de werkenden bijeengebracht astronomisch geldkapitaal dat om onduidelijke redenen als dekkingsgraden en rendementsverwachtingen niet ingezet wordt om de misère weg te werken.
In andere landen is het niet anders, ook daar zijn geldbergen blijven liggen in plaats van de ellende van werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting te lenigen. De teruggetreden neoliberale overheid is een eind op weg met haar project de verzorgingsstaat af te breken en de participatiesamenleving te introduceren. Daardoor is ze echter niet in staat deze irrationaliteit aan te pakken. Die zogenoemde participatie is in de beleving van velen niets anders dan de opdracht de ondervonden problemen geheel zelf te mogen oplossen, maar dit terzijde. De vraag dringt zich op wat te doen en wie dat gaat doen, Harvey heeft daar ideeën over.

Het probleem

“Het centrale probleem is dat er over het geheel genomen geen bepalende en afdoende, verenigde antikapitalistische beweging is die de reproductie van de kapitalistische klasse adequaat kan uitdagen, inclusief haar voortgaande macht op het wereldtoneel. Ook is er geen zichtbare strategie om de bevoorrechte bastions van de kapitalistische elites aan te vallen, of om hun buitensporige financiële en militaire macht om te buigen. Er is echter wel een vaag gevoel dat niet alleen een andere wereld mogelijk is, maar dat met de ineenstorting van het Sovjetrijk ook een ander communisme mogelijk kan zijn.”

Enkele kwesties zijn van belang om als achtergrond in ogenschouw te nemen.
Ten eerste maakt het dominante kapitalisme, als systeem op wereldschaal, een ongelijke ontwikkeling door. Niet dat er verschillende soorten kapitalisme zijn, maar de ontwikkelingsfase en verschijningsvorm van de mondiale regio’s lopen aanzienlijk uiteen. Dit betekent dat er ook verschillende mogelijkheden en strategieën nodig zijn om de irrationaliteit van het systeem te bestrijden.
Ten tweede zijn de problemen complex en vaak buitenproportioneel. Of het nu gaat om de bedreiging van het milieu, de armoede, het energievraagstuk, de ondemocratische grondslag, de ongeëmancipeerde benadering en achterstelling op basis van sekse, ras en seksuele geaardheid, de bedreiging van de vrede en het tegen elkaar uitspelen van grote groepen mensen, het zijn allemaal verschijnselen van het inhumane systeem van het kapitalisme. Alleen al deze opsomming maakt mij en vele anderen wanhopig, ook als we nadenken over de uitwerking en inhoud.
Ten derde is er het aspect van de hegemoniale macht van de bourgeoisie en de ongrijpbaarheid ervan. De door de media versterkte, vanzelfsprekende macht en de als onvermijdelijk beschouwde hiërarchie, het zijn drogredenen die de irrationaliteit in stand houden.

Een antwoord

“Lenins fameuze vraag ‘Wat te doen’ kan niet beantwoord worden zonder enig besef over wie het gaan doen en waar. Echter, het is onwaarschijnlijk dat er een wereldwijde, antikapitalistische beweging zal ontstaan zonder een levendige visie over wat er gedaan moet worden en waarom. Een dubbele blokkade doet zich voor. 1) Een gebrek aan alternatieve inzichten dat ons weerhoudt tot de formatie van een tegenbeweging. 2) Het ontbreken van een beweging die een alternatief weet te verwoorden.
Hoe kan deze blokkade overwonnen worden? Door als een ‘opwaartse spiraal’ de verhouding te veranderen tussen enerzijds de visie van wat gedaan moet worden en anderzijds de formatie van een politieke beweging. Een beweging die afzonderlijke situaties van strijd samenbrengt. Visie en beweging moeten elkaar versterken als de actualiteit daartoe aanleiding geeft. Gebeurt dat niet, dan zal een potentiële oppositie voor altijd opgenomen worden in een gesloten cirkel die alle vooruitzichten op een constructieve verandering frustreert. En die ons vervolgens kwetsbaar achterlaat bij voortdurende crises van het kapitalisme met een toenemend aantal dodelijke gevolgen.”

Harvey weerlegt zo voor een deel de kritiek van Fuchs op Castells. Althans, zonder opportunistisch te zijn, geeft hij hier een wending aan de kritiek. Zijn redenering, voortvloeiend uit het inzicht in de ongelijke ontwikkelingen, zegt dat afhankelijk van de politieke of economische aanval van de bourgeoisie, de antwoorden nodig zijn die de actuele situatie vereisen. Zijn beeld van de opwaartse spiraal is te begrijpen door de verhouding tussen de vorming van een politieke oppositie en een economische tegenmacht te zien als een dialectisch proces. Ze mogen elkaar niet uitsluiten en moeten elkaar aanvullen, waarbij die uitbreiding is op te vatten als het ontstaan van een nieuwe machtsontwikkeling uit de bestaande tegenstellingen.
Een interessante vraag over de analyse van Castells is of hij een goede inschatting maakt van het karakter van de door hem beschreven tegenbeweging. Is de Occupy-beweging in de kern een politieke of een economische oppositie geweest? Een vraag die eveneens de Spaanse Indignados geldt. Uiteraard zeggen de criticasters in koor dat dit onderscheid onjuist is, maar dat geldt dan voor het algemene analyseniveau en minder voor de actuele confrontaties waarin mensen zich te weer stellen. Het resultaat van de eenwording van politieke en economische strijd vormt juist de samensmelting van de afzonderlijke delen van de strijd. Voorwaarde is dan dat ze beide antikapitalistisch zijn.

Terugkomend op Castells zou ik zeggen dat de strijd in Egypte bijvoorbeeld op dit moment veel politieker is. Terecht lijkt me de constatering dat die strijd nooit en te nimmer gewonnen kan worden als ze niet een sociaaleconomisch karakter krijgt. De strijd van de Indignados in Spanje draagt al veel meer dat karakter. Door de aanval op het reformisme van de Spaanse socialistische partij krijgt ze ook al een politiek karakter.

Een werkwijze

“De verklaring van de rechten van de mens van de Verenigde Naties biedt geen bescherming tegen ongelijke inkomens. Daarnaast vervormt ze het onderscheid tussen burgerlijke en politieke rechten aan de ene en economische aan de andere kant tot een mijnenveld van elkaar betwistende aanspraken. ‘Over gelijke rechten’, heeft Karl Marx ooit fameus geschreven: ‘beslist de macht’.
Geloof het of niet, klassenstrijd wordt het centrale thema in de politiek van het radicaal gelijkheidsstreven. Wegen moeten worden gevonden om de verbinding door te snijden tussen dit streven en privaat eigendom, bruggen gebouwd met instituties die rusten op de ontwikkeling van gemeenschappelijke eigendomsrechten en democratisch bestuur. De nadruk moet verlegd worden van een radicaal gelijkheidsstreven naar de sfeer van de instituties.
De verbinding tussen dat gelijkheidsstreven en de organisatie van de productie en het verloop van de arbeidsprocessen vergt een heroverweging. En wel langs lijnen die steun krijgen van arbeiderscollectieven, autonome organisaties, coöperaties en verschillende andere collectieve vormen van sociale organisatie.
De strijd voor een radicaal gelijkheidsstreven vereist ook een heroverweging van de relatie tot de natuur en wel zo dat de natuur niet meer gezien wordt als een ‘benzinestation’. Die relatie mag zich niet laten leiden door het begrip ‘commodity’, een ‘product’ als een toekomstige markt voor grondstoffen, mineralen, en water. Ook niet als vervuilingskredieten, noch door de maximalisatie van rentegevend bezit en land en als een bron van economische waarde. Maar door de erkenning dat de natuur een groot geheel van gemeenschappelijkheid is, waarop we allen evenveel recht hebben, maar waarvoor we allen ook een gelijke verantwoordelijkheid dragen.”

Op de vraag ‘hoe we dat kunnen doen‘, geeft Harvey het volgende antwoord.

“We hebben nieuwe mentale concepten nodig om de wereld te begrijpen. Welke dat zullen zijn en wie ze zal maken, zijn moeilijke vragen tegen de achtergrond van de sociologische en intellectuele malaise die in het algemeen de kennisproductie kenmerkt. De diep gewortelde mentale concepten die verbonden zijn aan de neoliberale theorieën en de daarmee besmette universiteiten, hebben een meer dan triviale rol gespeeld in de totstandkoming van de huidige crisis. Om dit te veranderen is een revolutie in het denken vereist. Op de universiteiten, in de media, de regeringen en de financiële instituties.
Zelfstandig denken en interne conflicten over hoe mentale concepten heersend worden, hebben een belangrijke, historische rol gespeeld. Het was om deze reden dat Marx het Communistisch Manifest, het Kapitaal en ontelbare andere werken schreef. Hij voorzag ze van een systematische kritiek – hoewel incompleet – op het kapitalisme en zijn onvermijdelijke crises. Maar, zoals Marx al benadrukte, de wereld kan alleen werkelijk veranderen, wanneer deze kritische ideeën uitgedragen worden naar de instituties, organisatievormen, productiesystemen, sociale relaties, technologieën en de relatie tot de natuur.”

De weg die Harvey schetst, is eenvoudig noch lineair en eenduidig. De weg zal verschillende soorten strijd moeten combineren, politiek aan economie en theorie aan praktijk verbinden in dienst van de humanisering van de samenleving.

“Om de politieke noodzaak hiervan te begrijpen, geldt als eerste taak: de ontrafeling van het raadsel van het kapitaal. Als eenmaal het masker afgetrokken is en de mysteries blootgelegd zijn, zal het gemakkelijker worden om te zien wat er te doen is en waarom en hoe tot handelingen te komen. Het kapitalisme zal nooit uit zichzelf omvallen, het zal ertoe aangezet moeten worden. De accumulatie van het kapitaal zal nooit stoppen, de kapitalistenklasse zal nooit gewillig haar macht overdragen, ze zal onteigend moeten worden.
Om te doen wat gedaan moet worden, zijn taaiheid en vastberadenheid nodig, zo ook geduld en sluwheid. Dit gevoegd bij een sterke onderlinge, politieke overeenstemming, voortkomend uit morele verontwaardiging en vol van het besef wat massale economische groei via uitbuiting teweeg brengt in alle facetten van het leven, menselijk en andere vormen op deze aarde. In het verleden heeft zich de politieke mobilisatie voorgedaan die toereikend is voor dergelijke taken. De voortzetting zijn we, denk ik, aan het verleden verschuldigd!”

———————-

1. Harvey, D., The enigma of Capital, and the crises of Capitalism. London, Profile Books, 2010.