Anatole Dolgoff over zijn ouders en hun IWW
Op zaterdagavond 11 juli voltrok zich in politiek café MKZ in Amsterdam een bijzondere bijeenkomst als het om ‘radicale geschiedenis’ gaat. Spreker van de avond was Anatole Dolgoff, zoon van Esther en Sam Dolgoff die een belangrijke rol gespeeld hebben in de Amerikaanse anarchosyndicalistische beweging (aankondiging).
Het doel van Anatole was vooral om te vertellen over zijn ouders ‘en hun beweging’. Hij heeft geen pretenties om ‘grote geschiedenis’ te vertellen, maar bereikt met een persoonlijke verteltrant en veel anekdotes een misschien wel indringender schets. Anatole’s verhaal was chronologisch geordend, maar dwaalde af en toe zijpaden in waar hij zich dan steeds voor verontschuldigde. Het publiekvan zo’n 20 mensen vond het prachtig.
Anatole kan goed vertellen, heeft een flinke dosis New Yorkse humor en is opgegroeid in kroegen en bij politieke bijeenkomsten. Hij begint te vertellen over de herkomst van zijn vader, die ergens in een shtetl in Wit Rusland geboren is in 1902 maar als peuter met zijn ouders naar de VS emigreert. Ze komen daar te midden van de straatarme joodse gemeente in de Lower East Side van New York terecht. “Alle verhalen over rijke joden zijn bullshit, de meest joden leefden in extreme armoede”. Ze waren zelf weliswaar joods, maar niet religieus. Net als zijn vader, wordt Sam Dolgoff huisschilder, en begint op 11-jarige leeftijd te werken. Als hij 14 is, is hij ineens verdwenen. Enkele maanden later komt er een kaartje uit China, waar hij terechtgekomen was door op goederentreinen naar San Francisco te liften en daar op een boot aan te monsteren. Hij verdient wat geld en laat zich na terugkomst met de taxi naar huis terugrijden en maakt in drie dagen zijn verdiende geld weer op. In die dagen hoort hij ook een keer een toespraak op straat van een socialist en besluit hij bij de Young People’s Socialist League te gaan. Daar blijkt hij niet echt mee te tellen vanwege zijn arme afkomst, en ze vertellen hem dat hij ‘anarchist’ is, waarna hij op zoek gaat naar ‘de anarchisten’. Die vindt hij, althans bijeenkomsten en manifestaties, maar hij vindt het al snel een raar zooitje met teveel halvegaren (Anatole: “De anarchistische beweging is een soort magneet voor vreemde vogels”) en zoekt een serieuzere organisatie. Mensen vertellen hem daarom dat hij eigenlijk geen anarchist maar anarchocommunist is, of anarchosyndicalist, een ‘Wobblie’ (naar de revolutionaire vakbond IWW). Dus gaat hij op zoek naar die vakbond, en dat is precies wat hij nodig heeft. In 1922 wordt hij actief in de IWW en wordt later een van hun voornaamste woordvoerders.
Tussendoor legt Anatole uit wat die IWW betekende en bereikt heeft. Hij schetst de arbeidsomstandigheden in de mijnbouw in de VS, waar het goedkoper was om loonslaven aan te stellen dan echte slaven, want als die omkwamen op het werk was je tenminste geen investering kwijt. Hij schetst ook de keiharde omstandigheden waaronder radicale vakbondsleden moesten werken, die vaak letterlijk moesten vechten voor het leven. Bij stakingen vielen vaak doden omdat ze aangevallen werden door politie en knokploegen van de eigenaren van de bedrijven. Desondanks lukte het soms om historische overwinningen te halen, zoals bij de textielstaking in Lawrence, Massachusetts, waar meer dan 20.000 textielarbeiders aan meededen. Ook vertelt hij over verschillende legendarische figuren, zoals oprichter Big Bill Haywood (die later naar Rusland vluchtte), Elisabeth Gurley Flynn, Voltairine de Claire en de zwarte vakbondsleider Ben Fletcher. Volgens Anatole was het uniek dat de bond ‘gemengd’ was en ook gelijkheid tussen mannen en vrouwen hoog in het vaandel had staan. Al moesten we niet denken dat de leden ‘engelen’ waren; er werd gevloekt en gezopen bij het leven.
Veel anarchistische beroemdheden heeft Anatole persoonlijk gekend, of anders zijn ouders en hoorde hij er verhalen over. Emma Goldman, bijvoorbeeld, en Bill Ross, die er bij was toen Emma’s partner Ben Reitman in 1912 half dood geslagen werd in San Diego door leden van een knokploeg die onder andere de letters IWW in zijn achterwerk brandden en hem met pek en veren bedekten. Ross vertelde hoe hij erbij gezeten heeft “terwijl Emma de veren uit Ben z’n reet zat te plukken”. Ook werd hij door zijn vader meegenomen om Ben Fletcher in zijn nadagen op te zoeken, die als zwarte leider binnen de IWW Philadelphia havenarbeiders organiseerd en baanbrekend werk heeft verzet, maar aan het eind van zijn leven volstrekt vergeten werd. Anatole beschrijft hoe hij in een kamertje in New York naar een piepklein tv-tje zat te kijken als hij door hen bezocht werd, kijkend naar de eerste zwarte baseballspeler die in de Major League speelde (Jackie Robinson voor de Brooklyn Dodgers).
Anatole vertelt hoe hij vaak op zondagochtend door zijn vader, samen met zijn oudere broer, meegenomen werd naar het vakbondslokaal in New York waar vooral matrozen die lid waren van de IWW de zondag doorbrachten. Anatole en zijn broertje speelden daar schaak met tal van kleurrijke figuren die een soort familie voor hen vormden. Zijn moeder kon dan uitslapen.
Het meest wonderbaarlijke is dat Sam Goldoff naast zijn dagelijkse werk als huisschilder en de politieke activiteiten in de avond, de tijd vindt om zichzelf te scholen. Hij had geen opleiding, maar maakt zich zes talen meester en ploegt zich door alle anarchistische (en ook een flink aantal marxistische) standaardwerken heen. “Zijn bed was altijd omringd met stapels boeken”. Als hem gevraagd wordt hoe hij nu al die talen leert, antwoordt Sam: “Dat is makkelijk, je neemt een krant met de taal die je wilt leren en staart er net zo lang naar tot je begrijpt wat er staat.” Sam schreef honderden artikelen en een aantal belangrijke boeken over de anarchistische beweging, waaronder een baanbrekend werk over de rol van anarchisten in de Cubaanse revolutie die later door Castro en de zijnen werd genaast.
Volgens Anatole was een doorslaggevende gebeurtenis dat Sam toen hij in zijn twintiger jaren in Chicago woonde, een stel anarchisten tegenkwam die uit Rusland gevlucht waren. Daaronder bevonden zich Maximoff en Jelenski. Die hebben hem min of meer geadopteerd en geschoold in het klassieke anarchisme, maar ook in cultuur in de meest brede zin. Dat was het begin van een loopbaan als ‘working class intellectual’. Later gaat hij onder andere samenwerken met Rudolf Rocker, als die nazi-Duitsland ontvlucht en in Pennsylvania terecht komt bij zijn schoonfamilie. Anatole is oud genoeg om Rocker nog gekend te hebben, vertelt hij desgevraagd in de pauze: “We brachten de vakantie bij hen door en als tegenprestatie heeft mijn vader Rockers huis geschilderd”.
Na de pauze vertelt Anatole meer over zijn moeder, Esther Judith Miller. Zij was ook kind van arme Russische emigres in Cleveland, Ohio. Ze was daar lid van een linkse debatclub, die eind jaren ’20 bedacht om eens iemand van de IWW te vragen voor een inleiding. Dat was – je raad het al – Sam Dolgoff. Ze moest die van het station afhalen maar herkende hem oorspronkelijk niet omdat hij eruit zag als een zwerver aangezien hij lang in vrachttreinen had moeten reizen. Het was liefde op het eerste gezicht. Ze trouwden echter niet, omdat ze daar het nut niet van inzagen, deden dat pas toen Anatole’s broer geboren werd, die anders als ‘bastaard’ in het bevolkingsregister zou komen te staan.
Anatoles moeder was ook een “tough nut”. Op schoolavonden van de kinderen weigerde ze als enige op te staan als de rituele Amerikaanse vlag en volkslied opgevoerd werden. “Ik ga niet staan voor een vlag” legde ze hem uit. Ze was de eerste vrouwelijke student aan de Medische School in Ohio, en haalde later ook diploma’s in kunst en engelse taal. Ook verhaalt Anatole hoe zijn moeder ooit in een bioscoop iemand een veeg uit de pan gaf, die stond te juichen toen tijdens de Tweede Wereldoorlog in het nieuws te zien was hoe Japanners op Iwo Jima in brand gestoken werden.
In een stukje film zien we dan Sam Dolgoff zelf praten, in zijn nadagen vlak voor hij in 1990 overlijdt. Esther zit naast hem op de bank, en is dan volgens Anatole nog maar een schim van haarzelf, nadat ze meerdere hersenbloedingen heeft gehad.
Anatole is vol genegenheid over zijn ouders en de bewegingen waar ze in actief waren. Toch zal hij zelf niet snel actief worden, anders dan met het vertellen van deze verhalen. “Ik ben natuurlijk anarchist” verklaart jij als hem voor de voeten geworpen wordt dat hij zich niet nadrukkelijker aan bestaande acties verbindt, “maar ik heb het lange tijd wel gehad met die bewegingen, vol met tiepes die niet helemaal sporen. Mijn broer heeft dat nog veel sterker. Je moet niet vergeten dat het ook een hard leven was. Ons huis lag altijd vol met gasten, je moest er letterlijk overheen stappen. En dat waren allemaal hele vriendelijke mensen, maar het waren ook rauwdouwers. Mijn vader was ook een stevige drinker, die we wel eens uit de kroeg moesten slepen. Eigenlijk is hij gered door de anarchosyndicalistische beweging. Hij nam het besluit dat hij zich daar volledig voor moest geven, en zich dag en nacht moest scholen. De laatste dertig jaar van zijn leven dronk hij nog wel graag een glas, maar nooit meer excessief”.
Sam Dolgoff stierf in 1990 op 88-jarige leeftijd. Esther overleed kort daarvoor. In een in memoriam op de website libcom wordt gewezen op het feit dat het echtpaar ook belangrijk is geweest bij de overdracht van de ‘oude’ anarchistische beweging naar die van na de tweede wereldoorlog. Ook punks met rare haren kwamen in de jaren ’80 bij ze over de vloer. Ook al wilden die weinig meer weten van traditioneel ‘leren en organiseren’. Over zijn halsstarrige vasthouden aan radicale uitgangspunten heeft Sam Dolgoff ooit tegen de schrijver van het libcom-stuk verteld: “You always need a left. And within the left, you need a left. And within the left of the left, you need a left. And in that left, you need a left. And that left is me!”
De IWW bestaat nog steeds.
——-
De avond in MKZ was georganiseerd door de Anarchistische Groep Amsterdam (AGA) en uitgeverijtje De Dolle Hond .