Blind en ‘pervers’ debat-Keynesianisme
In het publieke debat beleeft een soort van Keynesianisme een renaissance. Dat is opmerkelijk, en bovendien nogal simplistisch.
(Bron: Sargasso.nl)
In de jaren zeventig raakte het Keynesianisme, in ieder geval in Europa, in de versukkeling omdat de overtuiging groeide dat Keynesiaanse recepten de structurele problemen in de veranderende wereldeconomie niet aankonden. Tegenwoordig zijn Keynesiaanse ideeën weer duidelijk present als alternatief voor het in de meeste landen doorgevoerde bezuinigingsbeleid en het gedachtegoed erachter. ‘We sparen ons kapot’, is de karakterisering van de gegeven situatie.
Om de economie weer op te krikken moeten we echter juist meer besteden en niet meer lang wachten ermee: ‘Overheid investeer op terreinen als infrastructuur, onderzoek en onderwijs en zorg via de verlaging van belastingen ervoor dat de burgers meer te besteden hebben.’ De oplopende schuld zal dan snel weer terugverdiend zijn. In Europees perspectief dient het verder met name de ZuidEuropese landen mogelijk te worden gemaakt geld tegen een schappelijke rente te lenen, bijvoorbeeld via Eurobonds. In de Verenigde Staten luidt het parallele verhaal dat Obama moet investeren.
Platheid
In hoeverre dit Keynesianisme de theorie van Keynes weerspiegelt wil ik in het midden laten, maar er is sprake van ‘debat-Keynesianisme’ dat ik vanwege zijn platheid en ignorantie bekritiseren. Die platheid wordt bijvoorbeeld gedeeld door nobelprijswinnaar Paul Krugman in veel van zijn columns in de The New York Times (maar genuanceerder is zijn boek End this Depression Now) en in Nederland onder meer door de opiniestukken van Ewald Engelen (exemplarisch is misschien ‘Wilders, bedankt! Namens alle Keynesianen’ in NRC Next van 23-4-2012).
Interessant is dat in het debat-Keynesianisme veel relevante aspecten buiten beschouwing worden gelaten waarvoor zelf in korte opiniestukken plaats zou zijn. Eén voorbeeld is de vraag waarom het gemakkelijke, goedkope geld tot 2008 niet leidde tot een reductie van de totale schuldenberg – publieke plus particuliere schulden inclusief hypotheken. En is de crisis alleen conjunctureel of is ze structureel? Er is ook geen aandacht voor de Japanse ontwikkeling, waar de financiële crisis van 1989/1990 en de erop volgende economische crisis eerst met bezuinigingen te lijf werd gegaan en vervolgens met stimuleringsbeleid van een ongekende dimensie. Noch het één noch het ander bracht Japan weer terug op het groeipad van weleer en de publieke schulden stegen tot het hoogste niveau van alle ontwikkelde economieën (inmiddels 230%).
Rondpompen van geld
En waarom wordt er geen aandacht besteed aan kwakkelende regio’s zoals Wallonië, Zuid-Italië en Oost-Duitsland, waarin jarenlang grote bedragen werden gepompt zonder dat het (op de Oost-Duitse deelstaat Saksen na) een noemenswaardige opleving heeft gebracht? Dat was dan wel structurele steun, maar het zegt iets over het effect van het rondpompen van geld. En de Grieken en Portugezen, zouden die met goedkopere leningen – door de staat voor projecten met werkgelegenheidseffecten of direct door consumenten – vooral Griekse en Portugese auto’s en mobieltjes kopen en zodoende via de belastingen de staatskas spekken en het financieringstekort omlaag brengen?
Auto’s en mobieltjes worden er echter nauwelijks gemaakt. Griekenland is sterk in landbouw, transport en aluminium; Portugal heeft onder meer een toeleveringsindustrie van enige betekenis (de grotere landen Italië en Spanje kennen reusachtige regionale verschillen). Het is daarom waarschijnlijker dat de importen (van de genomede en andere hebbedingen) weer net zoals voorafgaande aan 2008 gaan stijgen. En vervolgens stijgen weer de tekorten op de betalingsbalans – vooropgesteld dat de mensen hun extra inkomen ook zouden besteden. In een situatie van economische onzekerheid is het echter evenzeer mogelijk dat het geld gespaard wordt. Dat laatste aspect kom je, net als het economische profiel van de eurolanden. nauwelijks tegen in de debat-Keynesiaanse bijdragen. Hun kenmerk is een onbelemmerd optimisme: stop er geld in en de economie zal draaien.
Globaal beteugelen
Dat de inflatie zal oplopen lijkt bij dit optimisme uitgesloten. Idem dat de financiële markten negatief zullen reageren op het verhogen van de staatsschuld vanwege twijfels over de capaciteit de schulden weer te reduceren. Dat was na 2009 immers het geval in de Mediterrane landen met als gevolg dat de rente er enorm steeg, de door de in 2008 barstende financiële bubbel al gehavende banken en daarmee samenhangend bijvoorbeeld pensioenfondsen in nog grotere problemen kwamen. Kan het nu niet meer gebeuren, gaan we de financiële markten globaal beteugelen?
De kritiek op het debat-Keynesianisme impliceert niet dat ik het bezuinigingsbeleid of een neo-klassieke kijk op de economie wens te verdedigen. Voor een uitvoerige vergelijking en waardering van verschillende economische theorieën is hier echter geen plaats. De discussie over het juiste beleid is impliciet aanwezig door de aan te stippen factoren, maar expliciet wil ik die discussie hier niet aangaan. Mijn doelwit is alleen de simplistische gedaante van de debat-Keynesianisme.
Ontslagrecht
Een simplisme waar debat-Keynesianen, neo-klassieken en bezuinigers elkaar ontmoeten is de verwachting dat verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt gunstig voor de economische ontwikkeling zal zijn. Waarschijnlijk kan de ontslagprocedure in Nederland goedkoper en kunnen er in Mediterrane landen meer flexbanen worden gecreëerd als het ontslagrecht voor tijdelijk werk wordt versoepeld – goedkope flexbanen voor bijvoorbeeld jongeren zoals ze in Nederland en Duitsland sinds de jaren negentig massaal zijn ontstaan.
Economische groei hangt echter niet liniear samen met het ontslagrecht. De VS met zijn zeer flexibele arbeidsmarkt had de afgelopen decennia hogere groei dan de EU-landen, maar ook een hogere bevolkingsgroei die het verschil volledig compenseert, het eveneens flexibelere Verenigd Koninkrijk is zeker geen voorbeeld; Zweden heeft een rigidere arbeidsmarkt dan Denemarken, maar groeit harder; de arbeidsmarkt voor reguliere banen in Griekenland, Italië en Spanje is inmiddels flexibeler dan de Nederlandse of Duitse, maar de eerstgenoemde landen schieten er niets mee op (zie de OECD-data over ‘employment protection legislation’). Enzovoorts. De realiteit lijkt er echter niet bijzonder toe te doen in het publieke debat over de economie.
Pervers
Het tweede aspect dat ik kritisch aan de orde wil stellen is het ‘perverse’ karakter van het debat-Keynesianisme. ‘Pervers Keynesianisme’ werd het beleid van Ronald Reagan genoemd dat in de jaren tachtig via het opschroeven van de defensieuitgaven de Amerikaanse economie probeerde aan te zwengelen. Volgens mij is deze karakterisering ook van toepassing op het debat-Keynesianisme. Het perverse komt naar voren in de regelmatig ongespecificeerde prediking van economische groei: groei, groei, groei door te besteden, besteden, besteden. Het maakt niet uit waarvoor. Meer auto’s, grotere auto’s, meer wasdrogers, meer eten, meer spijkerbroeken, nieuwe kleren omdat die van vorig jaar uit de mode zijn, de nieuwste iPhone, al is de vorige slechts twee jaar oud enzovoorts. Gewoon het consumeren opvoeren; het is immers goed voor de abstracte groei.
De markt moet maar uitmaken wat we kopen. Kritische reflectie op de economie lijkt het debat-Keynesianisme te zijn kwijtgeraakt. Misschien dat dit niemand duidelijker illustreert dan Paul Krugman in zijn reeds genoemde pleidooien in The New York Times voor hogere bestedingen. Dat gebeurt echter in een context van een land waarin obesitas een volksziekte is geworden (de vleesconsumptie per hoofd is er meer dan 50 procent hoger dan in Europa, de consumptie van suiker bijna dubbel zo hoog), de CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking verreweg de hoogste ter wereld is, hetzelfde geldt voor de uitstoot van een gif als SO2 en waarin met alle mogelijke grondstoffen vrij achteloos wordt omgesprongen. Groei, groei, groei, want dat is goed!
Imago
De neo-klassieke varianten van de economische theorie delen de veronderstellingen van het ongebreidelde consumentisme, maar het Keynesianisme heeft nog steeds het imago van kritisch en progressief. Uit het actuele publieke debat is deze dimensie echter verdwenen. Ideeën over zinvolle, eventueel door hogere belastingen en misschien soms tijdelijk door deficit spending te betalen publieke bestedingen voor de lange termijn in bijvoorbeeld zorg, onderwijs, schone technologie en duurzame groei zijn er ook uit Keynesiaanse hoek. Iemand als Krugman (in zijn genoemde boek, soms ook in zijn columns) behoort tot de voorstaanders ervan, maar deze ideeën betreffen structureel beleid en zijn vrij ongerelateerd aan het debat over het meest doeltreffende conjunctuurbeleid en acuut te nemen maatregelen.
Op korte termijn, als conjuncturele impuls, kan men noch de zorg noch het onderwijs extensiveren of de infrastructuur vernieuwen. Wie een alternatief wil formuleren voor de neo-liberale drift alles ondergeschikt te maken aan de markt, dient de conjuncturele en structurele beleidsterreinen te verbinden, respectievelijk ideeën betreffend deze verbinding te presenteren. En eens opnieuw nadenken over de grenzen van consumptieve groei in rijke samenlevingen kan geen kwaad.
—————————
Uwe Becker is universitair hoofddocent politicologie aan de Universiteit van Amsterdam (website)