Boeren aller landen, verenigt u
Hoe
concurreer je met een hak en een machete tegen de mastodonten van de
agro-industrie? Dirk Barrez over het leed van miljarden kleine boeren: 'Het is
alsof je de duiveltjes van FC De Kampioenen in de Champions League zou laten
spelen.'
Dit interview met Dirk Barrez verscheen op 12 september in Knack. Wij haalden het van de website yabasta.be
Neem nu
soja. In Brazilië kappen grote landbouwbedrijven altijd weer nieuwe delen van
het regenwoud om toch maar meer van dat gewas te kunnen telen. Het jaagt de
mensen daar van hun akkers en uit hun dorpen en belandt met duizenden tonnen
tegelijk in Europa. Hier gebruikt de agro-industrie soja om er koeien mee te
voederen en gesubsidieerde melk- en graanoverschotten te produceren. Die worden
in Afrika gedumpt, waar ze de lokale melk en gierst van de markt duwen. Het
resultaat is dat mensen hun inkomen verliezen, werkloos worden, eerst naar de
stad verhuizen en uiteindelijk in Europa aanspoelen.
VRT-journalist
Dirk Barrez maakt zich al langer zorgen over wat de globalisering van de
economie met de mens doet. In zijn boek Koe 80 heeft een probleem, waar ook een
film bij hoort, vertelt hij het verhaal van hoe kleine boeren in landen zoals
Brazilië en Senegal worden fijngemalen tussen industriële landbouwbedrijven en
de grootdistributie van het genre Wal-Mart of Carrefour.
Wat
loopt er fout?
DIRK
BARREZ: Wat fout loopt, is dat de productie van voedsel wordt behandeld alsof
het een economische sector is zoals alle andere. Een mechanisme dat vrij goed
werkt voor producten zoals auto's of pc's levert veel minder goede resultaten
op als het over voedsel gaat. De meeste rijke landen laten landbouw overigens
helemaal niet aan de markt over. Als de markt op wereldvlak speelt, wordt de
prijs bepaald door de plek waar de productie het minste kost. In Argenti- nië
en Oekraïne zijn bijvoorbeeld de beste voorwaarden aanwezig om graan te
produceren. Hun prijs is wat boeren overal in de wereld krijgen. Maar dat wil
ook zeggen dat boeren in andere delen van de wereld hun inkomen achteruit zien
gaan. Dat leidt dan weer tot de ontwrichting van het platteland. En die
ontwrichting is niet alleen economisch maar ook sociaal en politiek.
Ze
leidt tot een vlucht naar de steden en het ontstaan van megalopolissen?
BARREZ:
Er gebeurt wat we al vijftig jaar zien: de leegloop van het platteland naar de
stad. Zeker in het Zuiden kunnen de meeste steden die massale stroom mensen op
zoek naar een inkomen niet opvangen. Vroeger was er een gezegde: stadslucht
maakt vrij. Maar stedelijke woestijnen zoals Sao Paulo, waar per dag duizend
mensen bijkomen, zijn vrijwel onleefbaar geworden. Veertig procent van de
Peruanen woont in Lima, bijna een derde van de Senegalezen in Dakar. Wie
ondernemend is, trekt dan verder naar de Verenigde Staten, Europa of Japan. Of
vanuit een aantal Afrikaanse landen naar Zuid-Afrika. Naar plekken waar het
beter gaat.
Is dat
niet de normale gang van de geschiedenis?
BARREZ:
Plattelandssamenlevingen hadden het in de geschiedenis niet zo slecht. Onder
druk van de boerenorganisaties werd de landbouw in rijke landen na de Tweede
Wereldoorlog wel beschermd. Europa en Amerika lieten de markt werken binnen
bepaalde grenzen. Maar arme landen slagen daar niet in. De vertegenwoordiger
van het Internationaal Monetair Fonds in Senegal zal bijvoorbeeld zeggen dat ze
dat wel mogen doen maar dat ze er te arm voor zijn. Hun markt beschermen tegen
een bepaalde import mag dan weer niet.
Wat
bedoelt u met: ze zijn te arm?
BARREZ:
Ze zijn te arm om het inkomen van de boeren te ondersteunen. Ik gebruik het
woord subsidies liever niet. Dat doen we toch ook niet als we het over het
rechtmatige inkomen van een leerkracht of een professor hebben? Als het
marktprincipe voor hen zou gelden, krijg je misschien een professor economie
uit India die voor een beetje minder geld voor de klas wil staan.
Europa
is er met corrigerende mechanismen in geslaagd de mensen een inkomen te
bezorgen en tegelijk melkplassen en boterbergen min of meer weg te werken. Bij
ons zijn de boeren erin geslaagd de inkomensontwikkeling van de rest van de
bevolking op een kleine afstand te volgen. Maar ze zijn met minder en ze zijn
beter uitgerust. Er zijn in de wereld dertig miljoen boeren met een tractor.
Meer dan een miljard anderen moeten het in het beste geval met een os of een
ezel stellen – vaak hebben ze alleen een hak of een machete. Een aantal boeren
heeft toegang tot de beste zaden, genoeg mest, krediet en subsidies. Dat is
zeer oneerlijke concurrentie. De prijs kan dan niet voor iedereen gelijk zijn.
Dat is alsof je de duiveltjes van FC De Kampioenen in de Champions League laat
spelen.
Is het
dan toch een strijd van boeren uit het Zuiden tegen boeren uit het Noorden?
BARREZ:
Een aantal niet-gouvernementele organisaties zweert nog bij die benadering.
Oxfam International, bijvoorbeeld. Maak de markt ook voor de boeren in het
Zuiden vrij en het komt wel goed. Maar in welke situatie komen ze dan terecht?
Dat werkt hooguit voor enkele niches. Boontjes uit Kenia, bijvoorbeeld, die in
onze supermarkten worden verkocht en waarvan alleen enkele grote
landbouwbedrijven beter worden. Het is toch merkwaardig. Dat rijke landen hun
landbouw beschermen, heeft hen niet belet om rijk te worden. Waarom zouden arme
landen dat dan ook niet doen?
Verdedigt
u dan een politiek van protectionisme?
BARREZ:
Dat kun je zo noemen. Maar je kunt ook zeggen: het is de markt laten spelen
binnen, laten we zeggen, West-Afrika. Op een niveau dat de duiveltjes tegen de
duiveltjes spelen.
Betekent
dat niet dat uiteindelijk iedereen meer honger heeft?
BARREZ:
Nee, het is het begin van een proces. Als ze hun prijs hoger zetten, kunnen ze
investeren in een hogere productie. Alle welvarende landen steunen op de
grondvesten van een sterk uitgebouwde landbouw, die productiever werd. Zo is
het overal gegaan, sinds het begin van de industrialisering in Engeland. De
rijstbelasting in Taiwan was de eerste investering om fabrieken te kunnen
bouwen. Het platteland is altijd de eerste afnemer van de beginnende industrie.
Maar de armste landen kunnen die politiek vandaag niet voeren omdat het
platteland totaal verpauperd is. In de steden vormen die verarmde boeren dan
een arbeidsreservoir dat de lonen naar beneden drukt. Het zit aan alle kanten
vast. Ik ben niet zeer zwartgallig, maar je ziet dingen gebeuren. Kijk maar aan
de grens tussen de Verenigde Staten en Mexico, of op het eiland Lampedusa, wat
daar het gevolg van is.
Conclusie:
als Europa zichzelf wil beschermen, moet het ervoor zorgen dat Afrikaanse
boeren in Afrika de kost kunnen verdienen?
BARREZ:
Ja, maar ook: in de meeste Afrikaanse landen werkt nu 70, 80 procent van de
mensen in de landbouw. Die kunnen niet allemaal een redelijk inkomen krijgen.
Het is maar als de landbouw productiever wordt dat er voor een aantal mensen
kansen komen om iets anders te doen. Onderwijs, gezondheidszorg, de eerste
industrie. En dan slaat de motor aan.
Wat
stoort u zo aan het verstrekken van voedselhulp?
BARREZ:
Voedselhulp is vermomde dumping. Vooral de Amerikanen zijn daar meesters in.
Veel van hun zogenaamde ontwikkelingshulp bestaat uit de overschotten van de
Amerikaanse boeren, die zij eerst goed hebben betaald. Het resultaat is dat de
voedselgewoonten veranderen, zodat de lokale boeren het op hun eigen markt nog
moeilijker krijgen. In Senegal moeten de lokale melk en gierst steeds vaker
plaatsmaken voor ingevoerde koffie en suiker en brood van ingevoerde tarwe. Het
gebeurt ook altijd weer dat voedselhulp te laat komt en op een moment dat de
lokale boeren een oogstje hebben waarmee ze iets zouden kunnen verdienen. Omdat
voedselhulp gratis is, zijn ze die winst ook kwijt.
Dat
proces moet toch al veel langer bekend zijn?
BARREZ:
We weten al van studies uit de jaren veertig in Californië wat er gebeurt als
je van een familiale, lokale landbouw in de richting van een agro-industriële
aanpak evolueert. Een kapitaalintensieve landbouw met de inzet van weinig
mensen ontrafelt het platteland. Omdat agro-industrie niet op een lokale
economie draait, worden dorpen en kleine steden minder welvarend en boeren hele
gemeenschappen economisch achteruit. Die kennis hebben we nu 60 jaar, en toch
komt er geen ander beleid van.
De
vraag is natuurlijk: wie ligt daar hier wakker van? De wereld draait op de
macht van het geld.
BARREZ:
Kapitaal op zoek naar een investering die rendeert, vindt nu zijn weg naar de
teelt op grote schaal van zogenaamde energiegewassen voor de aanmaak van
brandstof. En de boer is ook niet gek: voor het eerst sinds de Tweede
Wereldoorlog gaan de prijzen voor een aantal landbouwproducten omhoog. Alleen
is dit natuurlijk bij uitstek het terrein van de agro-industrie en dat soort
landbouw biedt veel minder werk. Ze heeft weinig aandacht voor ecologische
duurzaamheid en brengt ook nog eens de eigen voedselvoorziening in het gedrang.
Weet u dat er in een land zoals Brazilië, dat toch twee keer zoveel
landbouwgewassen produceert als nodig is voor zijn eigen behoefte, enkele
tientallen miljoenen mensen honger lijden? Terwijl zelfs het hele areaal van de
aarde maar enkele procenten van onze behoefte aan energie zou kunnen opbrengen.
Maar ondertussen wordt er wel minder voedsel geteeld.
Wat is
het dan? Een doekje voor het bloeden?
BARREZ:
De Verenigde Staten promoten nu massaal de productie van ethanol. Maar ook bij
hen gaat het om nauwelijks meer dan enkele procenten van hun energiebehoefte.
Vreest
u het verwijt niet dat u de klok wilt terugdraaien?
BARREZ:
Nee, want ik wil vooruit. Het is toch niet terug in de tijd om te stellen dat
de samenleving een productieve landbouw nodig heeft? Wij voeren hele discussies
over het belang van energie en de toegang tot olie of gas, maar over
voedselzekerheid wordt niet gepraat. Energie is belangrijk. Maar soms net iets
minder belangrijk dan voedsel. Waar gaat het om? Het gaat erom dat boeren in
het Zuiden in staat moeten zijn om een inkomen te verwerven, zodat ze in een
productievere landbouw kunnen investeren. De les die de geschiedenis ons leert,
is dat een productieve landbouw de sokkel is van elke welvarende samenleving.
Maar
kunnen ze die stap zetten zonder een beroep te doen op moderne technieken,
zoals de teelt van genetisch gemodificeerde gewassen?
BARREZ:
Ze zouden al een eind opschieten met beter zaaigoed en genoeg mest. Met meer
kansen voor de familiale landbouw. Ik neem over die ggo's geen extreme positie
in. Laat de wetenschap zoeken en ontwikkelen wat ze kan ontwikkelen. Maar laat
vooral nooit het bedrijfsleven alleen beslissen over wat er met die vondsten
gebeurt. De farmaceutische industrie beslist ook niet alleen of een nieuw
geneesmiddel op de markt mag komen. Een fout geneesmiddel kan nog uit de rekken
worden gehaald. Als ggo's in de natuur worden gebracht, kun je ze er niet meer
uithalen.
Het is,
met andere woorden, altijd een avontuur?
BARREZ:
De schade van een zware metaalvervuiling kan worden hersteld. Maar met ggo's
kun je de klok niet terugdraaien. Ik zeg niet: nooit. Maar ik begrijp de
huiver. Laten we kennis opdoen en dan een maatschappelijke afweging maken. Maar
het kan niet dat bedrijven daarover alleen beslissen.
Verhoogt
de globalisering de risico's voor de boeren?
BARREZ:
Zeker. Toen we in Brazilië filmden op een kippenfokkerij lag de export daar
stil wegens de vogelgriep in Azië. Een Braziliaanse boer die voor de
wereldmarkt produceert, is in een aantal opzichten kwetsbaarder dan zijn
collega die voor de lokale markt produceert. Lokaal is trouwens niet het goede
woord. In het geval van Brazilië heb je het dan wel over een half continent.
Maar
autarkische landbouw is toch een illusie?
BARREZ:
Pleiten voor een regionale of lokale landbouw is niet hetzelfde als pleiten
voor autarkie. Natuurlijk zal er altijd internationale handel in
landbouwproducten zijn. Het probleem is niet dat 12 procent van het graan
internationaal verhandeld wordt. Het probleem is dat de prijs van het graan dat
nÃét internationaal verhandeld wordt – en dan hebben we het dus over 88 procent
– gedicteerd wordt door de prijzen op de wereldmarkt. Dáár wringt de schoen.
Hoe
verklaart u dat Keniaanse boontjes in de supermarkt goedkoper zijn dan die uit
Sint-Katelijne-Waver?
BARREZ:
Dat lijkt inderdaad niet erg logisch, als je rekening houdt met het feit dat
die Keniaanse boontjes moeten worden ingevlogen. Maar kerosine wordt niet
belast – de energieprijzen zijn nog altijd niet wat ze zouden moeten zijn. Daar
komt nog bij dat ook de kosten die verbonden zijn aan monocultuur niet worden
doorgerekend. In Senegal bijvoorbeeld, om een voorbeeld te nemen dat ik goed
ken, is de aardnotenstreek nu de armste van het land, terwijl ze vroeger de
rijkste was. Door de monocultuur is de productiviteit van de grond – en dus ook
het inkomen van de boeren – er dramatisch gedaald. Bovendien is de
biodiversiteit er compleet verdwenen. Daar is de plaatselijke bevolking de dupe
van. Vroeger beschikte die nog over een rijkdom aan bossen, wild, water,
brandhout, bessen… Ik pleit niet tegen internationale handel. Ik zeg alleen:
laten we dan ook de juiste kostprijs berekenen.
Uiteindelijk
zijn het de grote supermarktketens die de prijs bepalen?
BARREZ:
Onder meer. Het probleem van de boeren wereldwijd is dat ze vermalen worden
tussen hun leveranciers en hun afnemers. Een handvol multinationals heeft het
voor het zeggen. Bijvoorbeeld: 97 procent van de genetisch gemodificeerde maïs
die op de wereld geteeld wordt, is afkomstig van Monsanto. Dat is dus
aanzienlijk meer dan Microsoft heeft in zijn branche. Verwerkende bedrijven als
Nestlé en Unilever of distributeurs als Wal-Mart en Carrefour hebben
uiteindelijk het lot van bijna drie miljard mensen in handen. Het wordt hoog
tijd om de almacht van dat soort quasi-monopolistische bedrijven in te perken.
En hoe
had u dat willen bereiken?
BARREZ:
Daar ligt een taak voor de overheid. Een overheid die zichzelf respecteert, mag
geen verstoring van de marktwerking tolereren. Toen bij het begin van de vorige
eeuw besloten werd om Standard Oil Company op te splitsen, heeft toch ook
niemand geroepen dat de Verenigde Staten communistisch geworden waren? Waarom
zou je dat dan vandaag niet met de Monsanto's en de Carrefours kunnen doen? Hoe
komt het dat de Wereldhandelsorganisatie zich niet stoort aan de machtsconcentratie
in de voedseleconomie, van de zaad- en pesticidenmultinationals tot de
distributiegiganten?
Wat
kunnen de boeren zelf doen?
BARREZ:
Bij veel boerenorganisaties begint het besef te groeien dat de boeren, willen
ze hun lot in eigen handen nemen en economische macht heroveren op de
multinationals, zelf de verwerking, de verkoop en de distributie van hun
producten in handen zullen moeten nemen. Het komt eropaan de keten naar de
consument zo kort mogelijk te maken. Dat klinkt misschien revolutionair, maar
uiteindelijk is het niet veel anders dan wat de Belgische Boerenbond 100 jaar
geleden al deed.
Precies.
Coöperaties zijn toch iets van vroeger?
BARREZ:
Welnee. Neem in ons eigen land de coöperatie Milcobel, waarin 4000
melkveehouders zich verenigd hebben. Milcobel zamelt niet alleen melk in, maar
verwerkt die melk ook zelf tot onder meer kaas en roomijs. Het is zelfs hun
ambitie om de grootste roomijsproducent van Europa te zijn. Op die manier
kunnen ze, als ze met de inkoper van Carrefour gaan onderhandelen, zeggen: wij
hebben óók macht, want je kunt niet om ons heen. Landbouwers zijn geen
dagdromers, maar heel pragmatische mensen. Ze willen geen terugkeer naar het
verleden, ze zoeken naar een manier om zich te handhaven in de wereld van vandaag.
Maar
met alle respect: in vergelijking met de giganten van de agro-industrie blijft
het toch allemaal kruimelwerk?
BARREZ:
Dat weet ik zo nog niet. En het hoeft zeker niet zo te blijven. In mijn boek
geef ik het voorbeeld van een coöperatie in Brazilië waar 80.000 liter melk per
dag verwerkt wordt, die opgehaald wordt bij familiale boerenbedrijfjes. Dat is
misschien niet immens, maar toch ook niet onbeduidend. Het veevoederbedrijf
Aveve, dat gelieerd is met de Boerenbond, haalt een omzet van een miljard euro
– dat is dus geen kleintje meer. Ter vergelijking: de Wereldwinkels halen, met
hun 200 vestigingen, twintig miljoen euro. Vijftig keer minder.
Helpt
het als wij braaf in de Wereldwinkel Max Havelaarkoffie kopen?
BARREZ:
Alle beetjes helpen. In Frankrijk – toch bij uitstek het land van de grandes
surfaces – zie je nu boerenwinkels ontstaan, waar het aanbod even rijkelijk is
als bij ons in de Delhaize. Boeren uit het Pajottenland hebben in Brussel een
winkel geopend: Boeregoed-Côté Soleil. Of dat nu hét alternatief is, weet ik
niet, maar het is in ieder geval een interessante ontwikkeling.
Is het
een goede zaak dat zogenaamde fairtradeproducten ook in super- en hypermarkten
te koop zijn?
BARREZ:
Binnen de fairtradebeweging is daarover zwaar gediscussieerd. Men heeft er
uiteindelijk voor gekozen om twee paden tegelijk te bewandelen. Dat lijkt me
prima, zolang ze hun eigen verkoopkanaal maar niet verwaarlozen. Je moet een
hefboom in handen houden om in een onderhandeling met pakweg Colruyt nog eerlijke
prijzen te kunnen afdwingen.
Uw boek
eindigt met een pleidooi voor samenwerking tussen boerenorganisaties,
werknemersvakbonden en milieubewegingen. Terwijl die elkaar voortdurend in de
haren zitten.
BARREZ:
Ik ben daar niet zo pessimistisch over. Er zijn nog altijd vakbondsmensen die
geloven dat ze belang hebben bij slecht betaalde boeren en lage voedselprijzen.
Maar plattelandsvlucht in de steden zorgt voor een neerwaartse druk op de lonen
en slechtere arbeidsvoorwaarden. Met andere woorden: boerenorganisaties en
vakbonden hebben meer gelijklopende dan tegengestelde belangen. Hetzelfde geldt
voor de boeren en de milieubeweging: ecologische duurzaamheid valt alleen te
bereiken als ze samenwerken. Dat besef begint door te dringen.
———————————
DIRK
BARREZ, 'KOE 80 HEEFT EEN PROBLEEM', EPO, BERCHEM, 252 BLZ., 19 EURO. MET DVD
25 EURO.
Klik
hier voor meer informatie en bestellingen:
Voor
een artikel en inhoudstafel boek klik hier