Duitse staking voor 5,5% loonstijging medicijn tegen eurocrisis
Momenteel wordt er gestaakt in de Duitse industriesector. Hun eis is onder andere een loonstijging van 5,5%. Waarom zou Europa, en vooral Zuid-Europese crisislanden als Griekenland en Spanje, dit toe moeten juichen? Volgens econoom Heiner Flassbeck van UNCTAD is een sterke loonstijging in Duitsland de beste manier om Zuid-Europese landen weer competitief te maken binnen de EU en de beste weg uit de eurocrisis.
(Bron: economielinks)
Welk land binnen Europa treft de meeste blaam voor het veroorzaken van de eurocrisis? Griekenland, Spanje, of Ierland misschien? Nee, volgens een paper van de Duitse economen Flassbeck en Spiecker (2011) is Duitsland de hoofdschuldige[1]. Doordat Duitsland sinds eind jaren negentig in eigen land een loonmatiging handhaafde – en zich niet hield aan de ‘traditionele loon-regel’ [2] – versterkte zij haar concurrentiepositie binnen de EU enorm, ten koste van de concurrentiepositie van Zuid-Europa. De industrie van Zuid-Europa (Griekenland, Portugal, Spanje en Italië) werd door Duitsland weggeconcurreerd.
Onderstaande grafiek toont de handelsbalansen als percentage van BNP van Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Spanje, Italië en Portugal. Een score van nul betekent dat het land evenveel exporteert als importeert, daarboven exporteert het meer dan het importeert en daaronder importeert het meer dan het exporteert.
Je ziet dat sinds eind jaren negentig vooral Spanje, Griekenland en Portugal enorme exporttekorten begonnen op te bouwen: ze importeerden veel meer dan ze exporteerden (maar zie de verbetering in de afgelopen 2 jaar ook, waarover later meer). Duitsland bouwde exportoverschotten op: ze exporteerde veel meer dan ze importeerde.
De basis voor de eurocrisis was hiermee gelegd. Uiteindelijk ontstond een groeiende noord-zuid ongelijkheid legt econoom (en Eerste Kamerlid voor de SP) Geert Reuten uit: vergeleken met het pre-euro decenium 1989-1999 zijn Portugal, Spanje, Ierland, Italië en Griekenland in het euro-decennium 1999-2010 veel meer schulden aangegaan (om importoverschotten te betalen), terwijl de sterkere landen als Nederland, Finland, België, Duitsland en Oostenrijk juist meer geld zijn gaan uitlenen (verdiend aan exportoverschotten). Vooral de sterkere landen uit het noorden profiteren van de euro, concludeert Reuten.
Zolang we deze sterke ongelijkheden in handelsbalansen niet oplossen blijft de eurocrisis voortduren, aldus Flassbeck en Spiecker (2011). Maar dit erkent de Trojka (de EC, ECB en IMF, sterk gesteund door Duitsland) ook. Er is echter een groot verschil tussen de oplossing die Flassbeck en Spiecker (2011) voorstellen en de lijn die de Trojka momenteel volgt: het Trojka-beleid trekt de levensstandaard van Zuid-Europeanen (en uiteindelijk ook de rest van Europa) enorm naar beneden via een sterke loondaling, zware bezuinigingen en importverminderingen. Zie in onderstaande grafiek hoe sterk lonen sinds ca. 2009 zijn gedaald in Spanje, Portugal en vooral Griekenland.
Inderdaad, dit bezuinigingsbeleid (een ‘interne devaluatie’) lost de handelsbalansen mogelijk ook op (zie de verbetering in de afgelopen twee jaar in de eerste grafiek), maar het heeft in Griekenland ook tot een humanitaire crisis geleid, toenemende sociale onrust en de opkomst van de fascistische Gouden Dagenraad.
Echter, zolang de euro bestaat – en of die überhaupt moet voortbestaan kun je betwijfelen – en Duitsland weigert haar concurrentiepositie te matigen via een sterke loonstijging in eigen land, is er weinig alternatief voor Zuid-Europa. Griekenland kan haar concurrentiepositie – zolang het lid blijft van de eurozone[3] – alleen versterken via een lange en pijnlijke recessie, loondalingen, bezuinigingen en het verminderen van haar importen, volgens Flassbeck en Spiecker (2011).
Uiteindelijk is dit politiek onhaalbaar, waarschuwen ze, om dezelfde reden dat Keynes in 1919 waarschuwde voor de gevaarlijke politieke gevolgen van de enorme herstelbetalingen die Duitsland werden opgelegd na WOI[4].
In plaats van Zuid-Europa te blijven boeten, moet de oplossing juist (ook) in Duitsland worden gezocht. Volgens Flassbeck en Spiecker (2011) hoeven Zuid-Europese lonen en sociale uitgaven niet persé te dalen, maar zijn de onevenwichtigheden in de Europese handelsbalansen op te lossen als Duitse lonen de komende tijd een sterke inhaalslag zouden maken, terwijl Zuid-Europese lonen iets gematigder dan voorheen stijgen. In hun eigen woorden (p.186):
Lonen in Duitsland moeten stijgen voor een aanzienlijke tijd met meer dan wordt gerechtvaardigd door de traditionele loon-regel (nationale productiviteitsgroei plus de gemeenschappelijke inflatiedoelstelling) en de Zuiderlijke Europese landen moeten het tegenovergestelde nastreven.
_________________________________
[1] Hoewel ze Duitsland als hoofdschuldige aanwijzen, wijst Flassbeck er ook op dat de crisis vooral niet moet worden gezien als een conflict tussen landen, maar meer als een conflict tussen kapitaal en arbeid. Zie de video van The Real News: “Class War: Low Wages and Beggar Thy Neighbor“.
[2] De traditionele loon-regel houdt volgens Flassbeck en Spiegel (2011) in dat een loonstijging gelijk is aan de som van nationale productiviteitsgroei plus de gemeenschappelijke inflatiedoelstelling, wat binnen de eurozone 2% is. Omdat prijzen en inflatie over het algemeen meebewegen met lonen, is deze loon-regel volgens Flassbeck en Spiegel de enige manier om de inflatiedoelstelling te halen. Maar niet iedereen hield zich aan deze loon-regel. Hun grafiek (p.182) toont dat tussen 1999 en 2011 de loonstijging in Duitsland ver onder deze loon-regel lag, Frankrijk de regel het beste volgde en Zuid-Europese landen er enigszins boven zaten. Zie een korte samenvatting van Flassbeck en Spiecker (2011) in het ‘oorzaken van de (euro)crisis‘ document.
[3] Als het niet lid zou zijn van de eurozone zou Griekenland haar concurrentiepositie kunnen verbeteren via een devaluatie (waardevermindering) van haar munt om zo de export te stimuleren. Sinds de euro kan dat niet meer, omdat er één gemeenschappelijk monetair beleid is voor de hele eurozone.
[4] “If the surplus country refuses to become a deficit country, default of the debtor is unavoidable, because a long and painful recession that would produce a surplus only through the fall of imports will be politically unfeasible. This is the same logic underlying the stark warning Mr. Keynes issued in 1919 concerning the dangerous economic effects of the reparations Germany was forced to pay for the war. If Europe has still not understood that lesson, the political implications for many European countries could be equally alarming.” (p.181). Zie John Maynard Keynes. “The Economic Consequences of the Peace”, Harcourt Brace, New York 1920.
Meer: