Ga naar de inhoud

Een pensioenakkoord is niet nodig

De veronderstelling dat een pensioenakkoord er snel komt, is gevaarlijk. En dat niet alleen, ze rust op een onhoudbare redenering. Alle instrumenten om inwilliging van de vakbondseisen te realiseren, zijn al in handen van de overheid. Zoals de zeggenschap om de AOW leeftijd te bepalen, de rekenrente vast te stellen – immers neergelegd in het zogenaamde financiële toetsingskader – en te beslissen over de deelname van (schijn)zelfstandigen. Dus is de vraag waarom de regering Rutte 3 zo graag een vernieuwing van het pensioenstelsel wil.

6 min leestijd

(Door Sjarrel Massop, eerder verschenen op solidariteit)

Eerder toonde ik de onzin van de stelling aan dat de veranderende arbeidsmarkt een wijziging van het pensioenstelsel noodzakelijk maakt. Hetzelfde geldt voor de verhoging van de AOW-leeftijd en de indexatie van de pensioenen. De eisen van de vakbeweging zijn, in tegenstelling tot wat de media veelal beweren, niet conservatief of ouderwets. Ze geven juist uitdrukking aan het belang van een meer solidaire samenleving.

AOW leeftijd glijdend terug

Veertien dagen geleden heb ik met begrippen als arbeidsparticipatie, stijgende arbeidsproductiviteit en onbenut arbeidspotentieel uiteengezet dat de verhoging van de AOW- leeftijd feitelijk betekent dat de gewenste solidariteit tussen de huidige en toekomstige generaties zal afnemen. Er is kwantitatief, zelfs nu bij een hoogconjunctuur, te weinig werk om mensen in staat te stellen een goed loon te verdienen. Ontzien van bedrijven door verlaging van de belastingen zorgt niet voor meer werkgelegenheid. Als er al geïnvesteerd wordt, dan is dat in arbeidsbesparende maatregelen. De discussie over zwaar werk is terecht, maar het probleem verschuift zich van ‘fysiek’ naar ‘psychisch’ zwaar. Deze verschuiving is het gevolg van de ontwikkeling van de technologie, de toepassing van zowel de techniek als de kennis om de arbeid anders te organiseren. Een andere arbeid waarop de werkgevers en hun management volstrekt onvoldoende geanticipeerd hebben. Ouderen langer laten werken, lost dit vraagstuk niet op.

Het is aan komende generaties om de samenleving nieuw vorm te geven. Ouderen kunnen daar een rol in spelen, vooral door plaats te maken voor jongeren. Dat is een kwestie van solidariteit en is een veel beter antwoord op de problematiek van de arbeidsmarkt dan de verhoging van de AOW-leeftijd. De reden de AOW te bevriezen op 66 of 65 jaar is dat daarmee een begin gemaakt wordt met een leeftijdsdaling naar het moment dat de deelname aan de arbeid voorziet in de vraag naar arbeid. Aannemelijk is dat zo’n stabiele situatie uitkomt op een AOW-leeftijd van rond de 60 jaar, waarbij dan ook nog eens de werkweek teruggaat naar gemiddeld 30 uur. Met behoud van een leefbaar loon uiteraard. Hiervoor is geen nieuw pensioenstelsel nodig.

Verhoging rekenrente

Door tegenvallende beleggingsresultaten dreigen er kortingen op de pensioenen, redeneren de werkgevers en met hen Rutte 3. De vraag is hoe lang deze mythe nog stand kan houden. De werkelijke rendementen na beleggingen van het pensioenvermogen zijn namelijk aanzienlijk hoger dan wat beweerd wordt. Alleen door het gebruik van een uitermate voorzichtige (‘prudente’) rekenrente zijn de dekkingsgraden van de pensioenfondsen te laag. Dat heeft helemaal niets te maken met een veronderstelde bedreiging. Het overtuigende bewijs voor die stelling is de stijging van het pensioenvermogen door de jaren heen, zelfs in tijden van een ernstige crisis op de financiële markten.

Het is heel eenvoudig voor de regering deze absurde rekenrente te verhogen, 1 procent hoger dan de huidige 1,5 procent betekent ongeveer een stijging van de dekkingsgraad van 15 punten. Een stijging waarmee alle pensioenfondsen in veiligheid zijn, de kortingen van de baan zijn en de bestaande pensioenen geruststellend geïndexeerd kunnen worden. Het zou veel beter zijn om na te denken over het verantwoord en solidair beleggen of investeren van het bestaande pensioenvermogen tegen een lagere rente, maar met een veel groter sociaal effect, zoals klimaatverbetering, investering in de energieomslag, enzovoort.

Hiervoor is geen nieuw pensioenstelsel nodig, maar een heel klein beetje moed van de regering Rutte 3 om de rekenrente aan te passen.

Flex en pensioen

De eis van de gezamenlijke vakbeweging, een goed pensioen voor iedereen, is een kwestie van beschaving. Zelfstandigen behoren over de mogelijkheid te beschikken aan het pensioenstelsel deel te nemen. Daarin komt de solidariteitsgedachte over de generaties het beste tot uitdrukking. De werkgevers zijn hier mordicus tegen, omdat zij in dat geval volgens de cao ook voor de ‘flexers’ en de ‘inleners’ aan het pensioenstelsel dienen bij te dragen.

Nu lopen de pensioenfondsen al grote sommen mis, omdat deze afdrachten niet gedaan worden. De verantwoordelijkheid voor een pensioen wordt bij de zelfstandigen gedeponeerd. Dit wordt aan de man en vrouw gebracht als de door de zelfstandigen gewenste vrijheid. Elk weldenkend mens zal weten dat pensioen opbouwen in de derde pijler (private regeling als een koopsompolis of lijfrente) veel slechter rendeert dan een deelname aan een pensioenstelsel. Dit is fiscaal in de opbouw aantrekkelijk, ze leveren echter een veel lager rendement op, en bij uitkering moet je er alsnog belasting over betalen. Die onzin moet dus uit de wereld. Met belastingmaatregelen naar de werkgevers kan de overheid dit regelen. Hiervoor is geen nieuw pensioenstelsel nodig.

Misleiding

Kortom, het pensioenstelsel herzien en aanpassen is bijzonder asociaal. Het zijn fondsen van vooral de arbeid. Het is uitgesteld loon en de werkgevers verzaken de overeengekomen afdracht uit hun winsten. Dus twee keer wordt de arbeid bestolen als dat stelsel beëindigd wordt en de oudedagsvoorziening van de Nederlanders overgelaten wordt aan verzekeringsinstellingen. Een conclusie die absoluut geen ‘Zwitser leven’ gevoel oproept, wel de zekerheid dat de plannen van Rutte 3 misleidend zijn. De enige reden waarom Rutte 3 voor een ander pensioenstelsel ijvert, is omdat ze het laatste restant van de opgebouwde verzorgingsstaat wil afbreken.

Het succes van het pensioenstelsel rust op de collectiviteit en de solidariteit. Individuele potjes en afschaffing van de doorsneesystematiek ondergraven de solidariteit. Deze systematiek betekent dat eenieder een gelijk percentage aan premie betaald. Die premie is vervolgens geen eigen persoonlijk pensioenvermogen, maar elke deelnemer bouwt per deelgenomen jaar een percentage trekkingsrecht op. Vroeger bouwde je gedurende 40 jaar deelname per jaar 1,75 procent op, waardoor je op 70 procent kwam. Dat betekende dat je dan 70 procent van je laatst verdiende loon ontving, nu is dat van het gemiddeld verdiende loon over die 40 jaar, na aftrek natuurlijk van de AOW.

We hebben een pensioenstelsel dat ruim voldoet en voldoende vermogen heeft om lange tijd vooruit te kunnen, ook binnen de huidige demografische ontwikkelingen en de veranderingen op de arbeidsmarkt. In plaats van een akkoord te sluiten – het kost erg veel geld om compensaties te regelen en biedt geen oplossingen voor de op de arbeidsmarkt ontstane problemen – zal de vakbeweging de discussies en acties dienen voort te zetten. Ondertussen kan alvast de AOW-leeftijd omlaag, de rekenrente aangepast, het (op te bouwen) pensioen geïndexeerd en kunnen de zelfstandigen die het willen aan een pensioenstelsel deelnemen.

Dit artikel verscheen eerder op Solidariteit