EU en de zin van de uitbreiding
Sedert
1 januari telt de Europese Unie 27 lidstaten met en half miljard inwoners. Roemenië
en Bulgarije werden in de Europese familie opgenomen, weliswaar onder zeer
strenge voorwaarden die hen weinig speelruimte laat om een eigen beleid te
voeren zonder goedkeuring van de Commissie. Waarom drukt de EU deze armste
landen van Europa aan het hart, terwijl ze krap bij kas zit en slechts zeer
beperkte middelen heeft om deze snel groeiende uitbreiding te bekostigen? Zo
willen tien van de 25 EU-lidstaten de nieuwkomers, inwoners van Roemenië en
Bulgarije, geen vrije toegang verlenen tot hun arbeidsmarkt. Nochtans is dat
juist wat vele burgers uit deze Zuidoost-Europese landen hopen, met name een
job te vinden in de westerse EU-lidstaten. Deze twee landen behoren tot de
armoezaaiers van Europa. Bijgevolg zullen ze niet veel bijdragen tot de EU-kas.
Dan moeten er toch andere motieven zijn om hen de deur te openen van de
Europese Unie?
We
weten dat lang voor deze toetreding de West-Europese concerns al hun interesse
hadden laten blijken hebben voor de binnenlandse markt aldaar. De belangrijkste
economische lidstaat van de EU, Duitsland, verhoogde zijn export naar Roemenië
in het eerste halfjaar van 2006 met 21 procent of 3 miljard euro. De Duitse
uitvoer naar Bulgarije kende in dezelfde periode een volumestijging van 10
procent of 1 miljard euro.
Bij de
directe buitenlandse investeringen in Roemenië bekleedt Nederland de eerste
plaats, gevolgd door Duitsland, Oostenrijk en Frankrijk. Een groot deel van de
West-Europese concerns investeert via dochtermaatschappijen. Hierdoor wordt de
statistiek vertekend. Zo waren er in 2006 meer dan 13.000 ondernemingen met
Duits kapitaal actief in Roemenië.
Goudzoekersgedrag
Van
Duitsland is geweten dat het landen uit Oost- en Centraal-Europa onder zijn
invloed wil brengen. Zo was het reeds sedert de jaren negentig ijverig bezig in
de Baltische staten, het heeft de nodige bijdrage geleverd om het Joegoslavisch
statenverband te demonteren; dit laatste zelf met militair geweld onder de
vleugels van de Navo en zonder VN-mandaat. Vooral het Duitse handelskapitaal
spreidt zijn tentakels uit in dit deel van Europa. In Roemenië waren er maar 10
supermarkten, in Slovenië, dat onlangs tot de eurozone is toegetreden, zijn er
dat intussen reeds 250. Het zijn vooral de Duitse handelsketens van de
Metrogroep, Tengelmann en enkele andere die druk bezig zijn de plaatsen te
bezetten. Zij zien in Roemenië en Bulgarije de mogelijkheid om koopwaar met
grote winsten te verkopen. Sedert de toetreding tot de EU van de nieuwe Oost-
en Centraal-Europese lidstaten is de Duitse export naar deze landen met 80
procent toegenomen.
Sedert
september 2002 is de Duits-Roemeense Handelskamer in Boekarest zeer actief om
de toegang te bevorderen tot deze markt voor het investeringskapitaal tegen
zeer voordelige voorwaarden. Meer dan 1200 Duitse ondernemingen hebben reeds
meer dan 1 miljard euro in Bulgarije geïnvesteerd. De Duitse import naar
Bulgarije is ongeveer 15 procent van het totale importvolume.
Men kan
zeggen dat de toetreding van deze beide nieuwe lidstaten de voortzetting is van
de successtory voor het internationaal investeringskapitaal dat op zoek is naar
nieuwe afzet- en winstgebieden en goedkope vestigingsplaatsen.
Hongerlonen
Men is
erin geslaagd om Bulgarije en Roemenië lage ondernemingslasten op te dringen en
de lonen op een record laag niveau te houden. De huidige sociaaldemocratische
regering van Bulgarije verminderde de belasting op het inkomen van
rechtspersonen tot 10 procent voor de privé-ondernemingen.
Het
gemiddeld maandloon in Bulgarije bedraagt ongeveer 200 euro, dat is in
vergelijking met Tsjechië ongeveer een derde. Het gemiddeld loonniveau voor
Roemenië ligt iets hoger. Met dergelijke hongerlonen is het niet verwonderlijk
dat het armoedepercentage in beide landen het werklozencijfer met een veelvoud
overstijgt. Zo leeft de meerderheid van de Bulgaarse bevolking in armoede. In
Roemenië leeft 25 procent van de bevolking onder de armoedegrens.
Het
neoliberale EU-beleid zet de kandidaat-lidstaten onder druk om een economische
politiek van gunstige belastingsvoorwaarden en lage (honger)lonen te volgen
zodat er grote directe buitenlandse investeringen komen. In Bulgarije zou in
2006 zowat drie miljard geïnvesteerd zijn. In Roemenië ongeveer 8 miljard. Maar
in de meeste gevallen zijn de buitenlandse investeerders vooral bezig hun
arbeidsintensieve en dure productieprocessen te delokaliseren. Sommigen zijn
ook uit op een productie van goedkope goederen voor de inlandse verbruikers of
die uit de andere EU-lidstaten. Een paradevoorbeeld is het door Renault
overgenomen Roemeens autoassemblage bedrijf Dacia. Dit Frans-Roemeens bedrijf
biedt ondertussen nieuwe wagens aan voor 7.200 euro op de Europese automarkt.
Tijdens
de recentste regeerperiode van tsaar(1) Simeon II werd veel beloofd maar weinig
gerealiseerd, hij heeft alleen maar Bulgarije nauwer aan de zijde van Amerika
gebracht. Voor zoveel inzet werd het land met veel lof overladen, maar het
bracht geen beterschap in het miserabel leven van de 21 miljoen inwoners.
Om toch
aan de eisen van de Europese Unie voor het lidmaatschap te voldoen, toonde
Roemenië een hervormingsbekwaamheid van wereldklasse. Men voerde de zogenaamde
"flattaks" in, een eenheidsbelasting voor ondernemers van een
bescheiden 16 procent. Voordien was dat 19 tot 40 procent.
Kwetsbaar
Al deze
nieuwe lidstaten van de Europese periferie hebben een enorme schuldenlast.
Hierdoor zijn de financiële ruimte en sociale werkingsmogelijkheden van deze
landen zeer beperkt en praktisch onbestaande. De buitenlandse schuld van Polen
bijvoorbeeld, bedraagt 55 procent van het bruto nationaal product, waardoor
Warschau jaarlijks 7 miljard euro aan schuldenlast moet ophoesten. Bij de huidige
economische conjunctuur leiden bescheiden sociale programma's al snel tot een
stijging van de buitenlandse schuldenlast.
Ook mag
men niet uit het oog verliezen dat de gegenereerde economische groei in de
nieuwe lidstaten voor de export bestemd is, en in West-Europese industriële
vestigingen tot stand worden gebracht, die hun arbeidsintensieve productie
hebben gedelokaliseerd. Dat maakt de economische situatie zeer kwetsbaar. Deze
landen hebben geen zeggenschap over de centrale beslissingen van de 'global
players'. De dalende werkloosheid zou dan wel 's snel om kunnen slaan in een
stijging.
Zoals
we reeds hebben kunnen vaststellen werd in deze nieuwe EU-lidstaten – ook in
Bulgarije en Roemenië – in het zog van systeemtransformatie een grote industriële
afbraak doorgevoerd om het toegangsticket tot EU te krijgen
De
overblijvende industrie wordt nu ijverig geprivatiseerd. De Roemeense
auto-industrie kwam in Franse handen, ook Daewo en andere auto-onderdelen
toeleveringsmaatschappijen zijn nu de grootste werkgevers van het land. In 2004
kwam het Roemeens olie en gasconcern Petrom ( 6000 werknemers) in handen van de
Oostenrijkse energieverdeler OMV. De Banca Commerciala Romania kwam onder de
controle van de grootste Oostenrijkse bank met een aandelenpakket van 61,88
procent.
Het
lidmaatschap van Bulgarije en Roemenië is aan zeer harde voorwaarden gebonden,
men kan gerust zeggen dat beide landen onder EU curatele staan.
Het
ganse proces van uitbreiding is ondemocratisch gevoerd, over de hoofden van de
bevolking heen. Het is als een instrument misbruikt voor loon- en sociale
dumping en voor financiële misbruiken. Dat is juist één van de reden waarom de
lobby's van de Europese werkgeversorganisaties en financiële instellingen met
zo een heftigheid achter deze uitbreiding staan. De EU burgers vragen zich af,
of deze loon en sociale afbraak verder zal gaan voor het EU lidmaatschap van
aspirant Turkije.
Geostrategie
De
andere reden waarom de Europese Unie zo ijverig aan haar uitbreiding werkt
heeft te maken met het veilig stellen van haar grondstoffen- en energienoden.
Daarom is het voor haar van groot belang om gans Europa onder controle te
hebben. De nieuwste uitbreiding brengt de Unie tot aan de Zwarte Zee. Aan de
overkant ligt Georgië dat een belangrijke rol speelt in de ontsluiting van de
Kaukasische energiegrondstoffen.
Door
het EU lidmaatschap van Roemenië en Bulgarije legt de Europese Unie haar
deurmat ook aan de voordeur van Turkije. Dit land heeft interessante positie
qua doorvoer naar Europa van olie en gas uit het Midden-Oosten en de Kaukasus.
Het hoeft ons dan ook niet te verwonderen dat de EU er naar streeft om ook
Turkije in haar schoot op te nemen, ondanks de bezwaren dat sommige in
kern-Europa hebben tegen de toetreding van Ankara. In feite is dit alles een
beetje schaduwboksen om nadien de zaak beter te kunnen verkopen aan de
bevolking van Europa.
Wanneer
Turkije lid wordt, dan reikt de EU-controle tot aan Irak, Iran, Syrië, Armenië
en Georgië. Hierdoor krijgt ze meer invloed en controle over de doorvoer van
gas en olie naar Europa. Het biedt de Europese Unie de mogelijkheid de
alternatieven voor haar energievoorzieningen te vergroten, en dus de gevreesde
afhankelijkheid van Rusland te omzeilen. De EU wordt dus minder kwetsbaar bij
eventuele problemen met zijn huidige gas en olieleveranciers.
De
toegang tot de energiegrondstoffen en de controle op de transportwegen van olie
en gas worden steeds belangrijker om de economie draaiende te houden. De
Europese Unie wil haar rol van "global player" op wereldvlak
versterken tot grote vreugde van de Europese concerns.
(Uitpers,
nr. 84, 8ste jg., maart 2007)
(1)
Simeon van Saksen-Coburg en Gotha was van 1943 tot 1946 als Simeon II de
laatste tsaar (koning) van Bulgarije en van 2001 tot 2005 als Simeon Borisov
Sakskoburggotski premier van dat land