Ga naar de inhoud

EU in dubio

Een jaar na de Russische invasie in Oekraïne lijkt de Europese Unie nog steeds niet goed te weten hoe om te gaan met de nieuwe geopolitieke situatie.

5 min leestijd

(Door Frank Slegers, overgenomen van Ander Europa foto: Ursula von der Leyen praat met IMF directeur Kristalina Georgieva in 2021, foto IMF, Flickr CC2.0)

Dat geldt misschien niet alleen voor de EU. Ook de Russische president Vladimir Poetin had allicht een ander scenario in gedachten toen hij met een korte militaire operatie orde op zaken wilde stellen in de eigen achtertuin (Wit-Rusland, Kazakhstan, Oekraïne…). Zijn Chinese collega Xi Jinping krabt zich vast ook achter de oren nadat hij enkele dagen voor de Russische invasie Poetin ‘onbeperkte vriendschap’ toezegde.

De enigen die precies lijken te weten wat zij willen zijn de Verenigde Staten. In eerste instantie verrast door het Oekraïens verzet tegen de inval wisten zij snel de nieuwe situatie naar hun hand te zetten. Het bleek een gouden kans om het Westers bondgenootschap in het gareel te krijgen, met één oog gericht op Rusland en het andere op China. Een wereldoorlog tussen het Westen en het Euraziatisch blok moet het niet worden. Daarom mag Oekraïne bijvoorbeeld niet schieten op Russische troepenconcentraties en bevoorradingslijnen op de Krim, en krijgt het – om het sarcastisch te formuleren – enkel wapens die Poetin acceptabel vindt. Maar Oekraïne mag ook niet verliezen, want vroeg of laat wordt er onderhandeld om de nieuwe mondiale verhoudingen vast te leggen. Die onderhandelingen willen de VS, net zoals Rusland, voeren vanuit een krachtspositie. Onderhandeld zal er dus pas worden als het slagveld duidelijkheid heeft gebracht.

Dat alles past uitstekend in de kraam van de VS, die niet alleen economisch garen spinnen bij de oorlog, maar ook hun leiderschap van het Westen consolideren. In de EU ligt dat anders.

Bondgenoten?

De VS zijn militair gezien dan wel bondgenoten, maar economisch concurrenten. Met de Chips Act en de Inflation Reduction Act heeft de Amerikaanse president Joe Biden duidelijk gemaakt dat de Amerikaanse industriële infrastructuur voor hem belangrijker is dan de principes van vrijhandel en een gelijk speelveld.

Daar heeft de EU moeite mee. Traditioneel is de EU voorstander van mondiale vrijhandel, omdat zij bij gebrek aan een sterk staatsapparaat en militaire slagkracht het moet hebben van haar concurrentiekracht. Maar dat is dus verleden tijd.

Duitsland en Frankrijk willen dat de Europese regels nu meer ruimte geven om de eigen industrie te subsidiëren. Uit informatie van de Europese Commissie blijkt echter dat Duitsland en Frankrijk het afgelopen jaar 80 procent van de nationale subsidies voor hun rekening namen die toegelaten waren in het kader van een tijdelijke versoepeling van de Europese regels. Andere lidstaten vrezen financieel sterke lidstaten op die manier het gelijk speelveld op de Europese binnenmarkt ondermijnen. Zij eisen daarom een Europese subsidiepot, voor iedereen gelijk. Daar wordt door ‘zuinige’ lidstaten dan weer tegenin gebracht dat de EU zo financieel dreigt te ontsporen, en dat toezicht op effectief gebruik van nieuwe geldpotjes moeilijk is.

De discussie is nog bezig, maar de contouren van een compromis tekenen zich af. De versoepeling van de regels voor staatssteun wordt verlengd, de vraag is enkel nog: hoe lang? Er komt tegelijk een nieuw Europees geldpotje, en her is de vraag nog: hoe groot? Een naam heeft dat potje alvast: Het Europees Soevereiniteitsfonds. Harde keuzes maakt de EU dus niet, maar het tij lijkt toch te keren ten nadele van de aanhangers van vrijhandel en minimaal staatsingrijpen.

China

Een andere vraag die de EU bezighoudt is hoever zij mee kan gaan in de economische oorlog van de VS tegen China.

Bedrijfsleiders meldden in Davos dat zij in het tweede halfjaar een sterk groei van China verwachten, en niet van plan zijn nieuwe kansen aldaar te missen. Overigens blijken de meeste grote bedrijven ook de banden met Rusland niet helemaal te hebben doorgeknipt: Unilever, Volkswagen, Bayer, Bosch… De Europese leiders bedenken zich dus tweemaal voor zij zichzelf economisch in de voet schieten. Commissievoorzitter Ursula von der Leyen formuleerde het zo: de wereldeconomie moet niet ontkoppelen, maar risicovrij worden. Met andere woorden: wij willen zaken doen met China (en later Rusland), maar niet kwetsbaar worden door afhankelijkheid van bijvoorbeeld Chinese microchips of medicijnen.

De Chinese diplomatie slaat naar verluidt de laatste tijd een vriendelijker toon aan, maar geeft geen krimp in verband met de oorlog in Oekraïne. Dat laatste is voor de EU lastig. In de lente komt de Chinese topdiplomaat Wang Yi naar de Veiligheidsconferentie in München en het Europees hoofdkwartier in Brussel. Dat bezoek valt misschien samen met beslissende ontwikkelingen op het slagveld in Oekraïne. Misschien kan dan een nieuwe koers worden ingezet in de Europees-Chinese relaties.

Tanks voor Oekraïne?

De discussie spitst zich nu ook toe op de vraag of Duitsland Leopard 2 tanks moet leveren aan Oekraïne. Die tanks worden in verband gebracht met de kansen van Oekraïne offensief definitieve militaire klappen uit te delen aan Rusland. De vraag waar de Duitse bondskanselier echt mee worstelt: willen wij Europeanen een sterk Westers militair bondgenootschap onder leiding van de VS, of willen wij voor de toekomst de kans openhouden voor lucratieve business met Rusland (en China)? Ook hierover zijn de lidstaten verdeeld.

Vroeg of laat wordt er onderhandeld, en zullen de wereldleiders een voorlopig antwoord geven op dit soort vragen, in functie van de krachtsverhoudingen zoals die uit de oorlog komen, en in afwachting van nieuwe confrontaties. Een nieuwe vreedzame en rechtvaardige wereldorde lijkt sowieso niet aan de orde. In dit krachtenveld is de verscheurdheid over de eigen koers van het Europees imperialisme allicht een blijvertje.