Fascisme Oud En Nieuw. (Fascisme I)
In het huidige tijdperk komt men bij herhaling het gebruik van de term ‘(neo/post)fascisme’ tegen. Over welk fascisme gaat het dan? Dat laat zich moeilijk raden, wanneer er geen kernachtige omschrijving van gegeven wordt, wat meestal het geval is. In dit artikel bespreek ik het verschil tussen oud en nieuw fascisme. Verder zal ik aandacht besteden aan de kwestie van de omzetting van rechtsstaat in machtsstaat.
Om meer vat te krijgen op de problematiek van het ‘nieuwe fascisme’ heb ik een serie over fascisme opgezet. In de komende weken zal ik daarover een aantal bijdragen opnemen van buitenlandse auteurs. Wat die meer in het bijzonder behandelen, leg ik aan het slot van dit artikel uit. [ThH]
Oud fascisme
Oud fascisme wordt ook wel ‘klassiek’ fascisme genoemd. Dat is terug te voeren op het Italiaanse fascisme zoals Benito Mussolini (1883-1945) dat heeft opgezet (onder meer bij de oprichting door hem van de Partito Nationale Fascista, in Italië, 1921). Enkele typerende formuleringen en gedachten aangaande deze term, ontleen ik aan het boek Mussolini, Der Fascismus, Lehre und Grundgesetze (Ardita, Rome, 1935; Grundideen, p.7-48).
Zo is daarin het woord ‘vrijheid’ terug te vinden. Dat is ook vaak het geval in de naamgeving van hedendaagse politieke partijen, die met ‘fascisme’ in verband gebracht worden. Mussolini is stellig: ‘fascisme is voor de vrijheid’. Daarop volgt onmiddellijk: ‘En wel voor de enige vrijheid, (..), de vrijheid van de staat en de mensen in de staat’. ‘Inderdaad voor fascisten is alles in de staat en niets menselijks of geestelijks bestaat buiten de staat. In die zin is het fascisme totalitair en de fascistische staat, als eenheid van alle waarden, ontwikkelt en beheerst het hele leven van het volk’ (p.12). ‘De staat als zedelijke universele wil, schept het recht’ (p. 14).
‘Het fascisme is niet slechts wetgever en stichter van instellingen, het is ook opvoerder en promotor van het intellectuele leven. Het wil niet de uitwendige vorm maar de inhoudelijke kant van het menselijke leven omvormen: de mensen, het karakter, het geloven. Voor dat doel verlangt het discipline en autoriteit’. ‘Daarom is het teken waarvan het zich bedient de lictorenbundel, symbool van eenheid, van macht en van gerechtigheid’ (p. 16).
De lictorenbundel, waarvan hij schreef, bestaat uit een aantal roeden – fasces (Latijn), waarvan het enkelvoud geschreven wordt als ‘fascis’. Die roeden omsluiten een bijl. In het oude Rome symboliseerde die bundel de ‘macht over leven en dood’. Mussolini verwijst ermee naar wat Italië ooit aan (keizerlijke) macht bezat. Van de eerste door Mussolini opgerichte strijdgroepen, de Fasci di Combattimento (1919) is vervolgens de term ‘fascisme’ afkomstig.
Er wordt van uitgegaan dat de mens zich de reële moeilijkheden mannelijk bewust is en bereid is die te overwinnen (p. 9). Alleen de oorlog vergt alle menselijke kracht en adelt de volken die de moed hebben hem aan te gaan (p. 21). De fascistische staat is de wil tot macht en heerschappij (p. 35). Tot zover Mussolini voor de tekening van het oude fascisme.
In zijn tijdvak komt men andere dictators tegen met ‘fascistische’ opvattingen en uitwerkingen (denk aan Franco/Spanje, Salazar/Portugal). Hoe uiteenlopend die zich ook voordoen, alle onderscheiden zich van het nazisme, dat wil zeggen van de Duitse nationaalsocialisme, dat zich de uitroeiing van de Joden in Europa tot doel stelde.
Is er een spoor dat van dit verleden van het fascisme naar het heden loopt? Directe verwijzingen naar Mussoline door extreemrechtse partijen komt men niet (veel) tegen, heb ik als indruk. Behalve in Italië dan. De hedendaagse Eerste Minister van dat land, Giorgia Meloni, mag als een erfgename worden begrepen van het politieke systeem van Mussolini. Dat is af te leiden uit de verkiezingsposters van haar partij Fratelli d’Italia. Boven haar portret daarop ziet men een vlam: een symbool dat de continuïteit opeist van haar partij met de ‘Alliance nationale’, zie Online. Die extreemrechtse Italiaanse politieke partij (opgericht in de jaren 1990) is de erfgenaam van de ‘Mouvement social Italien’, in het leven geroepen direct na WO II, uit de as herrezen van het regime geleid door Benito Mussolini. ‘Die vlam zit dus in het spoor van wat een deel van de bevolking herkent en mag dus een ‘fascistiserend’ symbool genoemd worden’. ‘Bij het ‘normaliseren’ van extreemrechts door deelname aan de macht mag niet vergeten worden, dat die vlam nog steeds brandt’, aldus de Franse filosofe en politiek analiste, Anna Bonalume in Le Monde van 7 juni 2024.
Nieuw fascisme
Als een van de verbanden tussen oud en nieuw fascisme zie ik de wil tot macht. Dat is ontegenzeggelijk een wil die ook buiten het fascisme om te herkennen is en overigens tot ver in de menselijke geschiedenis. Het is te rekenen tot een van de drijfveren van mensen om te handelen, maar in feite gaat het er gemeenlijk om drie drijfveren in verschillende combinaties: macht, middelen, prestige. ‘Macht’ betreft in dit geval de vorm: anderen bewegen te doen wat jij wilt dat ze doen. ‘Middelen’ gaat veelal om geld (salaris, bonus) of materie (grote automobiel, een villa). ‘Prestige’ is aanzien, ‘kijk mij eens’. De drijfveer macht speelt individueel een belangrijke rol (de wil tot macht). Mij gaat het evenwel, met betrekking tot fascisme, om de institutionele vormen ervan. Dit is van belang om te begrijpen op welke manieren (dwang, bevel, overtuigen, enzovoorts) anderen zijn te bewegen, te doen wat instituties of organisaties willen dat zij doen (waarbij niet uit het oog mag raken, dat boven die instituties en organisaties één of meerdere autocratisch ingestelde leiders zullen staan).
Op de eerste plaats kan het gaan om openlijke, fysieke geweldsuitoefening of dreiging daarmee (optreden van leger, politie; terreur). Dat verschijnt in de statelijke configuratie van de machtsstaat (die historisch als voorloper kent de ‘veroveringsstaat’). Op de tweede plaats kan macht vertoond en vertolkt worden door middel van ‘bevoegd zijn’, iets wat bij wet geregeld wordt. Wie bevoegd is (bijvoorbeeld de premier, de burgemeester, een politieagent) mag binnen het kader van die bevoegdheid gehoorzaamheid afdwingend op te treden. Het is een constituerend element van de configuratie rechtsstaat.
Op de derde plaats is daar ‘gezag’ of wel de erkenning van (een adequatere) competentie: iemand wordt op een bepaald vlak over een groter geacht vermogen te beschikken of over een bijzondere expertise. Een groep die een bepaald werk tot stand wil brengen kan een voorman kiezen om leiding aan de uitvoering te geven, juist omdat hij of zij daarvoor het meest geschikt geacht wordt. Iedereen kan deelnemen aan de beslissing die iedereen gaat raken. Misschien gaat het hier om de configuratie vrijstaat. Ik laat dat rusten, want het gaat in de fascisme-discussie vooral om de eerste twee machtsuitingen en configuraties.
Het is op grond van antropologisch onderzoek bekend dat er volken hebben bestaan die zich bewust waren dat machtsconcentratie kan ontstaan wat weer kan leiden tot overheersen. Zij kenden verschillende manieren om die machtsconcentratie af te breken. Andere volken zijn daaraan voorbijgegaan. Allerlei machtsconcentraties konden ontstaan van wege sedentarisering (zoals het gaan boeren door mensen op vaste plaatsen) en het daardoor zich ontwikkelen van een agro-handelsbeschaving, gestoeld op een toe-eigeningseconomie. Dit wil zeggen dat de sociaaleconomische basis ervan al een ‘kapitalistische’ was.
In de loop van de tijd ontwikkelde zich voor de benoeming van verschillende typen machtsconfiguraties een bepaalde terminologie zoals: autocratie, aristocratie, democratie. Dit voert ons tot de ‘moderne staat’ die in verhouding jong is (zo vanaf de 12de eeuw). Bij de ontwikkeling daarvan van lag despotisme telkens op de loer. Een van de mensen die zich dat bewust was, is de Franse jurist en filosoof Charles de Montesquieu (1689-1755). Hij kreeg bekendheid met zijn leer van de machtenscheiding (scheiding van wetgevende, bestuurlijke en rechterlijke macht).
Conversie rechtsstaat in machtsstaat
In krantenartikelen – ook in boeken natuurlijk, maar kranten leest iedereen (wel eens?) – komt men heden ten dage tegen het woordgebruik ‘liberale democratie’. Die term verwijst vooral naar de (constitutioneel vastgelegde) machtenscheiding van de configuratie rechtsstaat. Die leer wordt geacht een juridische barrière te vormen tegen de ontwikkeling van despotisme. Hebben uitwerkingen van die leer dat af weten te stoppen? Het antwoord is neen. Ook de laatste eeuwen is men geconfronteerd met uitingen van despotisme, verwoord door middel van termen als autocratie, dictatuur, imperialisme. Een term als ‘fascisme’ bestond toen nog niet anders zou die er ook bij staan. In ons tijdperk schrijven kranten inmiddels ook over ‘illiberale democratie’ (bijvoorbeeld als het over het hedendaagse Hongarije van Viktor Orban gaat). Die democratie wordt ‘illiberaal’ genoemd omdat in die statelijke configuratie de machtenscheiding is onttakeld en wel op een legale manier. Wat betekent dit?
Velen hebben misschien gedacht, dat bij het bestaan van de rechtsstaat de machtstaat in rook is opgegaan. Zo is het niet. De machtsstaat is ooit in de klemmen van de machtenscheiding gezet. Zie die klemmen eens als schillen van een ui. Die ui levert het beeld van de rechtsstaat. Iedereen weet hoe je een ui kan afpellen. Schil voor schil kan je een ui door afpellen dunner maken (de metafoor heb ik van de rechtstheoreticus Jack ter Heide). Dat is ook gebeurd in Nederland in de afgelopen decennia door het heersen van het neoliberale kapitalisme. De juriste Britta Böhler schreef daar twintig jaar geleden al een boek over getiteld Crisis in de rechtsstaat (Amsterdam, 2004).
Bedoelde ontwikkelingen vonden ook plaats in landen om ons heen. In sommige landen is men van wege de aanwezigheid van extreemrechtse regeringen al zo ver, dat niet alleen op het gevaar van fascisme wordt gewezen, maar ook op het daadwerkelijk bestaan van neofascisme – zo komt men in krantenartikelen tegen. En ja, wie dacht dat dit niet meer zou kunnen voorkomen, is eraan voorbij gegaan dat de machtsstaat niet in rook verdwenen is, maar juist de kern van de ui uitmaakt (om bij de metafoor terug te komen). Het uitpellen van de ui, dus het ‘uitkleden’ van de rechtsstaat, mag begrepen worden als conversie van rechtsstaat in machtsstaat (conversie, converteren = omzetten, veranderen, verwisselen). Welk proces zien we zich herhalen als het om de conversie, de omzetting draait?
Ik heb al opgemerkt dat de omzetting legaal geschiedt. Dat kan in enkele stappen gaan. Om de voortdurende instabiliteit en onmacht van opeenvolgende Franse regeringen af te stoppen is volkomen legaal aan de Franse grondwet in 1958 artikel 49, derde lid toegevoegd. Dit artikel biedt aan de Eerste Minister de bevoegdheid om in bepaalde gevallen het Parlement te passeren om een wet aan te nemen. De ‘regering Macron’ heeft inmiddels meer dan tien keer van deze legalemogelijkheid gebruikgemaakt om daarmee zonder stemming in het Parlement een wet aan te nemen. Wel legaal niet legitiem. Dit betreft dus slechts één onderdeel van het ‘democratisch’ systeem.
In meer algemene zin is op te merken dat in diverse Europese landen met extreemrechtse regeringen in drie stappen aan de conversie is gewerkt. De eerste stap is via verkiezingen een parlementaire macht op te bouwen, die legaal fundamentele, constitutionele veranderingen voorbereid. Doel is de controle te verwerven over de hoogste juridische instanties van het land en het verzwakken van de democratische en vrijheidsrechten. Bij de volgende verkiezingen vindt dan, bij politieke winst, de bekrachtiging van de verandering plaats. Onderwijl is de bevolking, en dat is de tweede stap, goeddeels gehersenspoeld van wege het media-beheer, dat direct of indirect in handen van de politieke usurpator is gekomen (beheersen van de publiek media). Een derde stap is het versterken van de ‘verticaliteit’ in de maatschappij met het oog op de top-down constructie(s) van het leiderschap.
Deze gang van zaken leert dat in dit model van machtsverwerving verkiezingen ertoe moeten leiden een regeringsleider zonder bestaande tegenmacht in het zadel te helpen. Zo is ook de Italiaanse Giorgia Meloni met haar partij Fratelli d’Italia uit op het introduceren van een functie van Eerste Minister, waarbij de garantie en controle van de Italiaanse President afgeschaft wordt en de rol van het Parlement gemarginaliseerd… Dit was Europa. En de USA, zijn die landen ‘dictator-proof’? Op 8 mei 2024 ontving Trump de Eerste Minister van Hongarije, Viktor Orban, in Florida. Trump wilde kennelijk wel eens weten hoe je het flikt om politiek zo ver te komen. De rubriekschrijver Internationaal van Le Monde van 31 mei 2024 zette daarover een aantal punten bij elkaar: Trump is allergisch voor het spel van macht/tegenmacht. Dat laatste moet dus geëlimineerd worden.
Trump gaat, als hij de kans krijgt, concentratiekampen inrichten voor miljoenen illegale arbeiders in de VS, alvorens deze uit te zetten [dit speelt overigens in op de bestaande detentie-industrie in de VS, zie Online; thh.]. Trump heeft beloofd het leger in te zetten bij stedelijke onlusten. Hij gaat onafhankelijke overheidsinstanties onder zijn controle brengen, opposanten vervolgen, maatregelen tegen media nemen door ze te zien als ‘vijanden van het volk’… Het zou een opzetje kunnen zijn, opgestoken van Viktor Orban. Die beschouwde de in Hongarije voorgaande links-liberale coalitieregering als de ‘vijand van het volk’… (Le Monde van 5 juli 2024). Het is een element dat samenhangt met de zondebok-doctrine (waarin onder meer ook migranten, uitingen van racisme en antisemitisme worden uitgewerkt).
Hoe nu verder?
Het hierboven gegeven overzicht was vooral staats-gecentreerd. Mijn doel was aan te geven dat extreemrechtse bewegingen en politieke partijen macht verwerven door de herinvoering van de machtsstaat. En sommige plutocraten schromen niet van die bewegingen en politieke partijen gebruik te maken om zich die macht toe te eigenen, zoals de Franse miljardair Pierre-Edouard Stérin, zie Online. Een andere plutocraat, de Franse miljardair Vincent Bolloré, opereert op dat zelfde vlak, zoals duidelijk wordt uit een artikel in Le Monde van 14 juni 2024, zie Online.
Opmerkelijk is dat zij daarvoor de afbraak, die via de doorvoering van het neoliberale kapitalisme al enkele tientallen jaren aan de gang is, af maken. Daarmee zullen zij ‘het kapitalisme’ redden. Zou de RN, de partij van Marine Le Pen, in Frankrijk aan de macht komen, dan zal de beoogd Eerste Minister van die partij, Jordan Bardella, onder meer een minister opnemen speciaal voor ‘groei’. Die moet de concurrentiekracht van Frankrijk versterken alsmede de industrie en de energiesector (met voorkeur voor kernenergie). De conclusie in Le Monde van 5 juli 2024 is: ‘Zijn economische programma is niet ver verwijderd van dat van Macron’. Kortom er valt nog heel wat uit te leggen…
Het is om die reden dat ik een serie over fascisme heb opgezet bestaande uit vertalingen van boekbesprekingen en bijdragen van anderen. De opzet is als volgt.
Om meer inhoudelijk over fascisme te spreken zal ik als tweede stuk publiceren onder de titel ‘De kans op fascisme’, de bespreking door Ernest London van het Franse boek van de socioloog Ugo Palheta, getiteld La possibilité du fascisme (Parijs, 2018). Wie de comeback van fascisme wil voorkomen, zal de kapitalistische organisatie van productie, van ruil, van leven moeten weten te breken, leert Palheta. Het boek richt zich vooral op de Franse situatie maar is zo geformuleerd, dat gelijkenissen met de Nederlandse situatie aan niemand zullen ontgaan.
De tekst van Ugo Palheta betrekt zich vooral op de situatie in één land. De Italiaanse historicus Enzo Traverso, docent aan de Cornell University (New York), heeft zich daarnaast in ruimere zin diepgaand met het fascisme en nazisme beziggehouden. Ik zal daarover twee bijdragen waaraan zijn naam verbonden is, opnemen. Het eerste is van hemzelf. Het is een artikel dat hij schreef onder de titel ‘Spectres du fascisme’ en dat ik de titel gaf ‘Spookbeelden van het fascisme’. Dat vormt het derde deel van de serie. Het vierde deel is getiteld ‘Fascisme in tegenvuur’, ontleend aan de Canadese anarchiste Anne Archet.
Het vijfde deel is een bespreking van het boek dat de Franse libertair Daniel Guérin al in 1936 schreef Fascisme et Grand Capital (Fascisme en grootkapitaal). Het is diverse keren in herdruk verschenen, laatst nog in 2014. Ernest London, gealarmeerd door de verkiezingswinst van RN in juli 2024 besprak het boek alsnog en publiceerde zijn bespreking op 14 juli 2024. Het is die bespreking die ik vertaalde. Het zesde en (voorlopig) laatste deel van de serie grijpt terug op een boek van Enzo Traverso met als titel La violence nazie, Une généalogie européenne (Paris, 2002). Het werd jaren later besproken door Sylvain Métafiot. Die bespreking wordt in vertaling hier opgenomen onder de titel ‘De industrie van de terreur – Over de oorsprong van het nazisme’.
Volgende week deel II, ‘De kans op fascisme’.
[Zwart-wit cartoons van de Duits-Nederlandse grafisch ontwerper Gerhard Arntz (1900-1988).]