Ga naar de inhoud

G20: Een teleurstellende uitkomst voor zowel Noord als Zuid

Onlangs bezocht ik een lezing van Noreena Hertz onder de titel "De
toekomst van het financiële kapitalisme"[1]. Hier werden hoofdzakelijk
de uitkomsten van de G20-top op 2 april te Londen [2] besproken. Hertz
was vol enthousiasme over de slotverklaring: Er werd volgens haar
gebroken met de "Washington Consensus", en een nieuwe vorm van
kapitalisme zou het oude financiële kapitalisme gaan vervangen. Bij
navraag bleek de zaal, vol met veelal jonge mensen, veel sceptischer te
zijn. Is deze scepsis terecht?
Is het Gucci-kapitalisme passé?

24 min leestijd
Placeholder image

Noreena Hertz meende op basis van een tekstanalyse van de slotverklaring van de G20 dat het Gucci-kapitalisme, een term die zij introduceerde om het financiële of neoliberale kapitalisme te typeren, passé was. Noreena pleit in haar publicaties al jaren voor een coöperatieve vorm van kapitalisme ook wel ‘coöp-kapitalisme’ genoemd [3]. Volgens haar was deze nieuwe vorm van kapitalisme nu na de G20-top aangebroken! Zij leidde dit af uit het versterken van de rol van het IMF en de multiregionale ontwikkelingsbanken van de Wereldbank. Ook werd er in de slotverklaring melding gemaakt van "regulering van het wereldwijde financiële systeem", onder andere door het opheffen van de belastingparadijzen. Er zou nu voortaan sprake zijn van samenwerking tussen de belangrijkste economieën van de wereld, inclusief China en Brazilië.
 
Vooral de toonzetting is volgens haar anders geworden, andere culturele waarden krijgen nu de boventoon en er is nu sprake van optimisme. Bovendien zou ‘de hebzucht van het kapitalistische systeem’ – volgens haar de belangrijkste oorzaak van de huidige crisis – voortaan aan banden worden gelegd.
 
Na haar uiteenzetting over de G20 werd aan de zaal gevraagd of men dit optimisme en de analyse van Noreena deelde. Dit ging per hoofdelijke stemming, echter pas nadat de zaal de kans had gekregen om op haar stelling over de hebzucht als oorzaak van de huidige crisis te reageren.
 
Een van de opmerkingen uit de zaal was dat de oorzaak eerder gezocht moest worden in de zogenaamde "wetmatigheden van het kapitalisme" die door de deregulering, liberalisering en privatisering van de wereldwijde financiële sector volledig vrij spel hadden gekregen en om de zoveel jaar tot omvangrijke financieel-economische crises moeten leiden. Ook werd aangedragen dat dit optimisme of vertrouwen in een nieuwe vorm van kapitalisme niet door de bevolking in Latijns-Amerika werd gedeeld. Daar zijn linkse regeringen aan de macht die allemaal streven naar structuurhervormingen in een meer socialistische richting met als woordvoerder Hugo Chávez uit Venezuela. Een andere opmerking was dat de huidige crisis een sterk structureel karakter heeft en er een redelijke kans bestaat op wereldwijde revoltes, opstanden en revoluties vooral als er geen structurele oplossing komt voor de voedselcrisis.
 
Al deze opmerkingen werden door haar beaamd. Bij hoofdelijke stemming bleek dat de zaal haar optimisme ten aanzien van de opkomst van het coöp-kapitalisme niet deelde.
 
Oude financiële instituties opnieuw opgelapt
 
Een belangrijk deel van de slotverklaring van de G20-top betreft de instituties die tot nu toe een belangrijke rol vervulden bij het implementeren van de ‘Washington Consensus’. Het IMF, de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken voor Afrika, Azië, Latijns Amerika en Europa zullen opnieuw van financiële reserves worden voorzien door landen als China, Japan, Duitsland en Frankrijk. Zij zullen hun nieuw verkregen kapitaal onder vergelijkbare voorwaarden als in het verleden gaan uitzetten. Het IMF verstrekt het als nieuwe leningen in de vorm van Speciale Trekkingsrechten [4] en de regionale ontwikkelingsbanken doen dit in de vorm van nieuwe, rentedragende leningen en exportkredieten. 
 
De Wereldbank meldt, dat de leningen zullen worden verstrekt aan tenminste 43 landen waarvan de economieën door snelgroeiende valuta-, beurs- en financiële crises volledig dreigen te worden ontwricht. De huidige, neerwaartse beweging in de wereldeconomie, met snel dalende grondstofimporten van de rijke landen uit het Noorden, gaat namelijk gepaard met het instorten van de wereldwijde grondstofprijzen. Door de zeer snel toenemende verslechtering van de (al lang bestaande ongelijke) ruilvoet tussen grondstoffenprijzen enerzijds en monopolistische prijzen van industriële goederen en diensten anderzijds worden de 43 landen geconfronteerd met zeer snel groeiende tekorten op hun handels- en betalingsbalans. Acute betalingsproblemen en staatsfaillissement liggen op de loer.
 
De ineenstorting van hun productie- en exportcapaciteit, en daarmee van hun importmogelijkheden, zou kunnen leiden tot het stokken van de vitale grondstoffen- en fossiele brandstoffentoevoer voor en tot het drastisch dalen van de afzetmarkten van multinationale ondernemingen (MNO’s) en tot een drastische teruggang van leencapaciteit en renteinkomsten van banken. Hiermee zou de huidige crisis enorm worden verscherpt.
 
Veranderende ruilvoeten, winsten en investeringen 
 
De verschuiving in de ruilvoetverhouding is al geruime tijd aan de gang. Sinds de economische crisis van de jaren ’70 verliezen de door ontwikkelingslanden uitgevoerde grondstoffen snel aan waarde ten opzichte van de door hen ingevoerde industriële goederen en diensten. Dit betekent een steeds grotere aderlating voor hun economieën en groeiende armoede in deze landen.
 
Echter voor multinationale ondernemingen en banken afkomstig uit de landen die zijn aangesloten bij de OESO, de organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling, was deze verschuiving in de ruilvoetverhoudingen in de jaren ’80 en ’90 zeer profijtelijk: zeer lage grondstofprijzen en hoge monopolie-prijzen leverden hen méér dan gemiddelde winsten voor hun goederen en diensten op, zogenaamde overwinsten. Overwinsten stellen ondernemingen in staat in hun sector of bedrijfstak sneller te groeien dan hun concurrenten. Ze kunnen méér investeren in Onderzoek en Ontwikkeling (O&O), in productietechnologie en in nieuwe producten en diensten, op basis waarvan zij wereldwijd hun positie als onderneming kunnen versterken.
 
Hedendaagse monopolistische concurrentie verloopt niet meer via prijzen maar via nieuwe productietechnologie, producten en diensten. De eerder genoemde overwinsten ‘leverden’ de hiervoor benodigde grote hoeveelheid investeringskapitaal. Ze droegen zo in belangrijke mate bij aan stijgende winstmarges op de nieuwe producten en diensten en aan stijgende rendementen op geïnvesteerd vermogen, de zgn. winstvoeten of ‘rate of return on capital’, in de OECD-landen.
 
Deze overwinsten waren van groot belang voor de opwaartse golf in de wereldeconomie vanaf de jaren ’90, vooral in de VS, omdat ze leidden tot een nieuwe, rendabele investeringsgolf in nieuwe producten, diensten, bedrijfstakken en sectoren (voorbeeld: de in het oogspringende, nieuwe ICT-sectoren).
 
In de "Economic Outlook" van de OESO van juni 1996 worden de cijfers weergegeven van het gemiddelde rendement op geïnvesteerd vermogen of de ‘rate of return on capital’ voor de OESO-landen over de jaren 1979, 1989 en 1995. Daaruit blijkt dat deze rendementen voor de VS, Japan en Duitsland in die periode gemiddeld zijn gegroeid met respectievelijk 2,3%, -0,9% en 2,1%. Voor de G7 was dat gemiddelde 1,9% en voor de OESO als geheel 1,8% [5].
 
Köhler (1999) [6] schat dat de OECD-landen in die periode 8% aan extrasurplus of extra-inkomen van hun gezamenlijk Bruto Nationaal inkomen te danken hebben aan een verschuiving in deze ruilvoetverhoudingen. Niet alleen de VS [7] maar ook Japan en Duitsland profiteerden hiervan, landen die in de opwaartse Kondratieff-golf [8] of nieuwe investeringsgolf van de wereldeconomie van de jaren ’90 een sleutelrol vervulden. 
 
Om te komen tot verhoging van de gemiddelde winstvoet en toename van de hoeveelheid winst [9] is de versnelling van alle transport-, communicatie-, krediet- en handelsmechanismen nodig, aldus Ernest Mandel [10]. De recente, omvangrijke golf aan basisinnovaties [11] – zoals de grootschalige digitalisering, de opkomst van de mobiele telefonie en de omvangrijke investeringen in de telecommunicatie-infrastructuur, en de verschillende ICT-revoluties – droegen allemaal in belangrijke mate bij aan deze acceleratie.
 
Een bijzondere rol is hierbij weggelegd voor de financiële sector. Het grote aantal nieuwe financiële producten, de stijgende rentevoeten in deze sector, de beurshausses en de speculatiezeepbellen en de hierop gebaseerde enorme toename van de private schuldenlast (hypotheken, creditcards) maakte een enorme groei van de private consumptie (auto’s, huizen, pc, vliegreizen) mogelijk.
 
De financiële sector zorgde op deze wijze voor de noodzakelijke hoeveelheden aan nieuw kapitaal voor investeringen door multinationale ondernemingen in deze nieuwe bedrijfstakken en sectoren en maakte het ook mogelijk dat de nieuwe producten en diensten wereldwijd op versnelde wijze konden worden afgezet. Een soort sluitend financieel systeem van investering-, handels-, consumenten-, import- en exportkredieten dat in belangrijke mate bijdroeg aan de stijgende winsten en groeiende rendementen op geïnvesteerd vermogen. 
 
IMF, Wereldbank, technologische innovatie en de mondialisering
 

A. Roosens (1996) wijst op de enorm gegroeide kapitaalbehoeften van de MNO’s in de jaren ’80 en ’90 en ’00 om het benodigde Onderzoek en Ontwikkeling (O&O) voor deze technologische basisinnovaties te kunnen financieren [12]. In die zin is er een samenhang tussen de Speciale Trekkingsrechten van het IMF, de Wereldbank, de deregulering en mondialisering van de kapitaalmarkten én de versnelling van technologische innovaties [13].
 
Door het opheffen van de scheiding tussen private en publieke kapitaalmarkten op wereldschaal kwamen er enorme hoeveelheden nieuwe private investeringmiddelen ter beschikking van de MNO’s en de banken, onder meer de publieke investeringsfondsen van veel ontwikkelingslanden, landen uit Oost-Europa en de voormalige Sovjet Unie. De Structurele Aanpassingsprogramma’s en Armoede Bestrijdingsprogramma’s van IMF en Wereldbank speelden een belangrijke rol bij het dereguleren, privatiseren en liberaliseren van de financiële sector in die landen.
 
De wereldwijde uitgifte van nieuwe kapitaalaandelen was in 1993 41 miljard dollar (60 keer zo groot als in 1983); de jaarlijkse uitgifte aan Euro-obligaties was 481 miljard dollar (27 zo groot als in 1983). Bij de zogenaamde “Euronotes”, een reeks nieuwe kredietinstrumenten in de handen van institutionele beleggers als pensioenfondsen en levensverzekeringen die in toenemende mate de Euro-obligaties en bankleningen verdringen, is die toename een factor 167 (151 miljard dollar in 1993). Het aandeel van de klassieke bankleningen steeg met slechts 132% tot 130 miljard dollar.
 
Tegelijkertijd kwam de handel in zogenaamde afgeleide producten (zoals "swaps". "futures", "options") door nieuwe speculatie- en beleggingsfondsen op; op deze markt werd eind maart 1995 voor 40.700 miljard dollar verhandeld, aanzienlijk meer dan het gezamenlijke BBP van alle OECD-landen tesamen.
 
Door de deregulering [14] en mondialisering van de kapitaalmarkten sinds begin jaren ’80 worden de ontwik- keling van de wereldeconomie, de investeringen en de consumptieve bestedingen afhankelijk gemaakt van de trends en de beurscycli op de mondiale kapitaalmarkten. Een belangrijke trend en cyclus op deze wereld- wijde financiële markten, aldus Jaap van Duijn, is de zogenaamde Kondratieff-golf in financiële investeringen [15] die in sterke mate samenhangt met dezelfde trend en cyclus in de investeringen in de reële economie.
 
Geen nieuw financieel systeem: verscherping van de mondiale crisis dreigt 
 
In zijn artikel wijst Köhler al op de groeiende overproductie in de OECD-landen die het gevolg is van de wereldwijde (over-)investeringgolf in de nieuwe groei-industrieën [11]. De overinvesteringen werden zowel financieel als materieel pijnlijk duidelijk door de grote golf aan faillissementen en herstructureringen in de elektronica-, de telecommunicatie- en andere arbeidsintensieve sectoren na de beurskrach op Wall Street in 200O/2001 en vooral het in elkaar klappen van de index van de Nasdaq, de Amerikaanse aandelenmarkt van de nieuwe technologiebedrijven. Ook andere sectoren zoals de automobielindustrie worden erdoor geraakt. De Verenigde Staten kennen de grootste recessie sinds 10 jaar. Het officiële werkloosheidscijfer bereikt zijn hoogste punt.
 
Overinvesteringen zijn enerzijds het gevolg van het ontbreken van investeringscoördinatie bij financiële instellingen en industriële ondernemingen die wereldwijd met elkaar concurreren. Overcapaciteit ontstaat echter ook door wereldwijd dalende koopkracht of groeiende armoede (onderconsumptie) door onder- investeringen in de zuidelijke landen. Zo is er een duidelijke relatie tussen de groeiende armoede in de ontwikkelingslanden ten gevolge van de verslechterende ruilvoetverhoudingen en de groeiende industriële overproductie en financiële crises in de Noordelijke landen.
 
Er is sprake van groeiende inkomens- en vermogensongelijkheden tussen landen en regio’s (Europa, Noord-Amerika, Midden-Oosten, Afrika) en tussen sociale klassen binnen landen en regio’s, de zogenaamde sociaal-economische dispariteiten. De verhouding van de 5 rijkste landen ten opzichte van de 5 armste landen was in 1980 30:1 en bijna 90:1 in 2000 [16]; in 1980 waren er 9 landen (met 120 miljoen inwoners) waarvan het inkomen was gedaald en in 2000 waren dat er 60 met 1,3 miljard inwoners [17].
 
De UNDP concludeert op basis van informatie uit 73 landen (met het merendeel van de wereldbevolking) dat er sinds de jaren ’80 sprake is van groeiende inkomensongelijkheid binnen landen. In de meeste OECD-landen zijn de loon- en inkomensverschillen toegenomen, maar de toename van inkomensongelijkheid was echter veel groter in Oost Europa, de voormalige Sovjet Unie, en Zuidoost en Oost Azië [18].
 
A.Freeman concludeert dan ook dat de meer dan gemiddelde economische groei van de jaren ’80 tot ’00 in het Noorden bij een stagnerende groeivoet van het wereldinkomen ten koste van de economische groei van het Zuiden is gegaan. Dit leidt volgens hem tot stagnatie in de wereldeconomie als geheel: in de wereld- economie dreigt een lange neerwaartse golf, een economische depressie waarin wereldwijd overcapaciteit in diverse sectoren wordt afgebouwd en de waarde van allerlei financiële instrumenten aanzienlijk daalt. Een gevaarlijke neerwaartse spiraal dreigt.
 
G20, WTO, Doha Ronde en de GATS.
 
Hoewel de G20-slotverklaring uit gaat van méér regulering van het internationale financiële systeem, wordt er tegelijkertijd gesproken over de belangrijke rol die de WTO en de Doha Ronde hierin moeten gaan spelen. De G20 dringt aan op een versnelde afsluiting van de Doha Ronde.
 
Het liberaliseringproces in het kader van de WTO is echter gericht op minder regulering in plaats van méér. En bij de onderhandelingen over liberalisering van de handel in diensten – GATS – wordt door de G20-landen juist aangedrongen op vermindering van regelgeving met betrekking tot de zo belangrijke financiële diensten. In die visie krijgen de Europese en Amerikaanse banken vrij spel om met hun onverantwoorde belegging- en investeringspolitiek op wereldschaal, op de oude voet verder te gaan.
 
In haar in maart verschenen rapport "Take the credit" geeft het Britse World Development Movement (WDM) [19] aan hoe dit uitwerkt op ontwikkelingslanden. Hieronder een vertaalde samenvatting van dit rapport:
 
Zowel bij de onderhandelingen over het General Agreement on Trade in Services van de Wereldhandels- organisatie WTO (GATS) als bij die over bilaterale of regionale handelsovereenkomsten met 34 landen in Latijns-Amerika, Azië en het Middellandse Zeegebied blijft de Europese Unie ijveren voor de opheffing van de beperkingen op het functioneren van Westerse banken in ontwikkelingslanden. Tijdens de besprekingen over het GATS verzocht de EU in 2002, 94 andere WTO-lidstaten om hun financiële industriemarkten open te stellen voor haar bedrijven. Onder die 94 waren 20 van de minst ontwikkelde landen en 30 landen met een laag inkomen. 
 
Door de bepalingen voor financiële dienstenliberalisering in het GATS zullen landen niet in staat zijn nieuwe regels in te voeren die restrictiever zijn dan de al bestaande. Dat bemoeilijkt de invoering van wetten en regelgeving die risicovolle handel, zoals bij ‘short-selling’, tegengaan of die het aantal aanbieders van financiële diensten of het aantal transacties beperken. Tevens moeten alle nieuwe financiële diensten worden toegestaan en moet er groen licht worden geven voor dezelfde, zeer complexe financiële producten die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van het toxische activaprobleem in het Noorden.
 
In het kader van de GATS wordt ook het volledige bezit van financiële diensten in handen van buitenlandse banken toegestaan. Dat maakt het moeilijk voor de financiële toezichthouder van het ontvangende land om de activiteiten van de buitenlandse bank te controleren en om te waarborgen dat het handelt in het belang van het gastland.
 
Na zeven jaar van onderhandelingen steggelen de WTO-lidstaten nog steeds over een GATS-deal, maar de Europese Unie probeert ondertussen via bilaterale en regionale handelsovereenkomsten een doorbraak te forceren. Deze bilaterale strategie, bekend als "Global Europe", beoogt het ongedaan maken van regelgeving die beperkend is voor de Europese financiële en andere dienstverlenende bedrijven, evenals de invoering van maatregelen voor de liberalisering van een scala van andere sectoren, als alternatief in het geval een GATS-akkoord in het kader van de WTO Doha Ronde niet wordt bereikt. 
 
De handelsakkoorden die al getekend zijn tussen de EU en bijvoorbeeld Chili en Mexico bevatten uitgebreide hoofdstukken over financiële diensten, en de Caribische Economische Partnerschaps Akkoorden met de EU, ondertekend in oktober vorig jaar, bevatten veel financiële liberaliseringclausules uit de GATS. Op de Midden-Amerikaanse landen wordt druk uitgeoefend om ook hun financiële sectoren open te stellen.
 
Het rapport toont zeer duidelijk aan dat waar deze financiële liberalisering zich heeft voorgedaan, zoals in India en vooral in Mexico waar 80% van de financiële sectoren in buitenlandse handen is, de toegang van armen en kleine bedrijven tot kredieten, bankrekeningen en andere financiële diensten aanzienlijk is beperkt. Daar waar wel toegang tot krediet bestaat, leidt dit – in de vorm van credit cards, autoleningen en hypotheken – tot het aanjagen van de consumptie in plaats van het bevorderen van investeringen in productieve sectoren, als landbouw of industriële nijverheid.
 
De WDM-studie benadrukt hoe de aanwezigheid van Europese banken in ontwikkelingslanden heeft geleid tot het wegkapen van de rijkere klanten door buitenlandse banken, resulterend in een totale vermindering van de dienstverlening en beperking van kredietverlening voor anderen, voornamelijk op het platteland. In urbane gebieden waar de buitenlandse banken zijn ondergebracht, kunnen huishoudens met een laag inkomen en kleine bedrijven nauwelijks voldoen aan de criteria voor het openen van een rekening, laat staan om in aanmerking te komen voor een lening.
 
In reactie hierop roept de WDM de EU dan ook op om de financiële dienstenliberalisering te verwijderen uit de voorstellen voor de bilaterale en multilaterale handelsovereenkomsten.
 
Gezien het ongewijzigde beleid ten aanzien van de GATS en het niet kwijtschelden van de schulden van de armste landen in de wereld, sprak WDM in een persverklaring, naar aanleiding van de slotverklaring van de G20-top te Londen, van een “bittere pil voor de armen”.
 
Kort samenvattend en concluderend.

 
De G20 blijkt geen platform te zijn waar de onderontwikkelde landen aan hun trekken kunnen komen; hier worden vooral de belangen van de rijkste landen in de wereld behartigd. Iets dat ook J. Stiglitz constateert in zijn onlangs gepubliceerde voorstellen voor een nieuw wereldwijd financieel systeem onder leiding van de UNCTAD [20].
 
Opvallend is dat er in Londen is afgesproken om het financiële systeem in het Noorden te reguleren zonder dat daarbij omvangrijke stimuleringspakketten voor de wereldeconomie als geheel zijn inbegrepen. De wereldeconomie dreigt op deze wijze voor langere tijd in een diepe depressie of stagnatie te geraken, zoals in Japan. 
 
Tegenover de regulering van de financiële sector in het Noorden staat de voortgaande deregulering van deze sector in het Zuiden. Internationale financiële instellingen als het IMF en de Wereldbank, krijgen tot taak de bankroete, financiële conglomeraten – de zogenaamde Zombiebanken – in de VS en Europa, en vooral Groot-Brittannië, van nieuwe activa/monetaire reserves te voorzien, ten koste van de allerarmsten in het Zuiden zoals WDM terecht vreest. 
 
Dat hiermede de sociaal-economische ongelijkheden in de wereldeconomie, die volgens Alan Freeman, juist ten grondslag liggen aan de huidige wereldcrisis of wereldstagnatie, alleen maar verder dreigen te worden versterkt, schijnt de wereldleiders die te Londen tesamen waren om oplossingen te bespreken voor deze stagnatie, geheel te zijn ontgaan. 
 
Er moet dan ook worden gevreesd dat de huidige mondiale financiële crisis zich zal gaan verscherpen en voor langere tijd het toneel zal beheersen [21], vooral omdat het 25 jaar geduurd heeft om te komen tot de volledige opheffing van de compartimenten, de wettelijke beschermingsconstructies tussen de private en de publieke kapitaalmarkt. De opgeheven publieke kapitaalmarkt van diverse maatschappelijke kapitaalfondsen (pensioenen, sociale verzekeringen, woonfondsen) kan nu niet meer ingezet worden om een anticrisisbeleid in de publieke sector te voeren. Het zal zeker ook 25 jaar [18] gaan duren om dit op mondiale schaal, met behulp van een nieuwe financiële architectuur weer ongedaan te maken.
 
De scepsis van de vele jonge mensen ten opzichte van de uitlatingen van Noreena Hertz, over de geboekte resultaten op de onlangs gehouden G20-top te Londen, zijn dan ook zeker terecht!
 
 
Noten:
[1]"Wat betekent de kredietcrisis voor de globalisering?" Debat van Lux Nijmegen, CIDIN, in samenwerking met het Soeterbeeck Programma van de Radboud Universiteit op 17 maart 2009. Meer informatie op website.

Het debat is uit de serie "Global Europe" Zie eveneens de website

[2] Zie hier

[3] Zie: "Goodbye Gucci. It’s the age of co-op capitalism," Hertz, TimesOnLine, 25 februari 2009
[4] In de jaren ’70 van de vorige eeuw stortte het systeem van Bretton Woods (1944) in nadat de Amerikaanse regering op grote schaal dollars ging drukken ter financiering van de Vietnam oorlog. Een aantal industrielanden besloot daarop de in 1944 opgezette nieuwe goudstandaard los te laten. Deze koppelde de waarde van hun monetaire reserves en de wisselkoers van hun valuta aan de dollar als reservevaluta, welke op zijn beurt weer was gekoppeld aan een vaste goudkoers.
De waarde van de Amerikaanse dollar dreigde hierdoor ernstig te verminderen en de internationale wisselkoersverhoudingen kwamen onder druk te staan. Om een grote valutachaos te voorkomen die de wereldhandel in grondstoffen en industrieproducten dreigde te ondermijnen werd een "nieuwe internationale geldsoort" geschapen, de Speciale Trekkingsrechten (STR). Landen kregen bij het IMF een speciale rekening-courant waarop de schulden en de tegoeden staan geregistreerd. Ze hebben het recht om naast de gewone leningen (in dollars) dit "rekening geld" (geen echt geld) te gebruiken. Deze nieuwe geldeenheid was wèl inwisselbaar tegen goud en de stabiele waarde werd bepaald door de elkaar neutraliserende waardeschommelingen van 16 verschillende valuta’s. Men hoopte dat dit de rol van nieuwe reservevaluta zou gaan vervullen en de STR werden daarom in de financiële wereld ook wel "papiergoud" genoemd. Zie: Dr. Anna Sandor, Het Papiergoud, pagina 25 tot en met 27, Panorama van de wereldeconomie, Assen, 1979.

[5] Rates of return on capital in the business sector, OECD Economic Outlook, June 1996, table A25.

[6] Köhler (1999) 11.3 Exchange Rates and Global Demand, pagina 266 Journal of World-Systems Research.link

[7] Voor de belangrijke rol die IMF en Wereldbank speelden in de hoogconjunctuur van de VS in de jaren ’90 van de vorige eeuw, verwijs ik naar het artikel "A general explanation of the American business cycle of 1991-2001," van Adil H. Mouhammed (link)

[8] Kondratieff-golf: Een lange golfbeweging – vernoemd naar de Russische econoom Kondratieff – waarvan één cyclus een periode van 50 à 60 jaar omvat. De golf kan worden opgevat als een schommeling in de trendbeweging van het Nationaal Inkomen. Men neemt aan dat belangrijke uitvindingen, zoals de serie uitvindingen die de industriële revolutie op gang bracht, of de uitvindingen in de informatie en communicatietechnologie, de lange golf bepalen. In de opgaande fase van de lange golf wordt het economische leven opgestuwd door de investeringsdrang die samenhangt met de exploitatie van nieuwe mogelijkheden. Men heeft geconstateerd dat in deze fase de hoogconjunctuur domineert, de economische groei stijgt meer dan gemiddeld, en dat de laagconjunctuur, de recessie, betrekkelijk mild is. In de neergaande fase zijn de conjuncturele depressies naar verhouding langer en ernstiger. link

[9] In het moderne, transnationale monopoliekapitalisme spelen monopolieprijzen, surpluswinsten en de hoeveelheid winst in het Nationaal Inkomen, de winstmassa, een sleutelrol. Ze kunnen de nivellering en de daling van het rendement op geïnvesteerd vermogen (de gemiddelde winstvoet) van de divisies (productgroepen) in belangrijke mate compenseren, volgens Stephen Davies in "Economics of industrial organisation"(1988), pagina 19 tot en met 26.Ter verduidelijking: Een onderneming met een grotere bedrijfswaarde heeft een betere concurrentiepositie zelfs als zijn winstvoet lager is. Hij kan per saldo meer kapitaal overhouden om te investeren in Onderzoek&Ontwikkeling, nieuwe productietechnologie, producten en diensten. Evenzo zullen grote ondernemingen met hoge energie- en grondstofkosten gunstiger af zijn bij dalende energie- en grondstofprijzen en stijgende afzetprijzen. Het aangaan van een obligatielening bij een institutionele belegger kan ook tot meerwinst leiden voor grote ondernemingen bij gelijkblijvende of stijgende winstvoet. Na aftrek van de verschuldigde rente is het productieve kapitaal namelijk hoger. Dit leidt dan weer tot een hogere beursnotering, een stijging van de aandelenkoers en meer kapitaalinflux door investeerders. Hiermee beschikt dit bedrijf over meer extra middelen om te investeren in winstgevende, nieuwe technologieën etc, zodat het de concurrentie nog beter aan kan. Een modern, ontwikkeld financieel systeem c.q. een moderne kapitaalmarkt blijkt dus een zeer belangrijke bron van extrawinsten voor grote multinationale ondernemingen.

[10] Het geheel van samenhangende factoren die een opwaartse beweging in winsten en winstvoeten mogelijk maakt, die een opwaartse lange Kondratieff-golf mogelijk maakt, worden behandeld door Ernest Mandel in "Long Waves of Capitalist Development: A Marxist Interpretation,"(revised edition), London 1995, (first Ed. 1980).

[11] Dit cluster aan basisinnovaties leidt tot andere, soortgelijke clusters aan innovaties:

— in de ontwikkeling van elektronica, van software, en van microprocessoren en semi-conductors, in de machinebouw en robotisering, en in ‘computer aided design and manufacturing’; 

— samen met innovaties in de ontwikkeling van materialen en biotechnologie heeft dit invloed op bedrijfstakken als de machine- en motorenbouw, turbinebouw, chemie, vervoer door lucht, over de weg en over water, en in de automobielindustrie; 

— samen met innovaties in de biotechnologie heeft dit invloed op de farmaceutische industrie, de gezondheidszorg, de landbouw- en de veeteeltsector, de voeding- en genotmiddelensector en in de afvalverwerking.

Het investeren in het geheel aan clusters leidt tot stijgende kapitaalproductiviteit, winstvoeten, en overwinsten in de gehele economie, inclusief stijgende rentevoeten en aandelenindices op de beurzen/kapitaalmarkten, tot een lange opwaartse Kondratieff-golf in de wereldeconomie. Zie Jaap van Duijn in "Economie en Beurs" (Rotterdam, 1998) en "Trends en Cycli" (Rotterdam, 2008).

[12] "Deregulering en mondialisering van de kapitaalmarkt," Antoon Roosens in Vlaams Marxistisch Tijdschrift, nr. 4, december 1996, jg. 30.

[13] Ondanks de hoogconjunctuur gedurende de jaren ’80 en ’90 in de VS, bleef altijd nog 18% van de productiecapaciteit ongebruikt. Hierdoor konden de hoge, vaste kapitaalkosten niet met extrawinst terugverdiend worden. Een golf van fusies en overnames zorgde voor groeiende monopolisering, stijgende vermogens- en inkomensongelijkheden d.w.z. voor groeiende armoede onder grote delen van de bevolking (chronische onderconsumptie). Hierdoor daalde op termijn de bezettingsgraad van de productiecapaciteit en daarmee daalden op termijn de winsten en de winstvoet bij stijgende kapitaalkosten. Men spreekt dan van een onderliggende trend tot chronische stagnatie in de Amerikaanse economie. Zie: Adil H. Mouhammed, noot 7. 

[14] Volgens Roosens leidde de deregulering van begin jaren ’80 (via het ontstaan van financiële conglomeraten met diverse financiële producten onder één dak door fusies en overnames van financiële instellingen) tot het opheffen van "compartimenten", wettelijke beschermingsconstructies ter voorkoming van financiële crises, zoals de Grote Depressie van de jaren ’30. Het doel van de constructies was om de kapitaalmarkt van het sociaal kapitaal, van de levensverzekeringen, de pensioenfondsen, de sociale verzekeringen enz. te scheiden van de kapitaalmarkt van de private investering- en handelsbanken. En deze publieke fondsen in het kader van de verzorgingsstaat in te zetten voor crisisbestrijding.

[15] Zie: "Economie en Beurs" (Rotterdam, 1998) en "Trends en Cycli" (Rotterdam, 2008) door Jaap van Duijn.

[16] UNDP, 1999, pp. 2–3, 38–29.


[17] Zie Freeman, A. (2002) The New World Order and the failure of globalization. Paper (pdf) presented at the BISA-conference, London, 17 December 2002 [18] G.A. Cornia, 2004, Inequality, growth and poverty: an overview of changes over the last two decades

[19] Zie: WDM (pdf)

[20] Zie voor een kort overzicht van deze voorstellen: “Stiglitz Commission presents proposals to General Assembly,” 1 april 2009, Third World Network

[21] Een belangrijke indicatie dat het reguleren van de financiële sector lange tijd zal gaan duren, is dat de OECD-landen tijdens de G20-top afspraken een einde te maken aan de zogenaamde belastingparadijzen waar een volledig ongecontroleerd schaduwbanksysteem van hedge funds en equity funds opereert. Dit voornemen werd een paar dagen na de top alweer ernstig afgezwakt, aldus BBC News.

———————–

Nieuwsbrief over ontwikkelingen rondom Wereld Handels Organisatie WTO en de Europese Unie. Het is een initiatief van de Werkgroep Globalisering Delft-Den Haag. Aan dit bulletin hebben meegewerkt: Henry van Maasakker, Kees Hudig en Rob Bleijerveld.
Nieuwsbrief WTO.ZIP (en meer over globalisering) is ook te vinden op: globalinfo.nl en op indymedia.nl
Voor een gratis email-abonnement en voor het sturen van mededelingen, copy of reacties: onyva ATxs4all.nl
———————–