Het Systeem Faalt
Anarchisten staan snel klaar met kritiek op alles wat van staatswege wordt gedaan. Het zit in hun anti-staatsreflex. Die kritiek is veelal niet fijnmazig, hoewel aldoor op zijn plaats. Toch kan het geen kwaad eens op te merken dat kritiek op het van staatswege handelen door kritische burgers, niet-anarchisten, ook niet mals is.
(Door Thom Holterman, oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde)
In de toeslagenaffaire ziet oud-ombudsman Alex Brenninkmeijer geen bedrijfsongeluk maar een falend systeem (Trouw, 31 december 2020). Als je dan denkt dat het de uitvoerende macht (regering, de door haar gestuurde diensten) duidelijk is wat van haar wordt verwacht, komt kamerlid Pieter Omzicht op 19 januari 2021 in diezelfde affaire met: ‘Er is iets fundamenteel mis in ons land’. Transparantie is beloofd: toen werden hele vlakken in geopenbaarde stukken zwart gelakt, nu wit. Daar word je witheet van, bozer dan boos.
Het ongekende onrecht dat ouders in de affaire is aangedaan, zoals de parlementaire onderzoekscommissie dat kwalificeerde, heeft volgens het Kamerlid kunnen plaatsvinden omdat de tegenmachten in de Nederlandse democratie niet functioneren. Het is Alex Brenninkmeijer die leert dat dit een ontwikkeling kent van vele jaren en dat het in elke politieke hoek verborgen zit.
Strandrellen Hoek van Holland 2009
Als Brenninkmeijer in een vraaggesprek met De Groene Amsterdammer terugblikt op de affaire met het politieoptreden bij de strandrellen in Hoek van Holland, in 2009, dan merkt hij op: ‘De politie had gericht en met scherp geschoten op het publiek, in een situatie waarin onderzocht moest worden of dat gerechtvaardigd was. Van de politie evenals van de politiek kwam al snel de afdekkende reactie: die mensen op dat strand hadden zich misdragen. Het was echt voorbarig om het politieoptreden daarmee goed te praten. Het is nogal wat als agenten gericht gaan schieten op publiek en niet weten waar die kogels terechtkomen. Ik zoog mijn argumenten ook niet uit mijn duim, maar baseerde me op jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.’
De uitvoerende macht voelde zich evenwel in haar kuif gepikt. Vicepremier Wouter Bos (PVDA) achtte zich geroepen publiekelijk tegen Brenninkmeijer uit te varen, met het verwijt dat hij zijn boekje te buiten was gegaan. Binnenskamers volgde een actie van een collega van minister Bos. Onder het motto dat hij altijd zacht op de persoon, maar hard op de zaak wil spelen, past Brenninkmeijer ervoor de naam te onthullen. Maar De Groene Amsterdammer meent dat uit de context valt op te maken dat het PVDA-minister Guusje ter Horst was. Brenninkmeijer typeert het gesprek met haar als een poging hem ‘terug te jagen in het hok’.
Was Ter Horsts autoritaire actie een incident of een symptoom van verstoorde verhoudingen en ongewenste machtsophoping in het Nederlandse bestel? ‘Ik heb het een paar keer meegemaakt’, zegt Brenninkmeijer, ‘dat ik kritiek uitoefende, onderbouwd met argumenten, en een minister vervolgens disciplinerend optrad: dat kunt u niet maken, dat mag u niet doen.’
Het is goed om dit terug te lezen, zodat uitspraken als ‘het systeem faalt’ (Brenninkmeijer) en ‘Er is iets fundamenteel mis in ons land’ (Omzicht) niet enkel met de Toeslagenaffaire samenhangen. Dat het systeem faalt, gaat in tijd veel verder terug. De uitvoerende macht duldt geen tegenspraak omdat het zichzelf ziet als de top van de macht. Dit is een misvatting. Het Nederlandse staatsbestel kent drie machten, die – ideaaltypisch – in een bepaald systeem gevat, bedoeld zijn elkaar in evenwicht te houden. Het is steeds macht/tegenmacht. Daarom kan worden gezegd in De Groene Amsterdammer: ‘De Ombudsman is een van de instituties die in het bestel zijn ingebouwd om tegendruk te bieden aan de staatsmacht en corrigerend op te treden bij misbruik van bevoegdheden, gechicaneer of willekeur. In een democratie moet de macht die tegenspraak dulden, of zelfs koesteren, en er zeker niet boos over worden, zoals Bos en Ter Horst.’ ‘De kracht van een democratie schuilt in de tegenspraak’, zo formuleert Brenninkmeijer dit inzicht.
Fraudebestrijding 2013
In het vraaggesprek met Alex Brenninkmeijer in Trouw van 31 december 2020 komt een kennismakingsgesprek in 2013 aan de orde met de toen net aangetreden PvdA-minister Lodewijk Asscher en PVDA-staatssecretaris Jetta Klijnsma. Hij vertelt er het volgende over: ‘Er was politiek breed een heel sterke nadruk op fraudebestrijding, al ver vóór de Bulgarenfraude (waarbij Bulgaren in Nederland rond 2010 via nepadressen op grote schaal zorg- en huurtoeslag aanvroegen, red.). Het idee leefde dat fraude de sociale zekerheid ondergraaft en hard moet worden aangepakt. Terwijl in werkelijkheid maar een luttel procent van alle mensen fraudeert en de meeste mensen deugen. We signaleerden toen al hoe problematisch het fraudebeleid uitwerkte, bijvoorbeeld met de WW. Maar de bewindslieden gaven geen krimp. Mijn opmerkingen werden alleen voor kennisgeving aangenomen. Ook in de Tweede Kamer overigens. Laat hem maar praten, dachten ze.’
Inmiddels is er het befaamde eindrapport verschenen van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag. Ook is het kabinet inmiddels gevallen, struikelend over de affaire. Brenninkmeijer praat nog even door over waar ‘het systeem faalt’. Hij merkt op: ‘De grondbeginselen heeft de commissie nog redelijk ruim geformuleerd. De conclusie moet een politiek compromis zijn geweest. De commissie noemt fraudebestrijding ook opeens een grondbeginsel.’ Dan wordt Brenninkmeijer terecht streng: ‘Dat is onzin, want het gaat bij grondbeginselen uitsluitend om de rechten van burgers. De affaire laat zien dat onze democratische rechtsstaat gewoon níet functioneert. We hebben een wetgever die zich niet aan de rechtsstaat houdt, een uitvoerder die de wet klakkeloos opvolgt, zonder zich om de grondrechten en de behoorlijkheid te bekreunen, en een rechter die zich gouvernementeel opstelt en het beleid alleen maar bevestigt. Alle macht is in Nederland samengeklonterd. Onze rechters geven burgers structureel minimale kansen om een zaak te winnen. Rechters richten zich vooral op het gouvernement. Die houding zit heel diep in de nationale cultuur van onze rechtsspraak, en is zeer bestendig gebleken.’
‘Alle macht in Nederland samengeklonterd’, constateert Brenninkmeijer. Macht/tegenmacht werkt dus niet meer. In naam hebben we nog wel drie machten, maar die zijn versmolten tot één vorm van hiërarchische en opgelegde coördinatie. De ‘contre role’ is geëlimineerd, althans soms is daar nog een enkel parlementslid en een Nationale Ombudsman om de mond open te doen.
The French Connection
Is hetgeen Alex Brenninkmeijer aankaart iets specifiek Nederlands? Neen. Over Frankrijk bijvoorbeeld kan hetzelfde opgemerkt worden. Ligt het dan aan het bestaan van de staat überhaupt? Ik vermoed van wel. De staat is een constructie die zich ontpopt heeft uit wat roverstaat genoemd kan worden (Franz Oppenheimer, Der Staat, 1907). Er zijn evenwel talloze groepen mensen geweest (en er zijn er nog steeds), die de staat niet wilden, hem afwezen. Het gaat dan om ‘volken zonder staat’ (zie mijn gelijknamige boek, 2018). Wat al die volken kenmerkt, is dat zij het bestaan van machtsrelaties niet ontkennen. Maar met behulp van allerlei ingestelde gebruiken (gewoonten, rituelen) en regels voorkomen zij juist dat er een machtsmonopolie ontstaat.
Wat wij in onze statelijke situatie ‘rechtsstaat’ noemen is een zacht gebakken broodje: (a) we erkennen het bestaan van de staat – waarmee we machtsmonopolie introduceren (de ‘hoogste macht’), (b) we accepteren er het bestaan mee van een scheiding tussen mensen: zij die de macht hebben (een minderheid) en zij die aan die macht onderworpen zijn (de meerderheid) en (c) we zetten tegen negatieve effecten van (a) en (b) een tandeloos recht in (rechtsstatelijkheid die door conversie ontkracht kan worden). We hebben ons daarmee klem gezet tussen de rechtsstaat en het recht van de staat. Wij leven in een rechtsstaat, beaamt de voorzitter van de Franse Nationale Raadscommissie voor de rechten van de mens, Jean-Marie Delarue in 2019. ‘En wij vleien onszelf: we hebben een uitgebreide wetgeving en rechters om onze vrijheden te beschermen… Niets van dat al lijkt in gevaar. In werkelijkheid, is het iets anders. In naam van de veiligheid, kunnen al onze vrijheden bedreigd worden.’ (geciteerd in: het Franse weekblad Marianne van 15-21 januari 2021).
Het gaat om dezelfde bedreigingen als waarover Brenninkmeijer zich drukt maakt. De Franse uitvoerende macht faalt overigens op voor Nederlanders herkenbare manier. Wat de vaccinatie betreft, blijkt de ‘exécutif’ (de uitvoerende macht) niet in staat overeenkomstig de afgesproken strategie te handelen. ‘De bureaucratie wordt in staat van beschuldiging gesteld’ kopt het Franse dagblad Le Monde (van 8 januari 2021). Al eerder lag ze onder vuur in de mondkapjesaffaire. Dat is een langlopende affaire waarbij de Franse directeur-generaal (DG) van gezondheid ervan beschuldigd wordt een wetenschappelijke commissie (een soort OMT als in Nederland) onder druk gezet te hebben. Hij wilde dat cijfers die in een rapport genoemd werden, aangepast zouden worden aan die welke hij berekend had (wat geweigerd werd).
Op basis van een berekening was in het rapport in 2018 geadviseerd één miljard mondkapjes in voorraad te hebben. Mede om budgettaire redenen – en ik vermoed mede op grond van ‘intuïtieve calculatie’ – was de DG zelf uitgekomen op 100 miljoen mondkapjes. De Franse senaat (de Franse Eerste kamer), die een onderzoek uitvoerde naar het gebeurde, oordeelde dat de DG aantoonbaar die druk tot veranderen van de cijfers uitgeoefend had (Le Monde van 11 december 2020). Wat zal achter deze druk gezeten hebben?
Omdat door de van het advies afgeweken beslissing van de DG in 2018 slechts 100 miljoen mondkapjes in voorraad waren, moest tijdens de pandemie haastig in grote aantallen mondkapjes bijgekocht worden. In 2018 hadden de 1 miljard stuks 27 miljoen euro gekost, tegen 450 miljoen euro die tijdens de crisis betaald moest worden. Zou het verschil nu ten laste komen van de DG of de Franse belastingbetaler…? (gegevens ontleend aan Le Monde van 11 december 2020).
Het schandaal van de Staat
Het onderzoeksrapport van de senatoren leert nog iets in het algemeen. De senatoren betreuren de gebrekkige overheidscommunicatie, die zowel te verticaal als te infantiliserend is. Ik heb daarvoor een voorbeeld toegespeeld gekregen (een kopie van een besluit). Een Frans dorp heeft van de bureaucratie toestemming gekregen om elk huis van een huisnummer te voorzien (januari 2021). Dat verloopt via een door de burgemeester van dat dorp (minder dan 300 inwoners) ondertekende brief, die duidelijk maakt waar het besluit vandaan komt: de République Française, Departement (naam), Arrondissement (naam stad), Canton (naam stad), de burgermeester (van het dorp). Voor een huisnummer! Zouden die paar honderd inwoners dat niet zelf hebben kunnen regelen? Moet je daar nu echt anarchist voor zijn om zo iets op te merken?
De senatoren verwijten de regering verder geaarzeld te hebben tussen ‘strijd tegen’ en het ‘leven met’ het coronavirus, met het risico van ‘onleesbaarheid’ van haar gedrag. Zij schrijven in hun rapport: ‘In het tijdperk van de post-waarheid heeft een communicatiecrisis de geloofwaardigheid van het openbare en wetenschappelijke discours ondermijnd, waarvan de gevolgen blijvend zullen zijn.’ (Le Monde van 11 december 2020). Wat hier allemaal fout gaat (met mondkapjes, de vaccins en de vaccinatie) is volgens de voorzitter van de regio Grand Est, Jean Rottner, het schandaal van de Staat. Het wordt surrealistisch… en er is niet één enkelvoudige oorzaak voor aan te wijzen, wordt opgemerkt: het is systemisch [het zit in het systeem zelf opgesloten] (geciteerd in Marianne van 8-14 januari 2021).
Men vraagt ons zonder discussie te buigen
Het is systemisch, werd gezegd. Deze problematiek van het falende systeem wordt in een vraaggesprek voorgelegd aan de Franse historicus en (politiek) filosoof, Marcel Gauchet, hoogleraar EHSS te Parijs (opgenomen in Marinanne van 8-14 januari 2021). Hij constateert een verlies van gezag van de wetenschap in aanvulling op de disfuncties van ons politieke systeem. Even ervoor heeft hij uitgelegd dat de wetenschap zijn uitstraling verloren heeft: zijn belofte de wereld begrijpelijk te maken. Wat we heden zien, is dat de wetenschap is teruggevallen op praktijken onder de noemer van ‘technowetenschappen’. Het is volgens hem een activiteit geworden die plaats vindt als vrijwillige slavernij.
De burgers constateren dat wezenlijke beslissingen achter gesloten deuren genomen worden. De uitvoerende macht sluit zich dus op en dat voedt het complotisme. Een aanmerkelijke deel van de bevolking stelt zich voor dat achter de afwezigheid van een behoorlijke uitleg zich onbespreekbare motieven verbergen. Het heeft evenwel eenvoudigweg van doen met het autisme van de publieke verantwoordelijke. Waaraan Gauchet toevoegt, dat als er al iets te verbergen is, het veelal niets anders is dan de incompetentie van bestuurders. Men discussieert over van alles, behalve over wat van belang is.
Dan neemt hij de discussie over de vaccins in Frankrijk als voorbeeld, wat eveneens voor Nederland geldt. Het betreft de vraag hoe het kan dat er zo snel een akkoord is voor een vaccin, als je anders zoveel vooronderzoek omtrent de toepassing moet doen. Is het in eens minder noodzakelijk om de betrouwbaarheid te waarborgen? Zeker als het om een nieuwe methode gaat van het opwekken van het immuunsysteem? Het eind van zijn uitleg wordt door deze vraagstelling gevormd. Wat hoor je dan op die vragen, zegt hij: ‘Niets’ (Silence). Waarop hij laat volgen: ‘Men vraagt ons zonder discussie te buigen.’
Dit levert dus verlies van vertrouwen op, maar het gaat nog veel verder. ‘We worden geconfronteerd met een probleem waar democratieën mee te maken krijgen: het verdwijnen van geloofwaardige personen.’ Hoe komen we hieruit, vraagt Marianne aan Gauchet. ‘Als ik dat wist!’ ‘Ik heb geen antwoord en ik zie het ook niet aan de horizon verschijnen. Echter bijdragen aan verduidelijking van deze neergang waarin we verkeren, is niet onnuttig. Misschien maakt het een geest van verzet wakker’.