Ga naar de inhoud

Hoe de armste landen nog wat wanhopiger maken

Over de
EPA (Economische Partnerschapsakkoorden). Deze maand zouden de onderhandelingen afgerond moeten zijn tussen de EU en de voormalige Lome-landen. Dat zou rampzalige gevolgen hebben.

6 min leestijd
Placeholder image


Dit stuk is oorspronkelijk van Attac-France en is afkomstig van Zand in de Machine, de nieuwsbrief van Attac-Vlaanderen .

De
vroegere vrijhandelsovereenkomsten tussen de EU en de 77 ACP-landen
(Afrika-Caraïben-Stille Oceaangebied) staan tegenwoordig onder druk van de EU
om in "Economische Partnerschapsakkoorden" te worden omgezet. De
ACP-landen, vaak vroegere kolonies waarvan de helft tot de minst ontwikkelde
landen behoren, zouden zich nu moeten onderwerpen aan de voor arme landen zeer
ongunstige regels van de wereldhandelsorganisatie (WHO).

Sinds
1975 regelde de Conventie van Lomé de handel tussen de EU en de ACP-landen,
waarbij de laatsgenoemde landen, dankzij verminderde douanetarieven, een ruime
toegang tot de Europese markten kregen. Rekening houdend met de verschillende
niveaus van ontwikkeling, behielden de ACP-landen het recht om invoerrechten te
heffen op de uit Europa geïmporteerde producten.

span>
<

De
daarop volgende overeenkomst van Cotonou (2000) was al strenger. Maar het ging
nog altijd om een asymmetrische overeenkomst, die voordelig was voor de
ACP-landen. Het is die asymmetrie die nu in vraag wordt gesteld.

De
ACP-landen tellen 717 miljoen inwoners, die hoofdzakelijk op het platteland
wonen, waarvan de helft met minder dan 2 USD per dag moet rondkomen, en waarvan
200 miljoen honger lijden.

Door de
schuldenexplosie in de jaren 1980 konden de internationale financiële
instellingen (IMF, Wereldbank) aan die landen structurele
aanpassingsprogramma's opleggen, waarbij geëist werd dat ze drastisch snoeiden
in de openbare uitgaven (ook gezondheidszorg en onderwijs), dat ze de
exportproductie bevorderden(ook de uitvoer van landbouwproducten ten nadele van
de eigen levensmiddelenproductie), dat ze de handel liberaliseerden en de
beperkingen op buitenlandse investeringen verminderden, en dat ze de lokale
munten aan de internationale valuta (US-dollar) koppelden. Alle besparingen of
nieuwe bronnen van inkomsten moesten prioritair aan de terugbetaling van de
schulden worden besteed.

Die
schulden waren meestal aangegaan in een periode van overvloed van geldmiddelen
op wereldniveau (oliedollars) en vaak door weinig democratische regeringen, die
door de Westerse landen gesteund werden om geostrategische redenen en om hun
aanvoer van plaatselijke hulpbronnen (ertsen, petroleum, hout) veilig te
stellen.

Doordat
de op export gerichte structurele aanpassingsprogramma's overal tegelijk werden
doorgevoerd en door de hoge rentevoeten kwamen de ACP-landen in een crisis met
exponentiële schuldengroei terecht. Het Comité voor de kwijtschelding van de
schulden van de derde wereld (CADTM) heeft uitgerekend dat één dollar schuld
van de ontwikkelingslanden in 1980 nu vijf dollar schuld is geworden, hoewel er
intussen al 10 dollar zijn terugbetaald.

Onder
het voorwendsel van een "partnerschap voor de ontwikkeling" gaat de
EU via de Economische Partnerschapsakkoorden het programma van vrijhandel weer
invoeren: alle belemmeringen voor 80 à 90% van de handel tussen de EU en de
ACP-landen moeten binnen de kortst mogelijke termijn worden afgeschaft. De
bescherming van gegevens, diensten en investeringen, de concurrentie, de
vrijmaking van de handel en de openbare aanbestedingen maken deel uit van de
onderhandelingen. Die laatste vier domeinen zijn nu net de sectoren waarover de
ACP-landen in het kader van de wereldhandelsorganisatie weigerden te
onderhandelen, omdat dit negatieve gevolgen heeft voor hun ontwikkeling.

De
Economische Partnerschapsakkoorden impliceren wederkerigheid en de ACP-landen
zullen hun markten dus wijdopen moeten stellen voor de invoer uit Europa. Na
een gedifferentieerde aanpassingsperiode (meestal tien jaar) zal de toestand de
volgende zijn:

* de
uitvoer van de ACP-landen naar Europa zal volledig vrij zijn van
invoerheffingen (nu is dit enkel het geval voor bepaalde producten);

* 80 à
90 % van de door de "minst ontwikkelde" ACP-landen ingevoerde
producten uit Europa zullen ook vrij zijn van douanetarieven. Bovendien worden
de ACP-landen in regionale blokken onderverdeeld en zal de EU ervoor zorgen dat
de clausule van "meest begunstigde natie" op alle lidstaten van een
regionaal blok wordt toegepast;

* de
toegang van de Europese ondernemers tot de dienstensector van de ACP-landen zal
onbelemmerd en niet-discriminatoir zijn en de opening voor investeringen zal
worden bevorderd.

De
Europese Commissie weigert elke toegeving en oefent tegelijk zware economische
en politieke druk uit op de ACP-landen om hun beslissingen te forceren. Omdat
de ACP-landen massaal afhankelijk zijn van ontwikkelingshulp, hebben de
ACP-regeringen geen andere keuze dan aan de eisen van de Commissie toe te
geven. Gevolgen voor de ACP-landen:

*
enerzijds verminderen de douanetarieven, die voor sommige ACP-landen een groot
deel van de staatsinkomsten uitmaken (vorig jaar waren de inkomsten uit
douaneheffingen goed voor 38% van de totale nationale begroting van Senegal),
dit ten nadele van de sociale uitgaven en investeringen zoals gezondheidszorg,
onderwijs, enz;

*
anderzijds zullen de Economische Partnerschapsakkoorden de dominantie en
concentratie van de Europese leveranciers van goederen en diensten versterken,
waardoor de sociaal-economische achteruitgang en de politieke instabiliteit van
de meeste ACP-landen zal verergeren, omdat zij op de internationale markt
weinig aan te bieden hebben (wereldmarktaandeel van Afrika: 2,7%).

De
zwaarst getroffen sector zal de landbouw zijn, die goed is voor de inkomens van
50 à 80% van de bevolking en zowel voor het grootste deel van de export als
voor de lokale basisvoeding instaat. Dit betekent dat er een sterke rem wordt
gezet op alle initiatieven voor autonome ontwikkeling, met plattelandsvlucht en
emigratie naar de rijke landen als onvermijdelijk gevolg. Op een moment dat de
EU meer en meer een oninneembare burcht voor immigranten wordt, zullen er
steeds meer mensen zijn die met gevaar voor hun leven Europa trachten te
bereiken en die, als ze erin slagen, met een steeds repressiever beleid worden
geconfronteerd. Wat is de logica van dit beleid van handelsovereenkomsten tot
elke prijs, die de levensomstandigheden in de migratielanden verder
vernietigen?

Zo
wordt in naam van de vrijmaking van handel en investeringen een einde gesteld
aan de doelstellingen van het uitbannen van de armoede en de duurzame
ontwikkeling, die in de overeenkomst van Cotonou werden afgekondigd. Bovendien
verbindt de EU er zich niet toe om het probleem van de schulden te regelen. Ze
stelt enkel een tijdelijke compenserende financiële hulp aan de meest kwetsbare
landen voor, die dan nog wordt afgetrokken van de Europese
ontwikkelingshulpfondsen waarvoor al een programma met sociale doelstellingen
was opgemaakt.

Welke
ook de betrokken geografische zones zijn, al deze bilaterale overeenkomsten
zijn bijzonder gevaarlijk. De sociale en milieubewegingen moeten zich mobiliseren
om de ultraliberale logica van die overeenkomsten schaakmat te zetten.

Attac-Frankrijk
en alle Attacs van Europa en de wereld hebben in deze strijd een essentiële rol
te vervullen. Maar de tijd dringt. De deadlines van de
partnerschapsovereenkomsten zijn nabij: de onderhandelingen moeten einde 2007
zijn afgesloten en vanaf 1 januari 2008 zouden de akkoorden in werking moeten
treden. Hoog tijd dus om in actie te komen!

————————

Link
naar de internationale StopEPA-campagne

De
originele franse tekst van dit artikel vind je terug op attac france

Zie
ook: Mo* dossier over EPA's

In Nederland beweegt niet veel, al houdt de Coalitie voor Eerlijke Handel zich met de zaak bezig