‘Modernisering’ van het arbeidsrecht in Europa: terug naar de 19e eeuw
Econosphères, een netwerk van progressieve economen in Franstalig België, organiseerde op 19 mei een debatavond over de aanvallen op het arbeidsrecht in diverse Europese landen. Het ging meer bepaald over de Loi Travail waartegen in Frankrijk sinds februari geprotesteerd wordt (met o.a. het ontstaan van Nuit Debout, eind maart), de Wet Peeters waarmee de Belgische regering Michel een gelijkaardige operatie plant, en de hervormingen van het arbeidsrecht die in Spanje sinds 2010 doorgevoerd werden.
(Door Herman Michiel, Ander Europa)
Sprekers waren de Franse econoom Michel Husson (lid van de wetenschappelijke raad van Attac France), Claude Lambrechts (nationaal secretaris van de christelijke bediendenbond in Franstalig België, CNE) en Esteban Martinez ( arbeidssocioloog aan de Université Libre de Bruxelles, waar hij ook vakbondsmilitant is van CGSP, de centrale van de openbare diensten bij de socialistische FGTB), en Adoración Guamán, professor arbeidsrecht aan de universiteit van Valencia en lid van Attac-Spanje. De avond werd voorgezeten door Anne Dufresne, onderzoekster bij GRESEA (Groupe de recherche pour une stratégie économique alternative) en coordinatrice van Econosphères.
In haar inleiding wees Dufresne erop dat de aantasting van de werkersrechten in zowat alle Europese landen deel uitmaakt van een georkestreerde aanval die reeds drie decennia aan de gang is in de Europese Unie, en waarbij bewust aangestuurd wordt op lagere lonen en terugdringen van de rol van de vakbonden. In een eerste ronde werd dan een beknopte toelichting gegeven bij de hervormingen in de drie landen. Tijdens het daaropvolgend debat tussen de sprekers en met de zaal kwam één thema sterk naar voor: de vermindering van de arbeidstijd met compenserende aanwervingen als antwoord van de arbeidersbeweging op deze aanval. De presentaties, een videoverslag van de conferentie en bijkomende documentatie zijn te vinden op de site van Econosphères (*1).
België
Martinez belichtte vooral de antecedenten, zowel Belgische als Europese, van de Wet Peeters. Reeds in 1983 kwam het begrip ‘arbeidstijd’ op lossere schroeven te staan door de invoering in het Belgisch recht van het begrip ‘gemiddelde wekelijkse arbeidstijd’. Daarmee is het principe gelanceerd om de arbeidstijd te berekenen als een gemiddelde over een referentieperiode; deze laatste zal in de loop der jaren steeds langer worden. In dezelfde periode wordt een reeks uitzonderingen op de bestaande Belgische arbeidswetgeving ingevoerd, zo over de maximale dagelijkse arbeidstijd, of over nacht- en weekendwerk. De Europese arbeidstijdrichtlijn van 1993 stelt een limiet van 48 uur per periode van 7 opeenvolgende dagen (art. 6), maar … hierop kan een uitzondering gemaakt worden ‘mits instemming van de werknemer’ (art. 18). Een ander antecedent is het zgn. plusminus-conto dat in de Audi-fabriek in Brussel ingevoerd werd in 2010 (in navolging van wat reeds bestond in Duitse bedrijven). In drukke perioden wordt er ook op zaterdag gewerkt; dat levert een ‘plus’ op voor het conto, maar geldt niet als overwerk (behalve als bepaalde grenzen worden overschreden) en levert dus ook geen extra-betaling op. Bij terugvallende bestellingen wordt er bv. slechts 20 uur per week gewerkt, met een ‘min’ op het conto. De balans wordt opgemaakt na zes jaar, een duidelijke illustratie dat de ‘referentieperiode’ steeds langer wordt. Maar waar de regeling bij Audi een uitzondering is, en een collectief systeem dat pas ingevoerd werd na onderhandelingen tussen vakbonden en directie, wil Peeters het plusminus-conto banaliseren, er bovendien een individuele aangelegenheid van maken (waar vakbonden niet meer aan te pas komen) en zelfs de referentieperiode van zes jaar laten vallen.
Brussel 24 mei 2016
Lambrechts ging meer in detail in op de voorstellen Peeters (*2). Hier een korte samenvatting.
Voorlopig bestaat alleen een vrij vage ‘beleidsnota’ waarmee de federale minister voor werk en economie Kris Peeters (van het christendemocratische CD&V) eind 2015 zijn voorstellen lanceerde die bedoeld zijn als invulling van de regeringsverklaring Michel (*3). Het is de bedoeling van de regering om van de voorstellen wet te maken vóór het einde van het jaar, en dus ook vóór de sectoronderhandelingen 2017-2018.
Goedkeuring van de wet Peeters zou leiden tot:
- Veralgemeende annualisering van de referentieperiode voor de berekening van de arbeidsduur;
- Bijgevolg ook het wegvallen van de vergoeding voor het meeste overwerk;
- Gedaan met de 38-urenweek; de ‘gewone’ werkweek kan oplopen tot 45 uur, de ‘gewone’ werkdag tot 9 uur.
- Terwijl overwerk totnogtoe moet verantwoord worden en in overleg met de vakbonden ingevoerd, zou de werkgever voortaan de vrije hand krijgen;
- Totale werkgeversflexibiliteit voor de werkroosters; deeltijdsen zouden bijvoorbeeld slechts één dag op voorhand moeten ingelicht worden over hun werkuren (een invulling à la Peeters van ‘werkbaar werk’ …) . Nachtwerk begint niet langer te 20u maar te 22u.
- Interimcontracten worden de normaalste zaak door de invoering van een ‘interimcontract van onbepaalde duur’.
De gevolgen in een notendop:
- Zwaardere werklast met loonverlies;
- Vernietiging van arbeidsplaatsen, want in plaats van aan te werven kan de onderneming zonder meerkost beroep doen op overwerk;
- Het resultaat zou bovendien inefficiënt zijn
- Aantasting van de levenskwaliteit, van het familiaal leven, een leven in het teken van het werk; kortom, onder het voorwendsel de arbeidsmarkt te moderniseren plant men een terugkeer naar de 19e
Om de perversie van de voorstellen volledig te vatten moet men ze in detail bekijken, we verwijzen daarvoor naar een heldere samenvatting door het ABVV (*4) en een brochure van de PVDA (*5).
Claude Lambrechts wees ook op enkele elementjes van de voorstellen Peeters die weliswaar bijkomstig zijn, maar die in zekere mate tegemoet kunnen komen aan vakbondswensen. Men kan ze als pasmunt zien waarmee de zeer bittere pil zou kunnen verguld worden. Daaronder bv. een wettelijke regeling voor telewerk. Over het (reeds bestaande) ‘recht op vorming’ is ook sprake, maar de definitie van wat vorming inhoudt dreigt uitgebreid te worden tot onderwerpen als stress of burnout, waardoor de perverse effecten van de wet Peeters zelfs ten koste zouden komen van het recht op eigenlijke vorming.
Spanje
Adoración Guamán gaf een overzicht van de hervormingen in het Spaanse arbeidsrecht, die reeds sinds 2010 aan de gang zijn. Ook in Spanje werd het ‘te rigide arbeidsrecht’ door de overheid aangewezen als bron van het verlies van arbeidsplaatsen (3,7 miljoen tussen 2008 en 2014). Flexibilisering wordt er voorgesteld als de oplossing van het probleem. De hervormingen, volledig in overeenstemming met de aanbevelingen van de EU, streven drie doelen na:
- Vermindering van de arbeidskost (loonkost en sociale zekerheidsbijdragen)
- Verzwakking van de onderhandelingspositie van de vakbonden en terugdringing van de beschermende regels in het arbeidsrecht;
- ‘rechtszekerheid’ voor de bedrijven, vermijden van gerechtelijke ‘verrassingen’ bij conflicten.
Madrid, 21 maart 2015
De terugdringing van de rechten van de werknemers had zowel plaats onder de ‘socialistische’ regering (Zapatero, 2009-2011) als onder de rechtse Partido Popular (Rajoy, 2012-2015). Onder Zapatero werd de loonmatiging in overleg met de vakbonden doorgevoerd, er was een zekere verbetering voor werkloosheidsuitkeringen, een zekere arbeidsplaatscreatie bij de overheid en contracten van onbepaalde duur werden aangemoedigd. Ondere Rajoy werden de Europese aanbevelingen letterlijk opgevolgd zonder overleg; de budgettaire orthodoxie werd als voorwaarde voor het economisch herstel voorgesteld en in een hele reeks wetten vastgelegd.
Men kan in dit beleid een drietal assen zien:
- Verlaging van de arbeidsskost. Centraal hierbij was de afbouw van de onderhandelingspositie van de vakbonden, niet in het minst door de voorrang die gegeven wordt aan bedrijfsakkoorden ten koste van sectoriële akkoorden. Ondernemers kunnen een sectorakkoord verwerpen omwille van ‘economische, technische of organisatorische redenen’. De vroegere doorwerking van akkoorden na hun einddatum werd eveneens afgebouwd. Dat de Internationale Arbeidsorganisatie deze maatregelen veroordeelde heeft ze geenszins tegengehouden.
- Vereenvoudiging van de afdankingen. De procedures werden vereenvoudigd en de vergoedingen teruggeschroefd, o.a. door de bevoegdheid van rechters hierin te beperken. Afdankingsdprocedures voor de privésector werden naar de publieke uitgebreid. Het contract van onbepaalde duur werd uitgehold, zodat er niet veel garantie meer aan vast zit. Voor de bedrijven met minder dan 50 werknemers werd een nieuwsoortig arbeidscontract ingevoerd, dat een proefperiode van 12 maanden voorziet.
- Jongeren en vrouwen krijgen extra-kwetsbare statuten, met stage- en leercontracten, deeltijds, verminderde bijdragen voor de sociale zekerheid enz.
Sinds 2014 is er een zekere teruggang van de werkloosheid (grafiek).
Maar daarbij moet men hetvolgende opmerken:
- Begin 2016 bedraagt de werkloosheid nog steeds 21%, of 4,8 miljoen personen;
- 60% daarvan is langdurig werkloos
- Slechts 55% is gedekt door de werkloosheidsvergoeding;
- Deeltijds en tijdelijk werk zijn in opmars;de verschillen tussen mannen en vrouwen nemen toe.
- De lonen ondergingen een gevoelige daling;
Onder Rajoy kwam er een campagne van zwartmaking van de vakbonden tot stand die niet zonder gevolgen bleef. In 1996 gaven 38% van de Spanjaarden hun vertrouwen aan de vakbonden, in 2013 was dit nog maar 20.9%. Veertig procent van de bevolking denkt dat vakbonden verantwoordelijk zijn voor de werkloosheid. De vakbondsacties (piketten …) worden steeds meer in een criminele sfeer voorgesteld.
Adoración Guamán ziet voor de Spaanse vakbonden een aantal belangrijke uitdagingen: de werking herdenken naar hogere niveaus, boven het bedrijfsen de sector uit; meer aansluiting vinden bij jongeren, werklozen, valse zelfstandigen en economisch zwakke groepen; en het feminisme als integraal deel in de werking opnemen.
Frankrijk
Michel Husson schetste het algemeen kader van Loi Travail, of ‘Wet El Khomri’ (naar de naam van de de Franse minister van arbeid en van … ‘sociale dialoog’). Ook hier is ontegenzeggelijk de rol van het Europees hervormingsbeleid duidelijk, en heeft de regering geen schrik om absurde argumenten te gebruiken om haar maatregelen te staven. Zo zou flexibliteit arbeid scheppen, en, krasser nog, de hervormingen zouden precies bedoeld zijn om de zwaksten op de arbeidsmarkt te ondersteunen! (Het argument kreeg de veelzeggende steun van de Franse ‘Nobelprijs economie’ Jean Tirole …)
Affiche CGT
Het aanvankelijk ontwerp van de Loi Travail (bekend geworden half februari) was zodanig extreem dat zelfs de zeer inschikkelijke vakbond CFDT er zich niet in kon vinden; voor het Frans patronaat (MEDEF) ging het in de goede richting. Van het ‘projet 0’ kwam dus een ‘projet 1’ (commentaar van MEDEF: ‘absurd, knoeiwerk’…). Omdat de ‘socialistische’ regering Hollande-Valls (*6) te weinig steun verwachtte uit eigen PS-rangen, werd het Parlement buiten spel gezet door beroep te doen op een Frans grondwetartikel (artikel 49.3). Voor de definitieve goedkeuring moet de Loi Travail nog de Senaat passeren.
De grote lijnen zijn als volgt (*7):
- De hiërarchie van de arbeidsovereenkomsten wordt omvergegooid. Tot nog toe had een sectorakkoord steeds voorrang op een bedrijfsakkoord (dit laatste mocht dus alleen voordeliger zijn dan een akkoord van de hele branche); de Loi Travail geeft voorrang aan het bedrijfsakkoord, waardoor de rol van vakbonden en van solidariteit tussen werknemers in sterke en zwakke bedrijven uitgehold wordt.
- Het ontslag om economische redenen kon totnogtoe aangevochten worden voor de rechtbank, en een rechter kon zich uitspreken over de realiteit van de economische moeilijkheden. Met de Loi Travail worden een aantal zeer brede criteria ingevoerd voor het bestaan van economische moeilijkheden, een rechterlijk oordeel is niet meer mogelijk.
- Grote vrijheid van de werkgever bij opleggen van werk- en wachttijden. Beschikbaarheidsperiodes (waarin men kan opgeroepen worden) of verandering van de werktijd moeten een ‘redelijke tijd’ op voorhand gemeld worden.Wat ‘redelijk’ is maakt de baas uit…
- Wanneer de vakbondsafvaardiging een bedrijfsakkoord verwerpt kan de onderneming een referendum organiseren om het alsnog te laten goedkeuren.
- De referentieperiode voor de berekening van de arbeidstijd kan tot 3 jaar bedragen.
- Onder voorwaarden kan de werkweek tot 60 uur Dit is ook nu al het geval, maar het administratief toezicht daarop verdwijnt. De werkdag kan onder voorwaarden tot 12 uur gaan.
Arbeidsduurvermindering als antwoord
Brussel, 24 mei 2016
Het daaropvolgend debat stond vooral in het teken van arbeidsduurvermindering (ADV). De vier sprekers waren het erover eens dat arbeidsduurvermindering met aanwervingen een gepast antwoord is op het offensief tegen de wereld van de arbeid. Wat België betreft had men wel de indruk dat de eis voor ADV een belangrijkere en offensievere rol speelt bij de christelijke bediendenbond CNE dan bij FGTB. De CNE is voorstander van een 32-urenweek van 4 werkdagen. Wat de financiering ervan betreft verwees Claude Lambrechts uitdrukkelijk naar de productiviteitsstijgingen die echter nog nauwelijks de werknemers en de investeringen, en alleen de aandeelhouders ten goede komen. De CNE stelt zijn militanten ook een applicatie ter beschikking waarmee berekend kan worden wat de cadeaus aan de bedrijven (‘taxshift’, loonblokkering) zouden betekenen in termen van loonsverhoging, arbeidsduurvermindering of aanwervingen. Esteban Martinez daarentegen stelde dat ADV ‘neutraal moet zijn voor de bedrijven’ door aangepaste tegemoetkomingen’, en dat er geen lineair verband is tussen ADV en groei van de tewerkstelling.
Wat Spanje betreft verwees Adoración Guamán naar de eisen van vakbonden en de linkse partijen Podemos en Izquierda Unida. Terwijl Podemos in zijn verkiezingsprogramma van 2014 het universeel basisinkomen verdedigde, komt de eis voor de 35 uren nu meer naar voren.
Michel Husson wees op de verschillende rechtse mythes over ADV. De bijkomende loonkost ervan zou een vernietigend effect hebben op de prijscompetitiviteit, maar dan doet men alsof het groeiend aandeel van winsten en dividenden zich niet zou weerspiegelen in de prijzen… In Frankrijk heeft men bovendien de ervaring van de invoering (1998-2000) van de 35 urenweek. Alhoewel de modaliteiten verre van ideaal waren en met al te veel toegevingen aan de bedrijven gepaard gingen, was er een aanzienlijke groei van de tewerkstelling. Ernstige schattingen spreken van 350.000 bijkomende arbeidsplaatsen als gevolg van de ADV(*8). Al kan niemand met zekerheid een precies cijfer geven (*9), één ding is zeker: het leidde absoluut niet tot de voorspelde catastrofe. Getuige daarvan de onderstaande grafiek over de evolutie van de tewerkstelling in de Franse privésector, terug te vinden in de bijkomende documentatie op de website van Econosphères.
Tot slot
Een bescheiden vereniging als Econosphères had de reflex om militanten en onderzoekers uit diverse EU-landen bijeen te brengen voor een uiterst verhelderend debat. Wordt het niet de hoogste tijd dat vakbonden met zoveel meer middelen diezelfde reflex ontwikkelen? Loi Travail, Wet Peeters, cipiersstaking in België, blokkering van brandstofdepots in Frankrijk, betogingen in Brussel, Athene, Parijs: naar een ‘top’ van het andere Europa!