Ga naar de inhoud

Ondergedoken en opgespoord

Een autonome activist uit Berlijn, die 24 jaar in het buitenland leefde, werd onlangs in Venezuela gearresteerd, ondanks dat hij er een asielverzoek had ingediend. Op 16 november werd Peter Krauth gearresteerd op het vliegveld El Vigia in Venezuela. Op 23 november werd hij naar Caracas overgebracht waar hij sindsdien wordt vastgehouden in een bureau van Interpol, in afwachting van uitlevering aan Duitsland. Net als eerder Bernhard Heidbreder en Thomas Walter, wordt Krauth er door het Duitse Openbaar Ministerie (BAW) van beschuldigd lid te zijn geweest van Das Komitee, een autonome militante groep die zichzelf in 1995 heeft opgeheven.

16 min leestijd

(Overgenomen van de website van doorbraak. De actuele tekst, bovenaan, is een vertaling van het artikel “Abgetaucht und aufgespürt” (oorspronkelijk afkomstig uit ak nr. 656) en de verklaring van Das Komitee is een vertaling van de tekst die te vinden is in de brochure “Als das K.O.M.I.T.E.E. ein Osterei legte…” (pdf, vanaf pagina 13). Beide zijn vertaald door Harald Minkens. Illustratie: Cover van een brochure over Das Komitee uit 1999.)

Das Komitee pleegde eind oktober 1994 een brandaanslag op een gebouw van het Duitse leger in Bad Freienwalde, om zo te wijzen op de samenwerking van het Duitse leger met het Turkse leger: Duitsland doet mee aan de oorlog tegen de Koerden (de bijbehorende verklaring lees je hieronder). Daarop volgde een tweede actie: in april 1995 probeerde Das Komitee in Berlin-Grünau een in aanbouw zijnde deportatiebajes op te blazen. In hun verklaring van september 1995, getiteld “Net ernaast is ook mis”, schreven ze: “Massa-uitzettingen vormen een garantie voor ‘vrede in het binnenland’ en vormt de kern van de imperialistische vluchtelingenpolitiek (…) In Berlijn wordt met dit doel een voormalige vrouwengevangenis uit de tijd van de DDR in Grünau verbouwd. Met wel 400 plekken wordt de capaciteit voor uitzettingen in Berlijn meer dan verdubbeld.”

Maar de actie mislukte doordat een politiepatrouille twee auto’s in de buurt van de bajes in de gaten kreeg, ze doorzocht en springladingen en ander materiaal voor de actie vond. Als gevolg daarvan belandden Krauth, Heidbreder en Walter op de opsporingslijst van de nationale recherche (BKA) en doken ze onder. Daarna ontbond Das Komitee zichzelf.

De drie ondergedoken mannen leven sinds 24 jaar in ballingschap, buiten het bereik van de Duitse veiligheidsinstanties. Het plannen van een bomaanslag verjaart pas na veertig jaar (2035) en daarom worden ze nog altijd via een internationaal arrestatiebevel gezocht.

Bernhard Heidbreder werd al in juli 2014 door de BKA in Venezuela ontdekt en daarop gearresteerd. In oktober 2015 werd een uitleveringsverzoek van Duitsland afgewezen door een uitspraak van het hoogste rechtscollege in Venezuela, de Tribunal Supremo de Justicia (TSJ). Motivatie: de daden waarvan Heidbreder wordt beschuldigd, zijn in Venezuela al lang verjaard. Desalniettemin zat hij na de uitspraak nog negen maanden in de gevangenis.

Heidbreder vroeg daarop in 2016 asiel aan. En ook Krauth en Walter dienden in 2017 asielverzoeken in. Sindsdien wachten ze op een positief besluit van de Nationale Vluchtelingencommissie in Caracas (Conare), dus op erkenning als politieke vluchtelingen. Maar toch werd Krauth plots op basis van het arrestatiebevel van Interpol gearresteerd. Hij zit nu opgesloten in een bureau van Interpol in afwachting van een rechterlijke uitspraak. Zijn situatie schetst hij in een brief van december als volgt: “Het is eerder een tijdelijk onderkomen dan een gevangenis. We zitten hier met z’n elven op twintig vierkante meter en dat zonder raam, met alleen airconditioning. De enige afwisseling is ’s morgens 10 minuten naar het toilet en ’s middags 15 minuten. Verder hebben we een of twee dagen per week geen water (toelichting: dan kan het toilet niet worden doorgespoeld), heeft de cel slechts één matras en is de magnetron het enige meubilair. Niet zo makkelijk dus allemaal, en daarbij slechts 25 minuten bezoek per week.”

Verder in de brief van Krauth: “Desondanks is de solidariteit groot. Het eten wordt verdeeld wanneer iemand niets heeft (toelichting: het eten moet door vrienden of familie worden gebracht, en wanneer je niemand hebt, dan heb je niets te eten) en er zijn nog meer problemen. Voor de rest gaat het prima…. omdat ik weet dat jullie er zijn, jullie solidariteit en ondersteuning.”

Solidariteit met de drie onderduikers

Na de arrestatie van Heidbreder in 2014 vormde zich in Berlijn een solidariteitsgroep die zich voor zijn vrijheid inzette. Op hun website “ende! aus! Basta!!! Aufhebung der Haftbefehle im Komitee Verfahren” zijn de recente persverklaring over de arrestatie van Peter, de campagne tegen de criminalisering van de drie in ballingschap, diverse artikelen uit de pers en achtergrondinformatie over Das Komitee te vinden. Op het documentairefestival in Leipzig werd daarnaast in oktober 2019 de muziekfilm en documentaire “Gegen den Strom – ondergedoken in Venezuela” met de musicus Mal Élevé en Thomas Walter voor het eerst vertoond. De film schetst, naast het dagelijks leven, ook ideeën en ervaringen rond vluchten en het leven in ballingschap. In de film uit Rafael Uzcátegui, politicus van de Patria para Todos (PPT), zich positief over de aanslag in Berlin-Grünau: “Ze worden ervan beschuldigd een actie voor de vrede te hebben gevoerd, niet voor oorlog. Die vluchtelingengevangenis die er ooit was, maar die er nu gelukkig niet meer is, staat voor oorlog”.

{vimeo}365548289{/vimeo}


Hier de volledige verklaring van Das K.O.M.I.T.E.E. na de aanslag op het gebouw van het Duitse leger in Bad Freienwalde (1994).

Duitsland doet mee aan de oorlog in Koerdistan

Op 27 oktober 1994 hebben we een gebouw van de Duitse landmacht in Bad Freienwalde met een brandbom verwoest. Duitsland doet mee aan de volkerenmoord in Koerdistan – militair, economisch en politiek.

“Turkije was in het verleden vanwege haar strategische ligging aan de zuidoostflank van de NAVO een steunpilaar van onze veiligheid. Momenteel, en in de toekomst, wordt het land alleen maar belangrijker gelet op de ontwikkeling in het zuiden van de vroegere Sovjet-Unie en in landen van het Midden-Oosten en Azië. Een democratisch en sterk Turkije kan en moet een stabiliserende rol spelen voor de verhouding van deze regio ten aanzien van Europa (…) Deze militaire hulp (…) volgt de lijn van eerdere Duitse regeringen en is vooral ook in het belang van de Atlantische alliantie.” (Helmut Kohl tijdens het parlementsdebat van 2 maart 1994, waarbij het tijdelijke wapenembargo tegen Turkije centraal stond.)

Deze verklaring maakt het belang van de Bondsrepubliek Duitsland bij een stabiel Turkije glashelder en onderbouwt de Duitse betrokkenheid bij de oorlog in Koerdistan. Turkije krijgt de rol van regionale macht toebedeeld nadat ze erin geslaagd is om zich op internationaal niveau als de enige betrouwbare partner in de regio te profileren. Zo wees de Duitse minister van Buitenlandse Zaken Kinkel in januari 1994 in Ankara – kort na een Brusselse NAVO-top van Duitsland, Engeland en Turkije – nadrukkelijk op de “strategische betekenis” van Turkije binnen de nieuwe veiligheidsarchitectuur van Europa ten opzichte van Azië (Tageszeitung, 21 januari 1994). Concreet neergezet als enerzijds een bolwerk tegen de opmars van fundamentalistische groepen uit het Midden-Oosten, en anderzijds om een hernieuwde machtsuitbreiding van Rusland naar de nieuwe republieken in de Kaukasus en Azië te verhinderen. De laatstgenoemde functie komt ook Turkije zelf zeer gelegen: de zogenaamde ‘Turkse’ staten (Azerbeidzjan, Kazachstan, Kirgizië, Oezbekistan en Turkmenistan) worden door Turkije beschouwd als “natuurlijke” invloedzones en als “broeder-staten met gemeenschappelijk historisch erfgoed en culturele verbindingen”. Een eerste stap om deze hegemoniale aanspraken in de regio te verwezenlijken, vormt het op 19 oktober 1994 in Istanboel met de ‘Turkse’ republieken ondertekende verdrag voor een “toekomstige intensivering van de politieke en culturele betrekkingen”.

Het is deze geopolitieke positie van Turkije die elke dag talloze Koerden het leven kost. Deze regionale functie vormt de reden waarom de genocide op het Koerdische volk wordt toegestaan en ondersteund door de westerse staten zonder dat het tot serieuze consequenties leidt. Het zijn deze bovengeschikte belangen die voor alles gaan.

Duitsland is de belangrijkste steunpilaar waar het regime in Ankara op kan bouwen. De drieduizend man sterke antiterreureenheid “Zwarte Kevers”, die berucht zijn om hun moordenaarsmentaliteit, werd door de Duitse GSG 9 opgeleid. Elk jaar worden er Turkse “studenten” opgeleid aan de militaire academie van de Duitse landmacht en de verschillende politiehogescholen. Turkije is al jarenlang de grootste afnemer van de inmiddels op een na grootste wapenexporteur ter wereld, Duitsland. De export van militair materieel van Duitsland naar Turkije bedroeg tussen 1964 en 1994 6,3 miljard Duitse mark. De bijzondere waarde van de officieel als “NAVO-defensiehulp” betitelde leveringen, op een schaal waarmee een compleet leger kan worden voorzien, is dat ze gratis zijn. In dat bedrag zijn de kosten voor goedkope leningen voor militaire aankopen (exportkredietgaranties) en de “reguliere” Turkse militaire aankopen nog niet meegenomen. De “NAVO-defensiehulp” die Turkije sinds een NAVO-besluit vanaf 1964 krijgt, loopt echter eind 1994 af. Bovenop het bedrag voor de laatste jaren 1992 tot 1994 van telkens 68 miljoen Duitse mark van het budget van het ministerie van Buitenlandse Zaken, heeft Bonn nog een extra materiële hulp van 1,5 miljard Duitse mark toegekend. Daarbij ging het om een gratis verstrekking van materieel van het voormalige Oost-Duitse leger.

De dimensies van de Duitse militaire schenkingen worden duidelijk als we ze concreet bekijken. Slechts enkele voorbeelden: 30 Phantom-straaljagers, 170 tanks, 300 pantservoertuigen BTR-60PB (van het voormalige Oost-Duitse leger), 537 pantservoertuigen van het type M-113, 1.000 lucht-luchtraketten, 5.000 pantservuisten RPG-7 (van het voormalige Oost-Duitse leger) met 200.000 granaten, meer dan 300.000 semiautomatische geweren Kalasjnikov (van het voormalige Oost-Duitse leger), 175.000 gasmaskers.

Naast de militaire hulp aan Turkije in het kader van de NAVO wil de Bondsregering ook een omvangrijke private handel met Turkije mogelijk maken: in een mededeling aan het parlement berichtte het ministerie van Financiën over onderhandelingen van het Turkse ministerie van Defensie met Duitse firma’s. Daarbij zou het gaan om “de levering van 115 diepladers voor het vervoer van tanks” en om tien helikopters. Bonn zou voor een bedrag van 120,7 miljoen Duitse mark garant willen staan. Momenteel wordt er onderhandeld over leveranties met een totale waarde van 1,8 miljard Duitse mark (Neues Deutschland, 21 september 1994). Dat het NAVO-hulpprogramma in 1995 ten einde loopt betekent in geen geval een einde aan de wapenleveranties. Integendeel, de “private” handel van de Duitse oorlogsindustrie, waarvan de publieke opinie in het ongewisse kan worden gelaten, van met name Siemens en tot Daimler-Benz behorende bedrijven als AEG, Dornier, MBB, MTU en andere, gaat gewoon door. Dornier leverde Stinger-luchtafweersystemen, DASA repareerde Phantom-straaljagers. De Leopard-I-tank wordt door Klaus-Maffei speciaal voor Turkije omgebouwd. Na de verwoesting van de Koerdische stad Sirnak, midden augustus 1992, werden daar Duitse granaten van Duitse Leopard-I-tanks gevonden. De Koerd Mesut Dünder werd achter een BTR-60 pantservoertuig aan gesleept tot de dood erop volgde. De ongeveer 40.000 “dorpswachters”, lakeien in dienst van de Turkse “veiligheidstroepen”, zijn voor het overgrote deel met G3-geweren van de firma Heckler & Koch uitgerust. De meer dan 300.000 Kalasjnikov-geweren worden vooral door de geheime politie afgenomen en door de deels als Koerden geklede speciale eenheden, de “Özel-teams” die met kopgeld worden betaald.

Lange tijd werd het inzetten van Duitse wapens tegen de Koerdische guerrilla en de burgerbevolking door het ministerie van Buitenlandse Zaken ontkend. Later, toen dat vanwege voorliggende bewijzen niet meer mogelijk was, werd het als niet conform de verdragen bekritiseerd. De bewijzen voor deze inzet leidden in het voorjaar tot een tijdelijk wapenembargo. In feite ging het daarbij om een schijngevecht. Volgens paragraaf 13 van het in 1991 in Rome overeengekomen NAVO-concept kan de veiligheid van een land ook door terreur en sabotage in gevaar worden gebracht, wat ook bij binnenlandse conflicten het gebruik van geweld toestaat. Uit het NAVO-concept: “De veiligheid van het bondgenootschap moet echter ook rekening houden met de wereldwijde context. De veiligheidsbelangen van het bondgenootschap kunnen ook door andere risico’s worden geraakt (…) onderbreking van toevoer van essentiële hulpbronnen, terreur en sabotage.” Daarmee onderbouwt de Turkse regering haar militair optreden in Turks-Koerdistan. De inzet van Duits wapentuig zou “alleen in de strijd tegen terroristen” plaatsvinden, wat met de NAVO-richtlijnen in overeenstemming is. Voor deze argumentatie heeft ook de bondsregering “alle begrip” (woordvoerder van Buitenlandse Zaken Hans Schumacher). Tijdens zijn bezoek aan Turkije in juli 1993 verklaarde de inspecteur-generaal van het Duitse leger, Klaus Naumann, na gesprekken met de voorzitter van de generale staf Dogan Güres en minister van Defensie Nevzat Ayaz, dat de inzet van Duitse wapens in Koerdistan “gelet op de omstandigheden als geheel legitiem” moest worden beschouwd.

De Duitse leveranties van militair materieel met een omvang waarmee een compleet leger kan worden uitgerust, maakten het voor het Turkse leger mogelijk om onder het Koerdische volk bloedbaden aan te richten: de afgelopen twee jaar werden er 1.500 dorpen met de grond gelijk gemaakt, vier miljoen Koerden zijn op de vlucht. In augustus 1994 werd bekend dat Koerden in concentratiekampen werden gejaagd, gemarteld en ook werden vermoord. Zonder de politieke, economische en militaire ondersteuning van Duitsland zou Turkije niet in staat zijn geweest deze volkerenmoord op de Koerden te begaan. Zonder te overdrijven kan worden gesteld dat Duitsland nu voor Turkije dezelfde betekenis heeft als de Verenigde Staten eerder had voor Vietnam en Midden-Amerika. In september begon de meest recente verwoesting door het Turkse leger, die nu nog gaande is. Alleen al in de afgelopen vier weken werden dertig dorpen in de provincie Dersim ontvolkt en met de grond gelijk gemaakt. De bossen in de regio rondom Dersim worden sinds augustus tot op de dag van vandaag voortdurend via luchtaanvallen in brand gezet.

De krant “Özgür Ülke” vernam van een hogere Turkse officier dat de Turkse strijdkrachten voor het in brand steken van dorpen de militaire code “Actie Rome” gebruiken – een verwijzing naar de vernietiging van Rome door keizer Nero. Volgens verhalen die soldaten aan de krant vertelden, is de verwoesting tot nu toe slechts de opmaat voor de vernietiging van nog eens 150 dorpen en gehuchten in de regio.

Duitsland als verlengde arm voor de opstandsbestrijding in West-Europa!

Ofwel: “Men laat vrienden ook in moeilijke tijden niet in de steek!” (Klaus Kinkel).

De hetze tegen de in Duitsland levende Koerden heeft een nieuw hoogtepunt bereikt. Met een criminalisering die al jaren duurt, hun vervolging, arrestatie en uitzetting, met processen tegen vermeende PKK-leden, met paragraaf 129a in het proces van 1986 in Düsseldorf tegen de PKK, en tenslotte in 1993 door het verbod op de PKK en het verbieden van 42 Koerdische verenigingen, heeft de Bondsrepubliek in Europa een tweede front in de oorlog tegen de Koerdische bevrijdingsstrijd geopend. De Bondsrepubliek heeft binnen de Europese Unie de leiding en neemt het voortouw bij het oprollen van Koerdische organisaties (na Duitsland werden ook in andere landen van de EU, bijvoorbeeld Frankrijk, verenigingen verboden). Daarmee heeft Duitsland zich op haar territorium bewezen als de meest betrouwbare partner van het Turkse militaire apparaat en het van haar afhankelijke politieke systeem.

In september 1993, tijdens het staatsbezoek van de Turkse minister-president Tansu Çiller aan Bonn, werd het verbod van de PKK al definitief toegezegd. Zo vormden de gewapende acties van de PKK in de Bondsrepubliek, van slechts enkele weken later, weliswaar de aanleiding, maar niet de eigenlijke reden voor het verbod. Daarmee heeft Duitsland binnen de Europese Unie de Turkse formulering overgenomen van de “strijd tegen het terrorisme” met alle consequenties die erbij horen. “Bedankt, Helmut”, luidden dan ook de krantenkoppen van de Turkse dagbladen nadat de PKK was verboden. Op 19 juli 1994 is de Turkse voorzitter van de generale staf Dogan Güres, de belangrijkste coördinator van de strijd tegen de Koerden, voor een vierdaags verblijf met militaire eer op het ministerie van Defensie op de Hardthöhe ontvangen door de generaal-inspecteur van het Duitse leger, Klaus Naumann. Volgens het ministerie zouden er gesprekken met officieren hebben plaatsgevonden en zouden er bezoeken zijn afgelegd bij verschillende legeronderdelen.

Eind juli 1994 verkondigde Güres dan ook in de Turkse krant Hürriyet dat de “noodzakelijke contacten” werden gelegd met Europese regeringen, zodat de PKK een halt zou kunnen worden toegeroepen. Bovendien was hij, na gesprekken met de Duitse minister van Defensie Volker Rühe, “ervan overtuigd” dat de voor PKK-activiteiten veroordeelde Koerden aan Turkije zouden worden uitgeleverd.

Sinds het verbod van de PKK en de met haar verbonden culturele verenigingen worden alle door Koerden geplande bijeenkomsten en demonstraties tegen die verboden, en ook protesten tegen het optreden van de Turkse “veiligheidstroepen” in Koerdistan, op grote schaal gecriminaliseerd. Acties die alsnog doorgaan, worden met veel geweld beëindigd.

De door de staat gevoerde, en door de media gretig overgenomen, hetze tegen Koerden in de Bondsrepubliek leiden tot een beoogde pogromstemming. Voorlopig hoogtepunt van deze hetze was de moord op Halim Dener in Hannover door de smeris tijdens het plakken van een poster. Voor de Koerden in de Bondsrepubliek gelden de basisrechten van vrijheid van meningsuiting en het recht op vergadering feitelijk niet meer. De praktisch afgekondigde noodtoestand tegen een maatschappelijke groep betekent ook een waarschuwing aan alle andere oppositie in de Bondsrepubliek dat het met hen ook zo kan aflopen. De Koerden die de afgelopen tijd gearresteerd zijn omdat ze aan protestacties meededen, en die momenteel in hongerstaking zijn, worden bedreigd met uitzetting respectievelijk afwijzing van hun asielverzoek. “Het kan niet zo zijn dat buitenlandse geweldplegers hun gastrecht misbruiken en Duitsland tot toneel van een burgeroorlog maken”, aldus de eenstemmige teneur van Duitse politici over de wegblokkades. Uitzetting van Koerden naar Turkije kan voor hen, zeker wanneer ze met de Koerdische bevrijdingsstrijd in verband worden gebracht, marteling betekenen en de dood.

We hebben een instelling van het leger als doelwit gekozen vanwege hun samenwerking met, en actieve ondersteuning van, het Turkse “veiligheidsapparaat”, ook plaatsvervangend voor de binnen- en buitenlandse politiek van Duitsland in samenhang met de Koerdische bevrijdingsstrijd. Juist met het oog op een mogelijke oorlogsinzet van het leger in het kader van de Verenigde Naties of de West Europese Unie, verdient het Duitse leger meer aandacht. Tijdens de Golfoorlog eind 1990 zijn er al eens Duitse soldaten in Noord-Koerdistan gestationeerd. Het kan niet worden uitgesloten dat het opnieuw tot een inzet van het leger komt in samenhang met de NAVO-verplichtingen, ook in Koerdistan. De Duitse buitenlandse politiek heeft voor zichzelf het instrumentarium voor direct militair ingrijpen gecreëerd en zal daar ook gebruik van maken. Aan deze ontwikkeling moeten we tegenstand bieden.

Onmiddellijke stopzetting van de militaire, economische en politieke samenwerking met Turkije!

Boycot toerisme naar Turkije!

Opheffing van het verbod op partijen en verenigingen!

Recht op verblijf voor alle vluchtelingen!

Solidariteit met de Koerdische politieke gevangenen in Duitse bajessen die sinds 10 augustus 1994 in hongerstaking zijn!

Ondersteun de Koerdische bevrijdingsstrijd!

Das K.O.M.I.T.E.E.