Oorlogsherinneringen: Onze jongens op Java
Welkom thuis stond er met grote handgeschreven letters op een grauw kartonnen bord. Boven de deur en onder een boog van bloemen. M’n ome Jan was in 1949 terug uit Indonesië, maar de uitgelopen buurt sprak van Indië, overigens niet als enige. Drees vergiste zich zelfs vijf jaar na de in augustus 1945 uitgeroepen onafhankelijkheid. En wie, zoals ik, in die jaren op de lagere school elk dag keek naar een landkaart met als kop Land van Insulinde, wist ook niet beter. Nog vandaag rolt het rijtje blindelings uit mijn hoofd Bali, Lomkok, Soembawa, Soemba, Floris, Timor half Portugees. De reprimande van meester Knoester, toen ik de rood witte sjaal van mijn voetbalclub droeg, staat me nog helder voor de geest: doe af die kleuren van de nationalisten. Hij was als dienstplichtig sergeant met zijn bataljon in Zuid-Celebes geweest.
(Door Hans Boot, oorspronkelijk verschenen op konfrontatie.nl)
Ome Jan was de jongste broer van mijn moeder. Hun vader had in 1944 op weg vanuit Den Haag naar ‘bevrijd gebied’ de oorlog niet overleefd en Jan vertelde me later dat hij als achttienjarige de bezwaren van zijn moeder om naar Indonesië te gaan, had genegeerd als een eerbetoon aan mijn opa. Wat hij achteraf krankzinnig vond: we waren daar voor niks, ja voor de olie. Pogingen meer van hem te horen, strandden in alle vriendelijkheid. Wel liet hij merken dat zijn ervaringen in die zinloze oorlog hem steeds meer dwars waren gaan zitten. Daar bleef het bij voor hem, terugblikkend voor mij een reden de (de)kolonisatie op de voet te volgen.
Jaren later raakte ik betrokken bij de samenstelling en publiciteit van het boek van Henny Zwart over de Indonesië weigeraars (1995, https://www.solidariteit.nl/boeken/). Ome Jan, wiens mening ik graag had willen horen, was inmiddels overleden, in een stoffige kast liet hij een paar vergeelde foto’s in uniform na.
Boek nooit dicht
Deze herinneringen kwamen indringend naar boven tijdens de recent voor de televisie uitgezonden vierdelige serie van Coen Verbraak: Onze jongens op Java, te zien via de nuttige dienst ‘uitzending gemist’. Uitvoerige gesprekken met veertien Nederlandse militairen die al kort na de Tweede Wereldoorlog in Indonesië vochten. Naast de dienstplichtigen, één militair van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch leger en drie vrijwilligers die in 1950 overtuigd doorschoven naar de Koreaanse oorlog, deze keer op jacht naar de communisten. Toch weer schokkend, ook al zijn de feiten bekend.
De laatste jaren is er baanbrekend onderzoek verricht over wat een mislukte blokkade tegen een bevrijdingsoorlog was. Ongevraagd bevestigden meerdere geïnterviewden dat de kampongs in brand stonden. Een officiële erkenning van bijvoorbeeld de oorlogsmisdaden door het Nederlands leger in Indonesië is uitgebleven. Het wachten is op de resultaten van het gezamenlijk onderzoeksprogramma van een aantal instituten: Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog, Indonesië, 1945-1950. Over de uitgangspunten is tot vandaag getwist, het verleden blijkt terecht hardnekkig. De opeenvolgende Nederlandse regeringen houden zich vooral bezig met economische samenwerking met de ‘oud-kolonie’ en Rutte liep afgelopen oktober op bezoek bij president Widodo ‘uit respect’ in een Batik overhemd rond. Wilders en Baudet koesteren de georganiseerde Indië veteranen.
Tegen die achtergrond is te verwachten dat de meningen van de ‘jongens op Java’ uiteenlopen. Volgens één van de vrijwilligers was het Nederlandse leger daar om de Jappen te verjagen en orde op zaken te stellen. Daar tegenover stond de schaamte van een dienstplichtige over zijn gehoorzaamheid aan de dienstplicht. Hij was later naar Bali teruggekeerd om in het openbaar zijn excuses uit te spreken. Allen, op weg naar hun negentigste levensjaar, zeiden tot tranen toe geroerd die geschiedenis niet te kunnen vergeten. Dat boek gaat nooit dicht. Dat ik hier praat, is een hommage aan de ruim zesduizend gesneuvelde kameraden.’ Sommigen gaan nog met een zekere regelmaat naar een gespreksgroep. Over de voorbereiding naar Indonesië, de kleding (Engelse uniformen met kogelgaten), de terugkeer naar Nederland (opleiding, werk, hulp), een verloren sok moest betaald worden, sprak niemand een goed woord.
Onvoltooide geschiedschrijving
Zoals een paar geïnterviewden deze dagen Joop Hueting verrader en matennaaier noemden, overkwam dat hem na zijn verhaal als ‘klokkenluider’ in 1969, aangevuld met doodsbedreigingen. . Ook hem gaf Coen Verbraak het woord. Broos en strijdbaar, gestorven in november 2018, herhaalde hij zijn scherpe aanklacht: kampongs doorzeefd, wraakacties zonder enige militaire rechtvaardiging, afschuwelijke verhoren en dat waren geen incidenten. Een ander met de mening van Hueting geconfronteerd, bekende: vreselijk om te horen, maar hij had gelijk.
Deze boosaardige veroordelingen en authentieke bekentenissen, toen en nu, zijn tekenend voor de onvoltooide geschiedschrijving over de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog. En helemaal over de meer dan duizend weigeraars die zoals Henny Zwart berekende vijftien eeuwen straf opgelegd kregen. Misschien heeft Verbraak er naar gevraagd, en naar de algemene staking in Amsterdam tegen de troepenuitzendingen, september 1946. Wat wisten en vonden de mannen ervan? En dat voert naar al die ministers in de beleidsverantwoordelijke regeringen, tot en met vandaag en al die politici die daarmee verwant zijn. Om de rijen wetenschappers niet te vergeten die selectief, politiek bepaald onderzoek deden en originele teksten ongeopend lieten, in lades of zolders legden of zelfs verdonkeremaanden. Ach, ze mogen buiten de gevangenis blijven. Maar zolang zij niet zichtbaar en hoorbaar vanuit hun functies excuses uitspreken en Indonesische nabestaanden van moordpartijen en executies sociaal en financieel niet ruimhartig tegemoetkomen, dan gedragen zij zich zonder meer verwerpelijk. Ome Jan was in de geschiedenis die zij maakten een glimp, wel één van de vele beschadigden. Een lieve man.