Ga naar de inhoud

Participatiewet saboteert wettelijk sociaal minimuminkomen

De garantie dat iedereen in Nederland minstens het wettelijk sociaal minimum (wsm) krijgt, werkt niet als gevolg van de falende Participatiewet.

7 min leestijd

(Door Piet van der Lende, bron: Doorbraak)

Onlangs verscheen de Amsterdamse armoedemonitor 2018. Daaruit blijkt dat al sinds jaar en dag ongeveer een vijfde van de Amsterdamse huishoudens, zo’n 41.000, een inkomen heeft tot 120 procent van het wsm. Maar liefst 13.000 huishoudens hebben zelfs een inkomen beneden 80 procent van het wsm. Het wsm is ongeveer het bijstandsniveau.

Kloof tussen arm en rijk

Het CBS publiceerde in 2011 een onderzoek waaruit bleek dat in 2009 in Nederland bijna 700.000 personen van 18 tot 65 jaar leefden in een huishouden met een inkomen onder de lage inkomensgrens. Deze grens ligt nota bene nog lager dan het wsm. Meer dan de helft (370.000) van hen had in 2009 betaald werk gehad. Op basis van deze cijfers kan worden geconcludeerd dat ongeveer 10 procent van de huishoudens die leeft van minder dan het wsm, in Amsterdam woont.

Een trend is ook dat de kloof tussen arm en rijk in Amsterdam toeneemt en de middenklasse slinkt. In 2011 had 30 procent van de huishoudens een inkomen van 300 procent of meer van het wsm. In 2017 was dat 35 procent. Het aantal huishoudens met 120 tot 200 procent van het wsm is geslonken, van 24 procent in 2011 tot 21 procent in 2017. Overigens blijkt ook uit de cijfers dat bijna de helft van de stadsbewoners het niet breed heeft. Meer dan 40 procent van het totale aantal huishoudens heeft een inkomen beneden 200 procent van het wsm.

Ouderen

De grote vraag is natuurlijk: hoe komt het dat zo’n grote groep beneden het wettelijk gegarandeerde sociale minimum zit? Als je op zoek gaat naar de oorzaken, blijkt echter dat de overheid er geen idee over heeft hoe dit komt. Ze meten van alles, vragen de mensen het hemd van het lijf, maken databanken met algoritmen (SyRi) om maar alles van de minima te weten te komen, maar nee, dit weten ze plotseling niet. Ook zijn mij geen wetenschappelijke onderzoeken bekend waarin dit is onderzocht. Er heerst een voor mij pijnlijke stilte. Ook hier weer, ze onderzoeken van alles, maar nee, dit weer niet. Maar het kan zijn dat ik rapporten over het hoofd heb gezien. Ik houd mij aanbevolen voor aanvullende informatie, met name ook over hoe dit in andere gemeenten zit. Want landelijke cijfers heb ik niet.

Wat betreft de oorzaken van het feit dat een grote groep inwoners beneden het wsm zit, wordt een tipje van de sluier opgelicht door een recent onderzoek van de Algemene Rekenkamer. Daar stelde men een rapport samen over de effectiviteit van de uitvoering van de AOW-regeling voor ouderen door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Het rapport heet “Ouderdomsregelingen ontleed”. Naast de AOW bestaan er aanvullende regelingen voor specifieke categorieën ouderen. De Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) is zo’n regeling, bedoeld voor ouderen die onvoldoende inkomen of vermogen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien. Bijvoorbeeld mensen die geen volledige AOW-rechten hebben opgebouwd tijdens hun werkzame leven. Het onderzoek wijst uit dat 48 tot 56 procent van deze ouderen de AIO-aanvulling niet krijgen, terwijl zij er wel recht op hebben. Dat betreft 34.000 tot 51.000 huishoudens van een of meer personen. En dat betekent vaak: ze leven beneden het wettelijk sociale minimum. Het niet-gebruik is significant hoger onder rechthebbende huishoudens met een eigen huis met een overwaarde van meer dan 50.100 euro, dan bij huishoudens zonder huis of met een huis en een overwaarde lager dan de norm. Rechthebbende huishoudens met een huis met een overwaarde van meer dan 50.100 euro hebben recht op AIO als lening en niet als gift. Ook hier betreft het een kleine groep, ongeveer 3.500 huishoudens.

Deze uitkomst komt ook overeen met eerder onderzoek van de SVB. Het niet-gebruik komt significant vaker voor bij rechthebbende huishoudens die maar 1 procent afwijken van het bijstandsniveau dan rechthebbende huishoudens die meer dan 50 procent ervan afwijken. Het percentage dat een huishouden afwijkt van het bijstandsniveau geeft een indicatie van de hoogte van de AIO. Huishoudens met een inkomen ver onder het normbedrag zullen over het algemeen een hogere AIO-aanvulling ontvangen. Huishoudens die 1 procent afwijken, hebben recht op een AIO-aanvulling van ongeveer 10 euro per maand. Het gaat overigens om een kleine groep, ongeveer 1.100 huishoudens.

Rompslomp

De groep AIO-rechthebbende huishoudens bevat ook een nieuwe doelgroep van de AIO: mensen met een volledig AOW-pensioen en met een jongere partner die geen of weinig inkomen heeft en de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt. Onder bijvoorbeeld Marokkanen komt deze situatie vaak voor. Er blijkt dat 73 procent van de nieuwe doelgroep op 1 januari 2017 geen AIO ontvangt. Dat komt neer op 4.764 huishoudens. Ongeveer de helft van de huishoudens die geen gebruik maakt van de AIO-uitkering en dus minder heeft dan het wsm, heeft een migratieachtergrond.

Hierboven zijn een aantal redenen gegeven waarom mensen geen aanvulling aanvragen en genoegen nemen met leven beneden het sociale minimum. Sommigen zitten maar weinig beneden het sociale minimum en zien af van de administratieve rompslomp om een tientje of enkele tientjes meer per maand te ontvangen. Anderen hebben een eigen huis en willen dit niet opeten en kiezen er daarom voor in de dagelijkse bekostiging van het levensonderhoud beneden het sociale minimum te leven. De AIO-aanvulling is immers een bijstandsregeling, mensen met wat meer spaargeld, een eigen huis of vermogen komen niet in aanmerking, of de aanvulling wordt verstrekt in de vorm van leenbijstand, die moet worden terugbetaald.

Schrijnend is de situatie van AOW-gerechtigden met een jongere partner. In het verleden bestond er een toeslag die AOW-gerechtigden bovenop hun AOW konden krijgen (en soms nog krijgen) als hun partner nog geen AOW kreeg en niet te veel verdiende. Deze toeslag is per 1 januari 2015 vervallen. Hierdoor krijgt de AOW-gerechtigde een AOW-pensioen van een alleenstaande en als de partner geen of weinig inkomen heeft, leven ze dus als huishouden op 70 procent van het wsm. Hieruit zie je duidelijk dat als gevolg van regeringsbeleid (lees: bezuinigingen) duizenden beneden het sociale minimum terecht zijn gekomen. Uit de analyse hierboven blijkt echter dat voor de grote groep niet-gebruikers van de AIO-regeling de bovenstaande redenen niet gelden. Het gaat bij ieder argument om de AIO niet aan te vragen hierboven om een betrekkelijk kleine groep. Waarom vraagt de grote groep geen AIO aan? We weten het niet, ook niet uit het rapport van de Algemene Rekenkamer.

Honderdduizenden armen

Een volgende indicator zijn de gegevens over het aantal werkende armen dat beneden het wsm leeft. Zoals we hierboven zagen, publiceerde het CBS in 2011 een onderzoek waaruit bleek dat in 2009 in Nederland bijna 700.000 personen van 18 tot 65 jaar leefden in een huishouden met een inkomen onder de lage inkomensgrens. Van deze werkenden met risico op armoede verdienden drie op de tien hun brood als zelfstandige. Een andere grote groep zijn de werkenden met een flexibel contract.

In de periode 2001-2014 is de teruglopende koopkracht van werknemers door de achterblijvende loonontwikkeling vermoedelijk de belangrijkste reden dat het aandeel werkende armen toenam, van 3,1 naar 4,6 procent (cijfers van het SCP die afwijken van de cijfers van het CBS). Ook de dalende winsten van zelfstandigen en toenemende baanloosheid in huishoudens speelden na de eeuwwisseling waarschijnlijk een rol. De groei van het aandeel zzp-ers verklaart een kleiner deel van de toename.

Tot zover de cijfers. De grote vraag is natuurlijk: waarom vragen al die mensen geen aanvullende bijstand aan om op het wettelijk sociaal minimum te komen? We stuiten ook hier weer op de falende Participatiewet. Deze wet zou het laatste vangnet moeten zijn om te voorkomen dat mensen beneden het wsm zakken. Maar het is allang geen vangnet meer, maar een gatenkaas, waar duizenden geen beroep op kunnen of willen doen. Wanneer je bijvoorbeeld zelfstandige bent en je hebt onvoldoende inkomen, dan kun je niet zomaar je bedrijf voortzetten en aanvullende bijstand ontvangen. Je moet een hele bureaucratische procedure in met tientallen bewijsstukken en boekhoudkundige gegevens alvorens je voor bijstand in aanmerking komt. Wij hebben op het Bijstandsbond-spreekuur tal van mensen gesproken die een deeltijdbaan hadden beneden het sociale minimum, maar die geen bijstand aanvroegen vanwege de administratieve rompslomp waarbij bij de verrekeningen van de inkomsten met de bijstand vele fouten worden gemaakt. Het falen van de Participatiewet, die totaal niet meer is afgestemd op de leefsituatie van veel mensen, betekent dat honderdduizenden in armoede moeten leven.

(Dit artikel verscheen eerder op Van der Lendes weblog.)