Toch maar een Basisinkomen?
Lange tijd heb ik getwijfeld over het streven een basisinkomen in te voeren. Ik heb altijd gedacht dat een basisinkomen verschillende nadelen heeft en eigenlijk een elitaire eis is. Maar ik begin steeds meer de voordelen ervan te zien.
(Door Piet van der Lende, overgenomen van konfrontatie, foto hoorn des overvloeds van pixabay)
Mijn bezwaren golden niet zozeer de financierbaarheid van een basisinkomen, er is geld zat. Bij de Googels, Facebooks en Amazons van deze wereld klotst het geld tegen de plinten. Ze hebben zelfs zoveel geld, dat ze niet precies weten wat ermee te doen.
Vroeger, toen alles ‘beter’ was tot in zeg maar de zeventiger jaren van de vorige eeuw, had je dat de meeste banen bij de overheid en in het bedrijfsleven volledige banen waren, met een werkweek van zeg 38 uur, na invoering van de vrije zaterdag, en een vaste aanstelling, waaraan je rechten kon ontlenen en sociale zekerheidsrechten opbouwen in een uitgebreide verzorgingsstaat.
We moeten die situatie ook weer niet idealiseren, want ook toen kwam armoede en dakloosheid en werkloosheid voor en de ‘volledige werkgelegenheid’ gold alleen voor mannen, er bestond de gewoonte dat vrouwen ophielden met betaald werken en het huishouden gingen doen in een traditionele gezinssituatie. Maar althans de mannen konden aan hun status als arbeider rechten ontlenen.
Bij deze situatie hoort een traditioneel arbeidsethos: je hoort betaald werk te verrichten voor de kost, dat is goed voor de maatschappij zoals bij de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog, maar het is ook voor jezelf de beste manier om je leven in te richten en er vorm aan te geven. Door middel van betaald werk kun je je ontplooien, structuur geven aan je leven, sociale contacten opbouwen en gelukkig worden.
Daarom gold in de verzorgingsstaat die werd opgebouwd, dat aan gezonde mensen die tijdelijk geen betaald werk konden vinden of door omstandigheden niet konden werken allerlei verplichtingen werden opgelegd, zoals de sollicitatieplicht en de verplichting mee te doen aan trajecten richting betaald werk.
Het is al vele malen geanalyseerd dat deze situatie verdween in de tachtiger jaren van de 20ste eeuw, toen de flexibilisering van de arbeid begon. De traditionele industrieën werden afgebroken en de mannen die er werkten zijn wanneer ze wat ouder waren in de WAO beland. Er vond in die jaren een ware generatiewisseling plaats, waarbij jongeren en (herintredende) vrouwen de nieuwe flexibele baantjes kregen in de nieuw opkomende dienstensector.
Gedeeltelijk was deze sector gezichtsbedrog, omdat de opkomst ervan het gevolg was van verdere flexibilisering en uitbesteding in de bestaande bedrijven, zoals de schoonmaaksector of administratie en management. Delen van het productieproces werden ook afgestoten naar toeleverende bedrijven. Er ontstond steeds meer betaalde arbeid waaraan je maar weinig rechten kon ontlenen.
Protestbewegingen die begin tachtiger jaren ontstonden eisten enerzijds onder invloed van het traditionele arbeidsethos herstel van volledige werkgelegenheid. Waarbij werd verwezen naar bijvoorbeeld de scheepsbouwarbeiders in Amsterdam Noord, die na sluiting van de scheepswerven moeite hadden in de nieuwe situatie hun leven vorm te geven. Vanuit het welzijnswerk werden projecten opgezet om hen op te vangen. Nieuw betaald werk was daarbij vaak de beste oplossing, vond men.
Anderzijds ontstonden bewegingen en actiegroepen tegen het traditionele arbeidsethos. Zoals de Bond tegen het Arbeidsethos en de Groningse actiegroep Basta! Of de Werklozen Belangen Verenigingen in hun latere ontwikkeling, en de Vereniging Vrienden van een Basisinkomen.
Loonarbeid is slavernij, en een aanpassing aan de ontwikkelingen van de kapitalistische economie, die niet in het belang zijn van de arbeiders. Het traditionele arbeidsethos staat een ontwikkeling naar in vrijheid vorm geven aan je leven in een rechtvaardige maatschappij in de weg.
Soms werd deze kritiek gekoppeld aan een pleidooi voor een basisinkomen, soms ook niet en bleef het bij een pleidooi voor afschaffing van de sollicitatieplicht en voor uitkeringen met weinig of geen voorwaarden en een herwaardering van vrijwilligerswerk.
Maar het gaat bij de flexibilisering om een langzaam voortschrijdend proces onder invloed van steeds nieuwe technologieën. Hoewel deeltijdarbeid naast flexibilisering een hoge vlucht genomen heeft, hebben velen nog steeds een vaste baan waaraan ze bestaanszekerheid kunnen ontlenen. Maar in het nieuwe platformkapitalisme van de laatste decennia na de internetbubble van 1998, veranderen niet alleen de voorwaarden waaronder gewerkt wordt, ook het karakter van de arbeid verandert. Waarbij de coronacrisis een versnelling lijkt te betekenen in dit proces.
Het zou in het kader van dit artikel te ver voeren het platformkapitalisme uitgebreid uit te leggen. Er is veel informatie over te vinden. Tien jaar geleden domineerden de olieconcerns de aandelenmarkten, maar nu zijn het Apple, Google, Microsoft, Amazon en Facebook. Zij zijn de vijf grootste ondernemingen ter wereld.
Wat deze grote ondernemingen gemeen hebben is dat het ‘platformen’ zijn op basis van nieuwe technologieën. In plaats van goederen te fabriceren of diensten te leveren, hebben zij de software en hardware in handen waarop ze ontwikkelaars, adverteerders, aanbieders en afnemers samenbrengen op een ‘platform’. Ze zijn de centrale knooppunten in een almaar uitdijend netwerk.
Maar er zijn vele platformen. Bijvoorbeeld ook bezorgservices en het taxibedrijf Uber. Kenmerk van de manier waarop zij werken is, dat de arbeidskrachten alleen via de mobiele telefoon via een applicatie in verbinding staan met een bedrijf. Verder hebben zij geen relaties of contacten met dat bedrijf en de mensen die voor het bedrijf werken.
Bijvoorbeeld bij een bezorgservice plaatst een klant een order, en arbeidskrachten die als zelfstandige zzp-er werken kunnen dan via een app zien dat de order geplaatst is, ze halen in concurrentie met andere zzp-ers de order op bij een restaurant en bezorgen die bij de klant die de order geplaatst heeft, waarvoor zij per uitgevoerde order een vergoeding krijgen.
In de explosie van platformbedrijven werken vele bedrijven op deze manier. Er wordt gebruik gemaakt van moderne technologieën en internet om de producten die weer in vele bedrijven verkocht worden bij de klant te krijgen die een bestelling plaatst op het platform.
Deze ontwikkeling betekent, dat velen geen bestaanszekerheid meer kunnen ontlenen aan hun betaalde werk. Wanneer ze ziek worden worden ze teruggeworpen op de bijstand of het grote niets, en het karakter van de arbeid verandert: je bent steeds meer een eenzame zelfstandige die op de fiets, brommer of met de auto goederen naar de klanten vervoert in een moordend tempo, of die in grote fabriekshallen op flexibele basis orders inpakt en verzendklaar maakt.
De coronacrisis betekende een versnelling in veranderingen in het karakter van betaald werk, waardoor ook arbeidskrachten getroffen werden die een vaste aanstelling hadden. thuiswerken nam een hoge vlucht. Velen zitten geïsoleerd thuis achter de computer te werken en vergaderen alleen online via applicaties die deze faciliteit bieden. Fysiek bij elkaar komen is er niet meer bij of nog slechts incidenteel. Hoewel in de nabije toekomst fysiek bij elkaar komen wel weer mogelijk lijkt te zijn, is ‘thuiswerken’ een blijvertje.
Door deze ontwikkelingen zitten vele arbeiders thuis in een isolement. De tijd dat je aan betaalde arbeid status kon ontlenen, sociale contacten opbouwen, jezelf kon ontplooien in intensieve contacten met collega’s op een vaste werkplek in teamverband is voor velen allang voorbij.
De automatisering neemt ondertussen een hoge vlucht. Ook in sectoren die tot voor kort niet geautomatiseerd konden worden, zoals de huishoudelijke arbeid en de gezondheidszorg, worden nieuwe robotiseringstechnieken ingevoerd. Dit gebeurt onder invloed van robotisering waarin veel geld wordt gestoken in commerciële bedrijven en bedrijfstakken waar de productie tot voor kort moeilijk geautomatiseerd kon worden, zoals de landbouw.
Dit betekent dat ook in de gezondheidszorg, de thuiszorg, in allerlei vormen van hulpverlening en dienstverlening het karakter van de arbeid gaat veranderen en nieuwe eisen worden gesteld aan de arbeidskrachten. Of om een arbeider te citeren die met de nieuwe ontwikkelingen wordt geconfronteerd: ‘mijn baas is voortaan een algoritme’.
Het gevaar dreigt van een verdere vereenzaming van ouderen, zieken en gehandicapten of mensen met minder dan gemiddelde sociale vaardigheden, omdat de contacten met hulpverleners ‘technisch’ worden waarbij die alleen kijken of de apparatuur goed werkt en het menselijke contact uit het werk verdwijnt.
Ook het menselijk contact wordt daarbij gerobotiseerd, zoals de invoering van robots in de vorm van hondjes en poezen waar je tegen kunt praten en die commando’s kunnen begrijpen en reageren. Dit gebeurt o.a. in de bejaardenzorg. Bekend is de veelgehoorde klacht dat bedrijven, (overheids-) instellingen de mogelijkheid van telefonisch contact minimaliseren en dat je in toenemende mate min of meer gedwongen wordt alles ‘online’ via internet en een website af te handelen.
Voor zover telefonisch contact (met vaak lange wachtrijen) nog wel mogelijk is, krijg je via een call-center organisatie een thuiswerker aan de telefoon, die alleen een reeks standaardvragen kan beantwoorden. Mensen die moeilijk mee kunnen in de toenemende digitalisering van contacten omdat ze slecht met de mobiele telefoon of computer op internet overweg kunnen, raken in een isolement.
Het antwoord op de vraag hoe snel de robotisering en automatisering zal gaan, hangt van verschillende factoren af. Nu nog is in een minderheid van bedrijven het productieproces volledig gerobotiseerd, hoewel dat wel in meer bedrijven zou kunnen. Ondernemers wegen af: wat is goedkoper, de inzet van flexibele goedkope arbeidskrachten of automatisering en robotisering. In de huidige situatie is inzet van goedkope arbeidskrachten vaak nog goedkoper.
Maar als de beschikbaarheid van arbeidskrachten een probleem wordt, zouden ondernemers wel eens zeer snel kunnen overgaan tot verdergaande automatisering. Dat zien we nu al gebeuren in bijvoorbeeld de horeca met de nieuwe QR-code. En als arbeid duurder gaat worden voor ondernemers betekent dat ook een versnelling van de automatisering.
Bovendien is robotisering nu vaak nog erg duur, maar wanneer robots op grotere schaal geproduceerd gaan worden, worden ze ook goedkoper. Tot nu toe gaan de ontwikkelingen langzaam wat betreft de afbraak van de werkgelegenheid, maar in de nabije toekomst zou daar wel eens een versnelling in kunnen optreden.
De vraag is hoe je op deze ontwikkelingen moet reageren. Je kunt voorwaarden gaan stellen aan de arbeid in het platformkapitalisme, dat qua structuur dan hetzelfde blijft. Hogere lonen, vaste contracten tegen flexibilisering, tegenhouden robotisering in sommige sectoren, etc. En dan als aanvulling op de automatisering omvangrijke investeringen in verschillende sectoren om het menselijk contact via betaalde krachten in ere te herstellen.
Dat laatste houdt het gevaar in dat er sprake is van werkverschaffing: gedegradeerde betaalde arbeid verrichten die eigenlijk niet noodzakelijk is. Velen die voor deze oplossing kiezen op basis van het traditionele arbeidsethos pleiten voor een soort tweede arbeidsmarkt, ook wel de ‘derde sector’ genoemd, waarin basisbanen, reïntegratieprojecten en allerlei andere vormen van aanvullende arbeid, soms werken met behoud van uitkering, worden ingevoerd om vooral bijstandsgerechtigden aan het werk te krijgen.
Werklozen moeten worden omgeschoold of onder druk gezet om in de economie van het platformkapitalisme mee te draaien op basis van arbeidsbemiddeling, die vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar afstemt. In de praktijk zijn deze maatregelen in het licht van de macro-ontwikkelingen echter een druppel op een gloeiende plaat, die de meeste mensen die geen betaald werk hebben, in Nederland ongeveer 2 miljoen, niet aan betaald werk zal helpen. Ik zie het in toenemende mate als een achterhoedegevecht.
Is er een ander antwoord mogelijk?
Nick Srnicec schreef het boek ‘Platform Capitalism’ waarin de werking van het platformkapitalisme wordt uitgelegd en ook overigens wordt ingegaan op de geopolitieke gevolgen van het platformkapitalisme. Maar dat valt buiten het bestek van dit artikel. Nick is ‘accelerationist’.
De accelerationisten of “versnellingsaanhangers” worden zo genoemd, omdat ze vinden dat de technologische ontwikkelingen best sneller zouden kunnen verlopen. En vooral: heel anders. Er zijn conservatieve en progressieve accelerationisten. Het boek “Inventing the future”, geschreven door Nick Srnicek en Alex Williams, behoort tot de progressieve stroming.
In het boek wordt gesteld dat een links programma met perspectief er als volgt uit moet zien:
- arbeidstijdverkorting
- vroege pensionering
- arbeid naar de menselijke maat
- terugdringing van de sociale onzekerheid
- verhoging van de minimumlonen en de daaraan gekoppelde uitkeringen, waarbij het wettelijk minimumloon naar 14 euro per uur gaat
Het bijstandsbedrag is simpelweg te laag. We moeten volledige robotisering van alle productieprocessen eisen en felle kritiek leveren op het westerse arbeidsethos, waarbij betaald werk wordt beschouwd als zaligmakend en de enig mogelijke bron van ontplooiing en inkomensvoorziening; Verder de invoering van een universeel leefbaar basisinkomen; drastische arbeidstijdverkorting met behoud van loon, waarbij de voorkeur van de auteurs uitgaat naar verlenging van het weekend, bijvoorbeeld met een vrije vrijdag als begin.
Ik denk nu dat de slogan van het basisinkomen wel een goed uitgangspunt is om als hefboom te dienen voor ook andere veranderingen in de maatschappij, en een concreet perspectief cq alternatief bieden op een beter leven. Naast strijden voor een hoger loon.
Het is de notie van vrijheid die aantrekkelijk is. Die vrijheid geeft mensen de ruimte vorm te geven aan de sociale structuren, contacten en de menselijkheid die nu door de robotisering zonder dat er een aanvulling is, dreigt weg te vallen. De vrijheid die met een basisinkomen gepaard gaat biedt voor verschillende groepen een aanknopingspunt om een emancipatiebeweging te ontwikkelen van hier zijn we, wij zijn er ook en komen los.
Daarnaast zal een programma ontwikkeld moeten worden om de bezitsverhoudingen en de tegenstellingen tussen arm en rijk in de wereld te veranderen en de grote platforms onder controle te brengen van de gemeenschap.
De FNV Uitkeringsgerechtigden hebben het volgende standpunt over het basisinkomen
- Het basisinkomen is voor iedereen die 18 jaar legaal in Nederland heeft gewoond.
- Het basisinkomen is een netto-uitkering/inkomen.
- Inkomen uit betaalde arbeid wordt niet verrekend met het basisinkomen.
- Huidige toeslagen, zoals huur- en zorgtoeslag, blijven bestaan.
- Er moet een nieuwe manier komen van fiscaal belasten van inkomen uit (betaalde) arbeid.
- Werkloosheid- en arbeidsongeschiktheid-verzekeringen blijven bestaan voor het deel van het inkomen uit betaald werk.
- Het basisinkomen dat FNV Uitkeringsgerechtigden voor ogen heeft, is qua hoogte en systeem vergelijkbaar met de huidige AOW. Een samenwonend stel krijgt dus per persoon minder dan een alleenstaande.
Het voorstel van FNV Uitkeringsgerechtigden zal in de komende periode worden aangescherpt door het FNV-breed bespreken van een aantal onderwerpen.
De huidige werknemersverzekeringen blijven bestaan. Moeten deze verzekeringen op het huidige niveau blijven? Immers, het basisinkomen legt al een stevige inkomensbodem voor mensen die geen (betaald) werk hebben. Moet de Wet op het Minimumloon (WML) blijven? Of kan deze vervangen worden door een nieuwe wet op het minimum-uurloon?
Het voorstel om de volksverzekeringen (AOW en Wlz) te fiscaliseren en voor iedereen gelijke belastingtarieven te laten gelden, is negatief voor AOW-gerechtigden met een aanvullend pensioen. Moet er specifiek voor deze groep een vorm van compensatie geboden worden?
Maar er zijn meer knelpunten. Hoe moet je, als je het alleen in Nederland gaat invoeren, het afgrenzen van het buitenland. Je zult dan toch voorwaarden moeten stellen aan buitenlanders. Je zou het huidige systeem waarbij EU-onderdanen recht hebben op bijstand kunnen overnemen, maar dan zul je daaraan moeten koppelen dat het basisinkomen niet exportabel is (voorwaarde).
De oplossing die FNV Uitkeringsgerechtigden kiest -een basisinkomen voor iedereen die minstens 18 jaar legaal in Nederland verblijft- is zeer problematisch, omdat gezien de migratie dan een soort onderklasse van uitgeslotenen kan gaan ontstaan. Van mensen die leven onder zeer slechte omstandigheden en die legaal of zonder papieren in Nederland werken en veel minder rechten hebben dan anderen. Zeker als je de de huidige werknemersverzekeringen gaat uitkleden.
En bovendien: ervaringen met de AOW wijzen uit, dat vele ouderen eenzaam zijn. Ze hebben een inkomen maar zitten alleen thuis, vaak ook door met de ouderdom komende lichamelijke en geestelijke beperkingen, en zijn niet in staat zonder hulp hun leven een richting te geven.
Ook een basisinkomen zal, als er niets wordt georganiseerd om dat tegen te gaan, leiden tot eenzaamheid bij velen omdat ze zonder de structuur van betaald werk hun leven geen inhoud kunnen geven. Dat is meer weggelegd voor hoger opgeleiden en zo, en daarom hoor je het verwijt dat de eis van het basisinkomen een elitaire eis is.
We zullen voorbij de zich steeds herhalende argumenten over en weer van de voor- en tegenstanders van een basisinkomen oplossingen moeten bedenken, in een open discussie, in de wetenschap dat we een sociaal zekerheidsstelsel zullen moeten ontwikkelen dat anders in elkaar zit dan nu, om antwoord te geven op de uitdagingen van het platformkapitalisme, waarin het karakter van arbeid definitief verandert en gedeeltelijk ook verdwijnt en het traditionele arbeidsethos zijn tijd gehad heeft.
Dit zal echter moeten gebeuren in een soort totaal programma, waarbij de platformbedrijven onder controle van de gemeenschap worden geplaatst en waarbij – wat ik in dit artikel nog niet heb genoemd – paal en perk wordt gesteld aan het autoritaire surveillance kapitalisme. De grote platforms weten alles van je, op basis van dataverzameling, en proberen je op basis daarvan allerlei producten aan te smeren, en de staten maken gebruik van de modernste technieken en databanken om het gedrag van de burger in alle aspecten te controleren.
Piet van der Lende