Troelstra’s oproep tot revolutie
November 1918, onrust en paniek in Den Helder. Troelstra’s decennialange, uiteindelijk succesvolle, inzet voor het bereiken van het algemeen kiesrecht is paradoxaal genoeg één van de redenen die ertoe bijdroeg dat zijn oproep aan de arbeidersklasse in november 1918 om de macht over te nemen in de lucht bleef hangen. Ongetwijfeld had de toekomst van Nederland er anders uitgezien, wanneer in de zomer van 1918 geen verkiezingen waren gehouden op grondslag van het algemeen mannenkiesrecht, noteert Cees Fasseur in deel één van zijn biografie over koningin Wilhelmina (p. 529).
(Door Harry Peer, oorspronkelijk verschenen op solidariteit)
Op 4 juli 1918 had de SDAP 22 van de 100 Kamerzetels verworven. Veel minder dan de partij had verwacht. Nederland was juist op tijd een echte democratie geworden. Geen enkele partij kon na de zomer van 1918 het standpunt volhouden dat de samenstelling van de Tweede Kamer niet of niet langer strookte met de stemming of de politieke gezindheid van de (mannelijke) bevolking. Revolutiepogingen met een beroep op ‘het volk achter de kiezers’ (dus het volksdeel waaraan het kiesrecht ontzegd was) waren na dat tijdstip tot mislukken gedoemd, vervolgt Fasseur.
Spontaan ontvallen
Heeft de befaamde historicus het wat dit laatste betreft bij het rechte eind? Er was immers een grote sociale ellende in Nederland. Armoede, honger, oproeren, onzekerheid en een stroom van vluchtelingen. Het begin van een grote, veel slachtoffers eisende, griepgolf (de Spaanse griep) en de alles overheersende, zowel wanhopige als woedende, stemming onder het volk als gevolg van de wrede oorlog om hen heen met de vele jonge miljoenen dode en gewonde soldaten.
De stelling valt te verdedigen dat, wanneer Troelstra het ‘momentum’ van de massale emoties van die maandagavond in Rotterdam had gebruikt om bijvoorbeeld het stadhuis te bezetten, dit als een revolutionaire brand over heel Nederland zou kunnen zijn uitgewaaid. De door Troelstra gewenste revolutie is er in Nederland niet gekomen. De oproepen daartoe waren hem spontaan ontvallen, tekent hij daarna op. Zijn achterban nam het hem niet kwalijk. Hij werd er menselijker door en zijn populariteit nam alleen maar toe.
Revolutie in Kiel
Vier maanden na die verkiezingen in Nederland zag Europa (de wereld) er politiek ineens heel anders uit. De matrozen in Kiel gaven eind oktober/begin november 1918 de stoot tot een volksopstand, een revolutie die een einde maakte aan het Duitse keizerrijk en de Eerste Wereldoorlog. Matrozen-, soldaten- en arbeidersraden grepen in Duitsland de macht en riepen de republiek uit. De leider van de Duitse sociaaldemocraten Friedrich Ebert kreeg op zaterdag 9 november de hoogste macht in de schoot geworpen. Het markeert het begin van de overgang naar de Weimar Republiek. Keizer Wilhelm II meldde zich op zondagochtend 10 november op het station in Eijsden.
Tot aan de dag van vandaag is een asielzoeker in ons land nooit meer zo gastvrij ontvangen als de gevluchte keizer. Dit ondanks de Hang the Kaiser stemming in Groot-Brittannië, België, Frankrijk en de Verenigde Staten en oproepen om de oorlogsmisdadiger over te dragen. Wilhelm verbleef eerst korte tijd in kasteel Amerongen, vervolgens verkaste hij naar Huis Doorn, waar hij in geriefelijke omstandigheden de dagen doorbracht met hout hakken (en loftuitingen aan Hitler) tot zijn dood in 1941.
De Jantjes
Op donderdag 1 november 2018 maakte ik in de Melkweg in Amsterdam de opvoering mee van het theaterstuk dat Robert Habeck en zijn vrouw Andrea Paluch in 2008 schreven over het gevecht van de matrozen in Kiel, de arbeiders, de sociaaldemocraten en de gevestigde elite om de macht. Het interview door moderator Britta Bendieck met Habeck (nu voorzitter van de Bündnis 90/Die Grünen en van 2012 tot 2018 minister en vicepresident in Sleeswijk-Holstein) maakte snel duidelijk dat de in Kiel geboren en getogen Habeck gefascineerd is door de revolutie van de muitende matrozen in zijn stad in 1918.
Foto van leden van de Matrozenbond
Dat brengt me op de toestand bij de Nederlandse marine in die verhitte novemberdagen van 1918. Al eerder schreef ik daarover in het in 1997 door de Vakbondshistorische Vereniging (VHV) uitgegeven boek Daar komen de Jantjes. Uit de geschiedenis van de Matrozenbond (1897-1933). Het is in november 1997 op een bijeenkomst voorgezeten door Stan Poppe gepresenteerd in het Marinemuseum in Den Helder. De publicatie kort samengevat. Van oudsher steunden de matrozen en hun vakbond de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). De matrozen bij de zeemacht voelden zich arbeiders in uniform, solidair met de werkende klasse waaruit ze voortkwamen. Op de schepen werd gecollecteerd voor de verkiezingskas van de SDAP.
Klucht
Na de zogeheten revolutieoproep van Troelstra ’s avonds 11 november in Rotterdam, de dag erna nog eens herhaald in de Tweede Kamer: Uw stelsel, mijne heeren, uw burgerlijk stelsel is vermolmd en het zal u moeilijk vallen, wanneer gij geweld wilt gebruiken, iets anders uit te lokken dan een geweld dat sterker is dan het uwe. De marinecommandant schout-bij-nacht J. Albarda in Willemsoord/Den Helder kreeg het er benauwd van. Zelfs zo dat hij op donderdag 14 november besloot de vloot te ontwapenen en de kanonnen op schepen onklaar te maken. Bajonetten, grendels van geweren en munitie werden van boord gehaald. Personeel werd ontwapend door militairen van de landmacht en adelborsten. Albarda vreesde kennelijk dat de matrozen in Den Helder het voorbeeld zouden volgen van hun revolutionaire kameraden in Sint Petersburg, Kiel en Wilhelmshafen. De angst sloeg hem om het hart, hij was bang dat de matrozen vanuit Den Helder naar Amsterdam en Rotterdam zouden opvaren om Troelstra bij te staan.
Waarom ging Albarda tot deze vergaande stap over? Het vraagt om een verklaring. In mijn boek ga ik er uitgebreid op in. De geïnteresseerde lezer(es) verwijs ik voorts graag naar het voortreffelijke, vuistdikke proefschrift van Ron Blom en Theunis Stelling Niet voor God en niet voor het Vaderland. Linkse soldaten, matrozen en hun organisaties, tijdens de mobilisatie van’14-18. Het sleutelmoment in dit drama: op dinsdag 12 november riep Albarda de besturen van de vier bonden van marinepersoneel op het matje. Hij wilde weten in hoeverre onder alle omstandigheden op het personeel van de vloot onder de rang van officier viel te rekenen. Het antwoord – enkele dagen later nog eens schriftelijk bevestigd – heeft hem duidelijk niet gerustgesteld. De vakbondsbestuurders hielden zich tactisch op de vlakte: Mocht echter het personeel der marine voor het feit worden gesteld partij te moeten kiezen, dan zal de mogelijkheid niet uitgesloten zijn dat een meerderheid althans onder de minderen, zich scharen zal aan de zijde die tot doorvoering van door hen wenschelijk geachte hervormingen, voor hen altijd streden. Het zal dan in het belang van de goede orde en het personeel zijn, hen niet tot de keuze te dwingen.
De revolutieoproep van Pieter Jelles Troelsta verstilde, maar op het ministerie van Marine en bij de top van de zeemacht vielen daarna harde woorden. De houding van de vlagofficier hield natuurlijk een ernstig gezichtsverlies in voor de regering. De klucht kostte de verantwoordelijke functionarissen de kop. Albarda werd eind november uit zijn functie ontheven, de minister van Marine Naudin ten Cate – vóór Albarda commandant in Den Helder – nam in februari 1919 ontslag.
Dienstplichtigen
Zo zag de schrijver van dit verhaal er ongeveer uit in 1970.
Het is opmerkelijk dat marineofficieren zich in die tijd tot de minister richtten met het pleidooi voor het op veel grotere schaal aanvoeren van miliciens, dienstplichtigen, bij de zeemacht. Dat zou tot een andere samenstelling van de vloot leiden, meer een representatieve afspiegeling van de bevolking zijn en waar het hen vooral om ging: het neutraliseren van het opstandige gedrag en de politieke activiteiten van het beroepspersoneel. Dat laatste werd later op een andere, onverwachte manier bereikt. Na de muiterij op de Zeven Provinciën in februari 1933 werden de rode sociaaldemocratische bonden verboden en het rekruteringsbeleid bij de marine uitgebreid tot jongens uit gezagsgetrouwe rooms-katholieke en gereformeerde gezinnen in de provincie.
De inschatting dat dienstplichtigen makkelijk te drillen zijn en koest kunnen worden gehouden, is eind jaren zestig gelogenstraft door de oprichting van de Vereniging van Dienstplichtige Militairen en de Bond van Dienstplichtigen. Maar dan zijn we ook in een ander politiek en cultureel tijdsgewricht terechtgekomen. Wel kunnen we stellen dat de generatie van ‘1968’ net als die van 1918 in de traditie staat van een sociale en politieke beweging die opkomt voor democratie, emancipatie en rechtvaardigheid.
Matroos Peer in Carré
Over dit hele gebeuren bij de marine in de novemberdagen van 1918 zou net als in Duitsland een opwindend politiek getint toneelstuk zijn te schrijven. Dat is er niet, maar we kennen al sinds 1920 wel het muziektoneelstuk De Jantjes van Herman Bouber, met liedjes geschreven door Louis Davids en zijn vrouw Margie Morris.
Het stuk was en is razend populair. De driehonderdste voorstelling werd al op 2 mei 1921 opgevoerd in de Plantage Schouwburg. De eerste (stomme) film over de Jantjes stamt uit 1922, met opnieuw Louis Davids in de rol van Blauwe Toon. Een tweede (nu gesproken) film is uit 1934 met onder meer Heintje Davids, Fien de la Mar en nog een keer Louis Davids. Na de oorlog bracht het Amsterdams Volkstheater onder leiding van Beppie Nooij De Jantjes enkele malen op de planken. Bij de première van de tweede versie op 10 februari 1970 in Carré gaf ik acte de présence. Destijds zat ik bij de marine. Ik was (met nog enkele kameraden) gezwicht voor het aanbod van een gratis toegangskaartje op voorwaarde dat ik in uniform zou verschijnen. Ik voelde me wat opgelaten, niettemin ben ik nooit meer zo populair geweest als bij die gelegenheid. Talloze mensen kwamen mij in de pauze de hand schudden. Het was in de tijd van Dorus/Tom Manders met het populair meezing liedje Zorreg dat je d’r bij komt, bij de marine, bij de marine.
Met alle lof voor De Jantjes dat om de zoveel jaren wordt opgevoerd, het bestuur van de Matrozenbond was er toch niet onverdeeld gelukkig mee en kapittelde het apolitieke karakter ervan. Wat weinig mensen weten, is dat het grootse onthaal van toneelmuziekstuk en musical te danken is aan de roemruchte Matrozenbond en de tot de verbeelding sprekende marine-matrozen die tijdens verkiezingsdemonstraties trots achter hun vaandel meeliepen, uit volle borst de Internationale zingend. Het ontroerde Troelstra, zoals we kunnen lezen in zijn Gedenkschriften.
Zie ook: solidariteit nr 63