Ga naar de inhoud

Vakbondsmacht is niet vanzelfsprekend

Naar aanleiding van FNV Offensief. De noodzaak van het herstel van vakbondsmacht is een stelling die in de discussie over de verzwakking van de vakbeweging steeds naar voren komt. Als voorzitter Han Busker spreekt over een FNV offensief dat een ” fundamentele verandering” beoogt, dan zal ook hij wensen dat de vakbeweging er weer toe doet. Aan de onderhandelingstafel en/of met aan de basis opgebouwd vakbondswerk? En hoe komen we tot een offensieve, oftewel een strijdbare vakbeweging?

9 min leestijd

(Door Sjarrel Massop, bron: solidariteit.nl foto: Afbeelding plakkaat op pand SDB in Groningen)

Bij vakbondsmacht gaat het om het vermogen om op eigen gelegenheid sociale veranderingen te realiseren. Nodig om bijvoorbeeld de afbraak van de sociale zekerheid, de verslechteringen op de arbeidsmarkt en daarmee de precarisering tegen te gaan. Om dat voor elkaar te krijgen, af te dwingen, is de eerste opdracht aan een vakbond: mobilisering van de leden. Met als vertrekpunt: niet voor en/of met de leden, maar door de leden. Gericht op de vorming van een vakbondsmacht. Maar hoe doen we dat?

Onvrede als uitgangspunt

Deze leuze staat op het pand in Groningen waar de Sociaal-Democratische Bond is opgericht.
De analyses over de neergang van de vakbeweging rollen over elkaar heen. Ze variëren van teveel polderen naar een te centrale of juist te decentrale aanpak, tot een sociale ANWB en te weinig democratie. Daar doorheen loopt het verwijt dat het beleid zich teveel richt op arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden (te weinig is ook te horen) met als gevolg dat de brede vakbeweging sneuvelt.
Een jaar of tien geleden is voor de vorming van een vakbondsmacht het zogenaamde organisen in het leven geroepen. Daar bestaan inmiddels verschillende opvattingen over. De oorspronkelijke gedachte is een vakbondspositie opbouwen, op de werkvloer en dicht bij de leden. Met de bedoeling leden te stimuleren actief te worden en activiteiten te ontplooien. De uitwerking die de (ongedeelde) FNV eraan gegeven heeft, is anders. Namelijk een campagnematige opzet met centraal gekozen inhoudelijke speerpunten, maar dan wel waar snel successen behaald kunnen worden Voorbeelden zijn te zien bij schoonmakers, zorgverleners en postbestellers.
De ervaringen met deze aanpak zijn niet onverdeeld positief. Neem de acties in de zorg de afgelopen jaren. Groepen die hun onvrede over de werksituatie uitspraken, waren niet tot speerpunt aangewezen. Inhoudelijk kwam er een draai onder leiding van de toenmalige ‘hoofd organiser’ Lilian Marijnissen en werd de cao het speerpunt. Een merkwaardige wending, omdat veel verzelfstandigde of geflexibiliseerde zorgmedewerkers helemaal niet onder een cao vallen. Verminderde belangstelling en zelfs demoralisatie waren het gevolg.

Mijn stelling is dat de onvrede die mensen te kennen geven over hun werk, en breder hun sociale situatie, het uitgangspunt dient te zijn voor de ontwikkeling van vakbondsmacht. Dat is de voedingsbodem voor vakorganisatie. Als we spreken over een offensief, een fundamentele verandering en een nieuwe koers, dan beginnen ze daar. Niet ‘uitgevaardigd’, maar als resultaat van een democratisch debat, waarin het instrumentarium dat de vakbeweging de laatste decennia hanteert kritisch onder de loep wordt genomen. Zo zijn in een geflexibiliseerde economie, waar nu al 30 procent van de werkenden mensen onder valt, cao’s verworden tot een luxe artikel, waar ondernemers zich weinig van aan trekken. De onvrede die daarmee samenhangt, vereist erkenning, pas dan kan de strijd tegen de precaire arbeid gevoerd worden.

Compromissen

De directe taak van een vakbeweging is belangenbehartiging van de arbeid, van de mensen die werken. Globalisering, flexibilisering en technologisering leiden tot een verschuiving in de verhouding tussen arbeid en kapitaal. Ze oefenen een negatieve invloed uit op de arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en de inhoud van de arbeid, kortom de kwaliteit van de arbeid. Dat betekent dat de vakbeweging ook andere eisen moet stellen, wil ze in de toekomst voor grote groepen mensen nog een lonkend perspectief bieden.

De laatste, minimaal, dertig jaar is de belangenbehartiging van de vakbeweging gedomineerd door het overleg met sociale partners en overheid, afgestemd op haalbare resultaten. Daarin zijn compromissen gesloten die niet beantwoorden aan de onder velen levende onvrede.
Is een compromis de uitslag van strijd, dan legt het de krachtsverhoudingen van dat moment vast. Niet meer en niet minder. Maar vaak was daar geen sprake van en rustte het compromis op een gedeelde visie, op de logica van het kapitalisme en het overleg. Met als gevolg dat bijvoorbeeld verarming van de sociale onzekerheid verdedigd en zelfs gerechtvaardigd werd. En dat jaagt (aanstaande) leden weg. Neem het pensioenstelsel. Heel rechts Nederland staat te popelen om de pensioenen te privatiseren en lijkt dat te ‘verkopen’ met de indexering (compensatie voor gestegen prijzen). Aanvaarding waartoe heel wat ‘deskundigen’ oproepen, zou een belabberd compromis zijn en senioren en jongeren die opkomen voor minstens behoud van het bestaande stelsel, behoorlijk frustreren. Kansen op een brede (generatie overstijgende) vakbondsmacht zouden daarmee verloren gaan.

Eisen

Compromissen aangaan, omdat in het overleg niets meer te halen is, heeft de vakbeweging vervreemd van de oorspronkelijke uitgangspunten. Zoals een loon waarvan goed te leven is of een kortere arbeidstijd om minder te hoeven werken en meer te kunnen leven. De sociale zekerheid die bescherming biedt tegen arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en ‘fysieke ouderdom’ vergt nieuwe strijdinitiatieven. De solidariteit tussen mannen en vrouwen, tussen oud en jong en tussen de verschillende culturele achtergronden en seksuele geaardheid vraagt van de vakbeweging een andere aanpak.

Social Collapse

onvrede als uitgangspunt2Terugdringing van deze vervreemding gaat samen met hernieuwde vakbondsmacht. Daarvoor zijn eisen nodig die de vakbeweging bindt aan een strijdbare meerderheid onder de leden. De eisen van het net gestarte Offensief voldoen daar niet aan, ze hebben te weinig oog voor de feitelijk problemen in de wereld van de arbeid. Welke dan wel? Hier een viertal ‘suggesties’.

    * De 32-urige werkweek voor iedereen met behoud van loon en herverdeling van de arbeid door herbezetting – en om te beginnen de pensioenleeftijd terug naar 65 of eerder bij 40 ‘dienstjaren’.
    * De prijscompensatie voor de inflatie, met terugwerkende kracht tot bijvoorbeeld tien jaar, voor alle inkomens – zonder grotere inkomensverschillen, ooit was er de eis: ”centen in plaats van procenten”.
    * Het herstel van de publieke grondslag van volksverzekeringen – (inter)nationalisatie kan ook, maar daaraan kleeft steeds meer het risico van wisselende politieke verhoudingen.
    * De beëindiging van de discriminatie op de werkvloer en (internationale) solidariteit tussen werkenden en niet werkenden.

Solidair afstemmen

De leiding van de vakbeweging wil de vakbondsstrijd toespitsen op vraagstukken waarmee resultaten te boeken zijn – snelle overwinningen. Het is echter een illusie dat zo vakbondsmacht ontwikkeld wordt. Dat heeft helaas de strijd van de schoonmakers, de mensen bij het railvervoer en PostNL laten zien. Nog sterker geldt dat voor de zorg als geheel, waar organising niet leidde tot de versterking van het vakbondswerk aan de basis van de instellingen. De continuïteit in de organisatie en in de versterking van het ‘bedrijvenwerk’ ontbraken, mede door de behoefte aan een snel resultaat. De veronderstelling groeide dat met actieresultaten de positie aan de onderhandelingstafel versterkt zou worden. Zo dat al het geval was, bleek ze van korte duur.

Sportprent over sluiten van compromissen Organisen moet anders. Het uitgangspunt is en blijft: vakbondswerk in de bedrijven, in de buurten, met herwinning van het geloof in eigen kunnen als bindmiddel. De eerdere concentratie van activiteiten heeft het onvermijdelijk gevolg dat daar waar conflicten ontstaan en spontane strijd uitbreekt de organiserende vakbondskaders door prioriteiten elders niet op tijd aanwezig kunnen zijn. In die zin faalt hun flexibiliteit die juist nodig is om de in gang gezette beweging te steunen en te verbreden en alle faciliteiten te bieden aan de mensen die de strijd hebben opgepakt. Geheel in overeenstemming met de afbeelding op de Groningse muur dat de emancipatie van de arbeidersklasse het werk van de arbeidersklasse zelf is.
En dat betekent ook dat de vorming van vakbondsmacht vereist dat spontane initiatieven, zoals stakingen bij het primaire onderwijs, alle steun verdienen van de vakbondsleiding. Dat is ‘fundamenteel veranderen’, een leidraad voor de gehele vakbeweging. Mensen die de strijd aangaan, verdienen het vertrouwen van, en in, de leiding van hun vakbond.
Organisen is bedoeld om een constante factor in de bedrijven op te bouwen, zodat niet alleen gereageerd wordt op misstanden, maar eisen met macht ingebracht kunnen worden. Dat is geduldig en langdurig werk, waarop de gehele vakbeweging zich zal moeten instellen. Te noemen: solidair afstemmen.

Verbreden en verbinden

Opkomen voor de belangen van mensen in hun sociale situatie, staat nooit op zichzelf. De leraren, de werkers in de zorg, de senioren, de streekvervoerders enzovoort zullen er nooit in slagen afzonderlijk hun strijd te winnen. Onderlinge verbinding is bitter hard nodig. Vakbondsmacht is een kwestie van solidariteit van alle delen van de arbeidersklasse en het nieuwe precariaat. Zij moeten elkaar opzoeken en in dat verbond zal de vakbeweging, als organisatie van mensen, een belangrijke rol, zo niet de hoofdrol, moeten spelen.
Daarnaast staan de activiteiten van de vakbeweging in een directe relatie met andere (delen van) strijd in de samenleving. Opkomen voor een beter milieu, verzet tegen racisme, seksisme en uitsluiting is ook vakbondsstrijd. Wil de vakbeweging een machtsfactor zijn, dan mag ze zich daarvan niet afzonderen. Alle maatschappelijke ontwikkelingen die leiden tot een ontwrichte samenleving dienen verbonden te worden met de klassieke strijd voor goede arbeidsvoorwaarden.

Vakbondsstrijd is een sociale, een politieke èn een economische strijd. De sociale verhoudingen zijn maatschappelijke kenmerken, de economie gaat over de verdeling van de beschikbare middelen, de politiek over de machtsverhoudingen. Willen we de samenleving veranderen, dan is de vakbeweging een uitermate belangrijk middel in handen van de mensen die willen veranderen. Daarom gaat het bij vakbondsmacht.

Vakbondsdemocratie

Han Busker stelt dat we ‘als vakbond’ fundamenteel moeten veranderen. Maar om dat te bereiken, is activering van de leden nodig om zelf het heft in handen te nemen. Zelfstandig optreden door organen (!) van de FNV, al of niet behorend tot de werkorganisatie, bij wijze van spreken ‘uit gewoonte’, ondermijnt de betrokkenheid van leden en de verenigingsdemocratie. Naast zich neerleggen van moties uit het Ledenparlement door gekozen bestuurders getuigt van minachting van de leden.

Daarbij geldt overigens ook dat het gekozen Ledenparlement en de leden van de sectorraden gebonden zijn aan democratische plichten, waarvan openbaarheid niet de minste is. Opvattingen als handelen ‘zonder last of ruggespraak’ staan haaks op gekozen afvaardiging.
Vakbondsmacht betekent eerst en vooral een volle erkenning van de meningen en gevoelens van de leden. Ook als het minderheden betreft. In die zin zijn de mogelijkheden om die vakbondsmacht op te bouwen van alle tijden. Met het trotseren van de gevestigde instituties en meningen is een wereld te winnen.