Verslag lezing Lou Keune over economie en armoede
In het Amsterdamse broeinest-programma werd de tweede avond gehouden over armoede en internationale handel. Lou Keune schetste de gevolgen van de huidige manier van economie bedrijven voor arme landen. De conclusies waren niet mals.
(Met de bijbehorende grafieken/plaatjes wordt nog even geworsteld…)
Op 30 oktober gaf Lou Keune, docent aan de Universiteit van Tilburg en een van de leidende krachten achter Vóór de Verandering in het Broeinest-programma een lezing over "de ware oorzaken van armoede'. Het was de tweede avond in een serie van drie. Op de eerste avond had Rodrigo Fernandez de historische ontwikkeling van het huidige internationale handelssysteem geschetst (zie verslag).
De derde avond, op maandag 27 november, zal gaan over de oplossingen: welke campagnes en strategieën helpen nu echt?
Evenals eerder Rodrigo Fernandez, kwam Lou Keune bij zijn verhaal aanzetten met een groot aantal feiten en getallen, die in grafieken verwerkt achter de spreker op de muur geprojecteerd werden. Het is wederom niet doenlijk om de hele inhoud van die lezing in dit verslag weer te geven, het betreft slechts een grove schets daarvan.
De opdracht aan de spreker was om in een voordracht van een klein uur de werking van de huidige economie te beschrijven, met name waar het gaat om de internationale effecten ervan op armoede.
De avond begon met een flard recent nos-journaal, over de bootvluchtelingen die vanuit Senegal proberen Europees grondgebied binnen te komen. Haast terloops meldt de nieuwslezer dat het voor een groot deel mensen betreft die vroeger visser waren, maar dat er daar nauwelijks vis meer in de zee zit omdat de leeggevist is door hektrawlers uit West-Europa, met name Nederland. "Een typisch geval van wat Susan George het boemerangeffect noemt," legt Lou Keune uit. "Een ander actueel voorbeeld werd gegeven in een uitzending van het programma De Keuringsdienst van Waarde over soja. Grote landbouwbedrijven in Argentinië en Brazilië verdrijven massaal keuterboertjes van hun land om daar gigantische monocultuurplantages van soja op aan te leggen, die voor 90 procent hier ingevoerd wordt om te dienen als veevoer". Vervolgens begint de lezing met het omschrijven van wat armoede precies is. Eerst is er de meer abstracte definitie dat armoede betekent "het niet kunnen voldoen aan de eisen van bestaan". De oorzaken van armoede zijn deels plaatsgebonden en natuurlijk ook "relatief wat betreft tijd en plaats", maar (door de mondialisering) beide steeds minder. Als het om 'absolute armoede' gaat is de gangbare definitie: als mensen minder dan 2 dollar per dag te besteden hebben, en dan niet ingewisseld tegen lokale munt, maar met als koopkrachtbeeld dat in de stad New York. Dus als je in New York zou wonen en dan van minder dan 2 dollar per dag zou moeten leven. Dat lot treft zo'n veertig procent van de wereldbevolking; 2,8 miljard mensen. En het beeld wordt er voorlopig niet beter op. Zojuist heeft de FAO een alarmerend rapport uitgebracht dat de honger toeneemt. Ook de inkomensverdeling blijft verder scheef groeien. Volgens cijfers van de Britse onderzoeksgroep http://www.neweconomics.org/gen/ bezaten bijvoorbeeld in 1993 de 1% rijkste mensen op aarde 120 keer zoveel als de 10 procent armsten. In 2006 is de factor gestegen tot 170 keer. De wereldwijde ongelijkheid neemt dus verder toe.
De vraag is hoe dit nu kan. Het is bekend dat er genoeg middelen (rijkdom, voedsel) zijn om iedereen van een menswaardig bestaan te voorzien, maar het gebeurt niet. Volgens Lou Keune komt dat ten dele door de manier waarop onze economie functioneert. Dat wordt gedeeltelijk verhuld doordat er veelal gewerkt wordt met cijfers over die economie die uitgaan van de gangbare manier van berekenen en allerlei factoren buiten beeld laten. Zaken als milieuschade zijn dan niet of nauwelijks te zien, maar ook allerlei sociale elementen, zoals huishoudelijke arbeid, blijven onzichtbaar. Er is al lange tijd een alternatieve index, de ISEW, die opgesteld is door economen als Tobin. Als je die toepast en dus eerlijker rekent, zie je dat de economie van nederland helemaal niet groeit maar al sinds eind jaren '70 in een recessie zit. Lou Keune's organisatie Vóór de Verandering heeft op basis van zo'n eerlijker rekenmodel een voorstel gedaan naar het Nederlandse CPB om een eerlijkere MEV (pdf) te verkrijgen.
Oorzaken armoede
Armoede heeft dus binnenlandse (endogene) en internationale (exogene) oorzaken en neoliberalen hebben de neiging om vooral op de endogene factoren te wijzen. In de praktijk is het onderscheid volgens Lou Keune trouwens moeilijk te hanteren. Zo had Indonesië bijvoorbeeld lange tijd een lage graad van industrialisatie, waar neoliberale economen graag op wijzen. Maar die is voor een groot deel weer terug te voeren op bewust beleid van de kolonisatoren, zoals JP Coen die de lokale scheepsbouw hardhandig vernietigd heeft. Of de Britten die in India de textielindustrie gesloopt hebben. Lou richt zich in zijn verhaal het meest op de exogene factoren.
Te beginnen met de ecologische crisis. Neem bijvoorbeeld het uiterst alarmerende Living Planet Report en de gegevens die daarin naar voren komen. Zo zie je dat de biodiversiteit nog steeds verder achteruitholt en met het concept ecologische voetafdruk wordt daar aangetoond dat 'onze' economie de duurzaamheidsstandaard volledig overschrijdt. De Living Planet Index toont dan ook duidelijk aan (plaatje 1) dat sinds 1980 de economie wereldwijd niet groeit maar krimpt. Maar wat heeft die ecologische schade te maken met armoede, kun je denken? Die is er direct mee verbonden, zoals ook het Human Development Report (van de VN) constateert; de ecologische schade komt grotendeels terecht bij de allerarmsten.
Wat ogenschijnlijk als oplossingen gepresenteerd wordt, maakt soms de situatie van armen alleen maar erger. Neem de bekende sperzieboontjes uit Burkina Fasso, die werden nog een tijd gezien als vooruitgang voor de boeren daar, maar inmiddels is wel duidelijk dat de enigen die daar wat aan verdienen de (arbeidsextensieve) grote agrobedrijven zijn. Die kopen de beste landbouwgrond op, waar daarvoor kleine boeren hun groenten konden verbouwen.
Omgekeerde ontwikkelingshulp
Onder deze omstandigheden wordt in Nederland tegelijkertijd gedaan alsof we de armen aan het helpen zijn, bijvoorbeeld doordat we zoveel ontwikkelingshulp zouden geven. Lou Keune ergert zich al lang over deze redenering, die volgens hem meer met propaganda van doen heeft dan met de werkelijkheid. "Het is nog steeds zo dat de armen in het buitenland 'onze' economische groei voor een belangrijk deel financieren. Zo wordt er wereldwijd zo'n 70 miljard dollar ontwikkelingshulp gegeven en dat lijkt heel veel. Maar alleen al de jaarlijkse belastingvlucht (van arme naar rijke landen) bedraagt daar een veelvoud van." De grafiek (plaatje 2) laat zien hoe het er in 1990 uitzag; de officiële ontwikkelingshulp bedroeg 54 miljard dollar. Het verlies voor de economie van arme landen door machtsverschil tussen rijke en arme landen, bedroeg zo'n 550 miljard.
Hoe dat precies in z'n werk gaat laat Lou Keune zien door drie van de belangrijkste factoren te belichten: leningen en terugbetalingen, particuliere investeringen en de beruchte ruilvoetontwikkeling.
Het schandaal rond de buitenlandse leningen is veelal bekend. (zie bijvoorbeeld het laatste boek IOU van Noreena Hertz). Toch is het belangrijk om de aandacht te blijven vestigen op dit proces, dat er mede voor zorgt dat er nog steeds netto geld van arme naar rijke landen stroomt. Dit punt wordt met grafieken geïllustreerd. met de waarschuwing erbij dat je met grafieken en statistieken alles aan kunt tonen, zoals Winston Churchill al eens opmerkte. In ieder geval lijdt het systeem ertoe dat leningen (voor projecten die vaak niet eens productief waren, zoals wapenaankopen en overnames van staatsbedrijven) vaak al meer dan eens afbetaald zijn aan rente en toch blijven (be)staan.
Een andere factor is de geldstroom die wordt gegenereerd door directe investeringen en daarop volgende winstafvloeiingen. Lou laat cijfers zien uit de periode 1980-2003, waaruit blijkt dat in die periode de afvloeiingen bijna zo'n 200 miljard dollar meer bedroegen, dan de directe investeringen. Denk aan bijvoorbeeld Unilever die ergens in een 'ontwikkelingsland' een bedrijf overneemt en vervolgens de gemaakte winst naar Nederland haalt.
Maar het meest schadelijke zijn nog wel de ruilvoeteffecten. Dat zijn, om het plastisch uit te drukken, de ontwikkelingen van de prijzen op de internationale markt die ervoor zorgen dat de bevolking van een arm land steeds meer produkten (Lou noemt het energie) moet leveren om de goederen of diensten die ze nodig hebben uit rijke landen (bijvoorbeeld tractors, computers) te kunnen aanschaffen. Als de prijs-verhoudingen verschuiven, betekent dat ruilvoet winst of verlies voor elk land. Volgens uitgebreide berekeningen van Lou Keune bedroeg het ruilvoetverlies in de periode 1980-2002 meer dan 3500 miljard dollar voor de ontwikkelingslanden. En het verlies neemt nog steeds elk jaar toe! (plaatje 3).
Lou heeft geprobeerd de geaccumuleerde effecten te berekenen, maar noemt dat nadrukkelijk "een voorlopig beeld, enigszins met de natte vinger". Hij heeft doorberekend wat de gevolgen zouden zijn als de rijke landen de rekening zouden krijgen gepresenteerd voor de gevolgen van 'hun' economie. Ze zouden dan de opgebouwde ecologische en sociale schuld aan de arme meerderheid van de wereldbevolking af moeten betalen volgens gangbare schuldterugbetalingsregelingen. Aangezien de geschatte opgebouwde sociale schuld van de rijke landen zo'n 4000 miljard bedraagt (over de periode 1980-2002) en de ecologische schuld zo'n 2.800 miljard dollar, dan zou er per jaar alleen al aan aflossing zo'n 685 miljard overgedragen moeten worden. Dat zou neerkomen op (voor de rijke landen oftwel Higly Industrialised Countries, HIC)) ruim 9 procent van het bruto binnenlands product. Alleen al aan aflossing van opgebouwde schuld dus, dan is er nog geen cent daadwerkelijke 'hulp' gegeven. Daarbij valt de Nederlandse ontwikkelingshulp van ten hoogste 0,7 procent van het bnp in het niet.
aanvulling reactie van Lou Keune in UNIVERS (UvT) 9 november 2006 op de vraag "De UvT doet te weinig aan ontwikkelingswerk, stelt Esra van den Aker van Rechten. Een rijke, internationaal georiënteerde universiteit hoort een internationale, sociale verantwoordelijkheid te nemen. Dit levert ook de UvT voordelen op. ook een positieve uitstraling geven. Moet de UvT meer aan ontwikkelingswerk doen? Lou Keune, universitair docent sociaal-culturele wetenschappen: "Wel ja, iedereen zijn eigen ontwikkelingsproject? En dat terwijl door ons, bewoners van de rijke landen, de broeikas oververhit raakt, met de ontwikkelingslanden als de grootste slachtoffers. Terwijl de gemiddelde Nederlander een ecologische voetafdruk heeft die 2,5 maal het toelaatbare is, met dramatische gevolgen in de ontwikkelingslanden. Terwijl de ontwikkelingslanden de laatste 25 jaar meer aan hun schulden hebben betaald dan aan leningen verkregen, en toch is hun totale schuldenlast verviervoudigd. Terwijl ontwikkelingslanden een aanmerkelijk groeiverlies lijden vanwege de door onze regeringen afgedwongen liberaliseringen. En terwijl de mondiale inkomensongelijkheid alsmaar toeneemt. Ontwikkelingswerk wordt steeds meer het verhaal van de ene hand en de andere. Je kunt je energie beter besteden aan onze oorzaken van de armoede, de ongelijkheid en de ecologische crisis."
(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Broeinest.)