Voorbij de oorlogslogica
Wanneer je noch voor de ene oorlogspartij noch voor de andere kiest, dan ben je niet neutraal maar schep je de ruimte om verder te kijken dan het Russisch-Oekraïense oorlogsfront. Voorbij de oorlogslogica: Deel één.
(Door Wolf Wetzel, vertaling onbekend, Bron: Overton Magazine, deel 2 volgt later, foto Mannhai, CC2.0/Flickr)
Als je stilstaat bij de vraag wie wat over de oorlog in Oekraïne zegt en er een standpunt over inneemt, als je het “tijdsgewricht” wilt begrijpen dat ook (rest)links meesleurt, dan kun je de corona-noodtoestand niet buiten beeld laten, je moet er rekening mee houden. In de twee corona-jaren heeft men enthousiast en gepassioneerd aan een front gesmeed waar je meteen zou moeten kunnen zien wie de “goeien” en wie de “slechteriken” zijn.
Aan de ene kant stonden de “goeien” die de zwakken – degenen die bescherming nodig hebben – beschermen, die onbaatzuchtig zijn, empathisch en solidair. Zo heeft men over het geheel genomen het corona-beleid geaccepteerd en gesteund. Aan de andere kant werden de “slechteriken” neergezet en aangekleed: dat waren dan “corona-ontkenners”, egoïsten, sociaal-darwinisten en complottheoretici, en zo goed als nazi’s.
Aan dit “front” is vastgehouden omdat het extreem comfortabel en extreem zelfingenomen was. Van de regering tot delen binnen links stond men aan de kant van de goeden die nu schouder aan schouder aan de kant van de zwaksten stonden.
Frontlinie vol strobalen
Het in stelling brengen van dit front was belangrijk, omdat je daarmee elke kritiek op het corona-beleid, op de omstandigheden van de noodtoestand, de kop kon indrukken en aan de kaak kon stellen en daarmee ook je eigen betrokkenheid kon verhullen.
En hoe krachtiger dit frontbeeld werd, hoe moeilijker het werd om het te ontwijken. Of je wilde of niet, je bevestigde een bepaalde mening met het bijbehorende front-/vijandbeeld. Ook bij vrienden die ik al heel lang ken en respecteer, ging het zo. We moesten voorzichtig zijn en heel erg ons best doen om onze tegenstrijdigheden, onze onenigheid, niet aan een frontlijn toe te schrijven.
Voor zover ik kan overzien, hebben veel mensen dezelfde ervaringen. In de regel gingen de vriendschappen stuk, hoewel de vraag terecht is of de breuken er niet al eerder waren en nu gewoon onoverkomelijk groot werden.
Nu sturen we van de corona noodtoestand naar de oorlogsnoodtoestand. Het al twee jaar ingeoefende frontverloop wordt momenteel vernieuwd en ‘overschreven’. Iedereen die voorheen een “corona-ontkenner” was, is nu (bijkomend) een “Poetin-erkenner” of gewoon een “Russenvriend”. En die zijn, afhankelijk van de kwalificatie, chauvinistisch, nationalistisch, communistisch en dan toch ook op de een of andere manier nazi’s.
Wie dus nu de (wereld)vrede (voor het eerst in Europa) in gevaar ziet, nu Oekraïne steunt en de Russische aanvalsoorlog veroordeelt, staat opnieuw aan de kant van de “zwaksten” en toont zich solidair met een Oekraïense vlag (met een vredesduif en een laurierblad in de snavel) voor het raam. In dit oorlogsbeeld is Rusland supermachtig en gewetenloos, vervangt (internationaal) recht door geweld en valt het weerloze en vredelievende Oekraïne aan.
Dat deze frontlinie vol strobalen ligt die je aansteekt om alle andere redenen in rook op te laten gaan, is niet nieuw.
In de oorlogsmist tast iedereen rond
Een hele goede vriend, met wie ik ook in corona-tijden heb zitten bakkeleien over observaties, kwalificaties en insinuaties, om zonder deze kaders onze meningsverschillen te begrijpen, schreef me dat hij er – ook emotioneel – niet tegen kon dat ik de nationalistische, chauvinistische politiek van Rusland niet noemde. Hij wilde weliswaar niet beweren dat ik een “Poetin-vriend” zou zijn (dat zou er met de vele beschuldigingen nog bij moeten komen), maar de “uitlatingen” zouden hem aan het denken zetten.
Van wat een vriend, die ik al zo’n 30 jaar ken, denkt, laat mij vermoeden dat dat anderen nog veel ‘gemakkelijker’ afgaat. Hoe “voeg” ik mezelf in deze oorlogsfronten in? Waar hoort de auteur thuis? Hoe belastend is dat wat niet wordt gezegd?
De ervaring van de afgelopen 40 jaar leert mij: het doet er maar in beperkte mate toe wat ik zeg. Veel krachtiger is wat men ’toeschrijft’ aan wat er gezegd wordt – zowel in goede als in slechte zin.
Daarom wat verduidelijkingen van mijn kant. Eén uitgangspunt moet hierbij heel duidelijk zijn: zoals in elke oorlog worden we vooral met de oorlogsmist geconfronteerd.
We wisten niet precies wat er in Vietnam gebeurde. We wisten niet genoeg om te weten wat de oorlog in Joegoslavie (1999) deed losbarsten! Hoeveel “vrijheidsdrang” stak er in de onafhankelijkheidspogingen om zich los te maken uit de volkenbond Joegoslavië? Hoe cruciaal was het belang van westerse staten bij het verpletteren van de Federale Republiek Joegoslavië (die een “derde” weg nastreefde tussen kapitalisme en “staatssocialisme”)? We weten nog minder wat er precies in Oekraïne gebeurde en gebeurt. Wat heeft zich de afgelopen acht jaar voorgedaan op de “contactlijn” tussen Oekraïne en de afvallige gebieden? We weten niet met absolute zekerheid wie de onderhandelingen (Minsk I en II) heeft gesaboteerd en verraden.
“De waarheid sterft in de oorlog als eerste.”
Deze zin wordt vaak aangeroepen wanneer men niet de juiste waarheid vertegenwoordigt. Als je kijkt naar de oorlogen en de wegen er naar toe (die dan als onvermijdelijk worden beschreven), dan zul je ontdekken: De waarheid sterft voordat de oorlog begint. Wat heeft de Russische regering daadwerkelijk gedaan om het conflict politiek op te lossen? Wat zijn de echte redenen voor deze aanvalsoorlog? Heeft Oekraïne zich aan de afspraken en verdragen gehouden, of heeft de Oekraïense regering er alles aan gedaan om die met militaire kracht op te schorten? Wie is welke oorlogsintenties te vlug af geweest?
Midden in de oorlog zullen er geen antwoorden zijn.
Dit alles heeft ons geleerd de waarheid niet te zoeken in de oorlog, maar in de omstandigheden ervoor. Daarbij hoort de kennis die we vandaag hebben over de oorlog in Vietnam (in de jaren 1960 tot in de jaren 1970), de Joegoslavische oorlog (1999) en de oorlog in Irak (2002).
En er is nog een nogal bitter inzicht dat men voor ogen moet houden bij dat wat ik vandaag zeg: in de jaren zeventig en tachtig konden we partij kiezen als het ging om de oorlog in Vietnam, als het ging om bevrijdingsbewegingen die vochten tegen de dictaturen die aan de macht werden gehouden met westerse hulp.
Dat is allemaal min of meer stof uit het verleden. Grofweg gesproken draait het in de 21e eeuw om oorlogen tussen kapitalistische staten. Er is geen reden (voor ons/mij) om de ene of de andere kant te kiezen. Integendeel: het gaat erom ter sprake te brengen wat er tussen deze strijdende partijen wordt kapotgewreven, wat er van beide kanten ongewenst is. Een idee, een visie die verder gaat dan dit dystopische kapitalisme. En als je helemaal onverschrokken en optimistisch bent: Juist ‘hun’ oorlogen zijn het ronduit dodelijke bewijs daarvoor, dat er iets voorbij dit kapitalisme moet zijn.
Voorbij hun oorlogslogica
Ik wil kort een paar gebeurtenissen beschrijven die men in herinnering moet roepen wanneer men zoekt naar coördinaten. Want de zelfonderwerping en de dwang om nu tussen een van beide partijen te moeten kiezen heeft een langere geschiedenis.
In de jaren tachtig, toen er nog “systeemconcurrentie” was (Oostblok-Westen), vond er een moorddadige “wapenwedloop” plaats die zich heel sterk richting een kernoorlog ontwikkelde. Nucleaire Pershing II-raketten moeten worden gestationeerd in Duitsland, d.w.z. aan de grens met het Oostblok.
Daarbij hoort de bedachte “raketkloof” die moest suggereren dat het Westen werd bedreigd. Het tegenovergestelde was het geval: men wilde de Sovjet-Unie “tot de dood laten doorbewapenen” om het systeem te laten instorten. De winnaars van deze “Koude Oorlog” geven dit alles graag toe.
In die tijd was er een brede en veelzijdige beweging die zich tegen de stationering verzette. Niemand met wie we samen waren had daarbij de Sovjet-Unie, hun verhouding tot het “socialistische” Oostblok, als positief “oriëntatiepunt” voor ogen. We hebben de raketten niet geteld, we hebben de “balans van terreur” niet zitten berekenen. Onze enige focus lag op de Duitse bondsregering, die we veel toevertrouwden, behalve vreedzame bedoelingen. Het ging dus over de rol van de eigen regering, over wat er moest gebeuren en veranderd moest worden met deze oorlogsdreiging in dit land. Het ging om hun eigen actieve rol, die ze verborgen hielden doordat de Duitse regering zich presenteerde als ‘slachtoffer’ van de grootmachten.
Halverwege de jaren negentig begonnen de “Onafhankelijkheidsoorlogen” in de Federale Republiek Joegoslavië. We hebben ze nauwelijks waargenomen, we waren vooral bezig met de situatie in Duitsland: de heropleving van het nationalisme, dit keer onder het mom van “gezonde nationale trots”, met de pogroms, met de versterking van neofascistische organisaties. Pas toen het tot ons doordrong dat er een oorlog tegen Joegoslavië op handen was, met de actieve deelname van de Duitse bondsregering, probeerden we ons te informeren. Dat verliep echt heel moeizaam en we hadden de geschiedenis van de afzonderlijke afsplitsingen niet in beeld. En zoals in alle andere oorlogen waren we niet in staat om de individuele beschuldigingen te onderzoeken die de felbegeerde oorlog moesten rechtvaardigen. Of het nu om een bloedbad ging of een concentratiekamp in Pristina … we moesten genoegen nemen met nogal zwak en wankel tegenbewijs. We wisten maar één ding, en dat wisten we heel zeker, en die zekerheid was er al voor de oorlog: Duitsland deed er veel voor om militair weer mee te spelen, om als imperiale macht uit de schaduw van de “chequeboekdiplomatie” te treden. Het doel was helder en in feite duidelijk gearticuleerd. Men wilde weer “normaliteit in het buitenlands beleid” krijgen, waarbij met enige gêne ook oorlogen werden omschreven.
Het gaat niet om het welzijn van de mensen
Ook in dit geval was ons verzet tegen de NAVO-oorlog in Joegoslavië in 1999 gekoppeld aan de rol van de Duitse bondsregering en de rol van de NAVO. We hebben ons dus niet uitgesproken voor het politieke systeem in Joegoslavië, maar tegen de Duitse regering.
Dat we in alle veronderstellingen en vermoedens gelijk zouden krijgen, dat de oorlog tegen de Federale Republiek Joegoslavië doorspekt was met buitensporige oorlogsleugens, dat de onderhandelingen over een “vreedzame oplossing” een farce waren (Rambouillet), dat het om een aanvalsoorlog ging die niets anders dan een oorlogsmisdaad inhoudt, hoorden we later allemaal, toen de oorlogsstokers al hun doelen hadden bereikt.
Je zou deze korte schets kunnen uitbreiden met de “oorlog tegen het terrorisme” die werd gelanceerd na 9/11 in 2001 en die tot op de dag van vandaag voortduurt in de vorm van open en geheime oorlogen, van Afghanistan (2001) en Irak (2003) tot Libië (2010) en Syrië (2014).
Een enkel spoor van verwoesting, vernietiging, leugens. Nooit maar dan ook nooit ging het om de mensen, om de bevrijding van onderdrukking en armoede, om de “bevrijding van vrouwen”, om de verdediging van mensenrechten.
Dit is allemaal bekend. Dit alles kan – vandaag – heel goed worden gedocumenteerd en bewezen.
Het is deze kennis die me vandaag zelfverzekerd maakt, als ik mijn standpunt bepaal over de oorlog in Oekraïne. Ik hoef hiervoor niet naar de Donbass te reizen. Hiervoor hoef ik niet de talloze details van de oorlog te kennen en te plaatsen. Ook hoef ik niets te weten over de ware motieven van de Russische regering. Het is genoeg, meer dan ooit, om te weten: Rusland is een kapitalistisch land, Oekraïne is een kapitalistisch land. In beide landen gaat het niet om het welzijn van de mensen.