Waarom het basisinkomen geen links project kan zijn…
Heel vreemd is het. Veel voorstanders van het basisinkomen – een uitkering boven de armoedegrens voor alle burgers, ongeacht hun status of inkomen – stellen dat hun voorstel boven de links-rechts tegenstelling staat. Hoe je dat moet begrijpen is niet altijd duidelijk. Er zijn heel wat linkse voorstellen vandaag de dag – denk maar aan die van het Spaanse Podemos – die zich niet graag op de links-rechts as positioneren, maar ondertussen wel duidelijk linkse standpunten innemen.
(Bron: Attac Vlaanderen)
Los van het feit dat er wel degelijk verschillen zijn tussen rechts en links is er met het basisinkomen toch een probleem. Men stelt soms dat het zowel rechts als links kan worden ingevuld, en het klopt dat er verschillen zijn tussen zeg maar de invulling van Roland Duchatelet en wat je soms hoort bij progressieve partijen. Toch blijft er een fundamenteel probleem waardoor ik denk dat een basisinkomen in geen enkel geval als echt links kan worden aangemerkt. In drie punten wil ik uitleggen waarom.
Individualisering in plaats van collectieve solidariteit
Het fundamentele verschil tussen de bestaande sociale zekerheid en het basisinkomen is dat de eerste berust op een collectieve – horizontale – solidariteit en het tweede op een individualistische – verticale – benadering. In de sociale zekerheid is iedereen solidair met iedereen binnen de samenleving. Wie niet ziek is betaalt bijdragen voor wie wel ziek is. Wie geen kinderen heeft betaalt voor wie er wel heeft. En wie werkt betaalt de pensioenen van wie oud is. Soms lijkt het alsof men dat is vergeten, zo vanzelfsprekend is onze sociale bescherming geworden.
Met een basisinkomen krijgt iedereen rechtstreeks van de overheid een rugzakje mee en in ieders rugzakje zit evenveel. Op zich is dat al redelijk unfair, want sommigen – wie ziek of gehandicapt is b.v. – zal meer nodig hebben dan wie jong en gezond is.
Vandaar dat dit nooit een links project kan zijn. ‘Van ieder volgens vermogen, naar ieder volgens behoefte’ is toch de nog steeds geldige slogan? Alle mensen zijn verschillend, en daarom hebben we gelijke rechten. Maar ongelijke/verschillende mensen gelijk behandelen leidt tot meer ongelijkheid. Ongelijke/verschillende mensen moeten ongelijk/verschillend behandeld worden willen we meer gelijkheid bereiken. Dat is wat de sociale zekerheid doet.
Het liberalisme heeft voor meer individuele vrijheid gezorgd, en dat doet het basisinkomen eveneens. Maar de linkerzijde heeft daar tegenover altijd meer gelijkheid gesteld en kijkt daarom niet alleen naar individuen maar ook naar de hele samenleving. De linkerzijde wil een collectieve solidariteit en doet daarmee aan samenlevingsopbouw. Het is ook de reden waarom privé-verzekeringen waarin de solidariteit tot een minimum is beperkt, zo moeilijk liggen. Het basisinkomen gaat volledig aan die collectieve band voorbij en maakt mensen rechtstreeks afhankelijk van de overheid.
Participatie en democratie
Een tweede reden ligt in de participatieve aanpak die de linkerzijde zo na aan het hart ligt. Burgers laten deelnemen aan de besluitvorming is een fundamenteel democratische eis die altijd door de linkerzijde werd gepredikt – hoewel niet altijd consequent toegepast. Nu is onze bestaande sociale zekerheid precies op zo’n participatief model gebaseerd. Werknemers en werkgevers beheren de sociale zekerheid paritair en de overheid kan niet naar willekeur ingrijpen in het systeem en b.v. de hoogte van de uitkeringen veranderen. Denk aan de brugpensioenen die momenteel ter discussie staan en waarover de ‘sociale partners’ een akkoord hadden bereikt. Van zo’n participatie is er met het basisinkomen geen sprake meer. De overheid beslist alleen over wat kan en niet kan, en er is niet veel verbeeldingskracht nodig om in te zien wat er zal gebeuren als een begrotingsevenwicht moet worden hersteld. De democratische inspraak is hier helemaal verdwenen. Terwijl de sociale zekerheid grotendeels wordt afgebouwd, gaat het basisinkomen volledig voorbij aan die fundamentele eis van de linkerzijde.
Arbeid en kapitaal
Ten derde, en niet het minst belangrijk, is het feit dat de sociale zekerheid weliswaar nooit antikapitalistisch is geweest, maar wel de relatie tussen arbeid en kapitaal sterk heeft veranderd. Als de Internationale Arbeidsorganisatie kan stellen dat ‘arbeid geen koopwaar’ is, komt dat precies daardoor. De werknemer staat niet langer alleen tegenover de werkgever, hij/zij kan zich organiseren in vakbonden en collectief onderhandelen met hem. Het is geen toeval dat men er in het neoliberale beleid alles aan doet om dit ongedaan te maken. De linkerzijde heeft die veranderde machtsverhouding – hoe beperkt soms ook – wel altijd en terecht door dik en dun verdedigd. Maar opnieuw gaat dit met het basisinkomen volledig verloren.
Sommigen stellen ietwat naïef dat het basisinkomen een aanvulling zal zijn op de bestaande sociale zekerheid. Hoe dat betaalbaar kan zijn, is zeer de vraag. Zelfs met de evidente posten die wegvallen – een deel van de pensioenen, gezinstoelagen, leeflonen …- kom je met een basisinkomen van 1000 euro, geteld bij de bestaande sociale zekerheid, al gauw aan 200 miljard! Voorstanders van het basisloon gaan dan ambtenaren ontslaan, alsof het allemaal nutteloze controleurs zijn, of subsidies schrappen, alsof daar niet ook een deel organisaties met een belangrijke sociale functie slachtoffer van zullen zijn.
Het blijft hoe dan ook zo dat door een daling van de lonen en het wegvallen van sociale bijdragen het basisloon een ontzettend groot cadeau voor de werkgevers is. Een oplossing gericht op individuen in plaats van op de maatschappij, het wegvallen van een sociale zekerheid meet paritair beheer, het afstappen van de veranderde machtsrelatie tussen arbeid en kapitaal: het zijn principes die met het neoliberalisme ingang hebben gevonden en het blijft een raadsel hoe linkse mensen dit kunnen verdedigen. De grote vraag daarbij is ook waarom voor een uitermate dure oplossing van meer dan honderd miljard euro wordt gekozen als de armoede met een gegarandeerd minimuminkomen voor iets meer dan 5 miljard euro kan uitgeroeid worden.
Het spreekt voor zich dat de sociale bescherming (sociale zekerheid, de bijstand, het arbeidsrecht, de openbare diensten) aan een grondige hervorming toe is. Door de bespreking daarover niet aan te gaan staat de deur wijd open voor neoliberale ideeën die vreemd genoeg ook door progressieven worden aangehangen.
Het neoliberalisme zit in onze hoofden, zoveel is zeker. Maar van mensen die zichzelf progressief of links noemen zou men mogen verwachten dat ze ook de filosofie die schuil gaat achter sommige voorstellen onder de loep nemen. Het basisinkomen is, op het eerste gezicht, inderdaad aantrekkelijk. Komaf maken met collectieve solidariteit, met participatieve democratie en met een veranderde machtsrelatie tussen arbeid en kapitaal, lijkt me echter geen goede strategie. Wie vooruit kijkt en de toekomst wil voorbereiden, kan best het verleden voor ogen houden. De arbeidsomstandigheden die vandaag nog of opnieuw heersen in veel derdewereldlanden moeten doen inzien dat niets definitief is verworven.
Onze westerse samenlevingen staan op een kruispunt. Het dominante economische systeem is niet houdbaar als we het leven op deze planeet willen behouden. Hervormingen zijn dringend noodzakelijk. Ook de arbeidsmarkt is door technologische vernieuwing aan drastische veranderingen toe. Ervan uitgaan dat een ‘transitie’ mogelijk is zonder schokken, is erg naïef.
Met de groeiende ongelijkheid is het klassenconflict in de wereld van vandaag nooit zo duidelijk geweest als nu. Maar vasthouden aan de analyses van vroeger zonder de veranderingen binnen dit conflict onder de loep te nemen, is even kortzichtig als blindweg de neoliberale principes in het zogenaamd ‘alternatieve’ denken integreren.
De toekomst die op ons afkomt is niet rooskleurig. Er is werk aan de winkel voor wie een nieuw systeem van sociale bescherming wil bedenken waarin enkele oude en zeer relevante principes behouden blijven. Er moet veel worden hervormd, maar het neoliberalisme is geen alternatief. Het heeft, overal ter wereld, al meer dan genoeg ellende veroorzaakt.
Francine Mestrum (Global Social Justice)