Ga naar de inhoud

Water: Meten met twee maten?

Binnen Nederland wordt steeds besloten en benaderukt dat drinkwater een publiek goed moet zijn, dat geen commerciële speelbal mag zijn. Maar voor het buitenland geldt nog steeds het beleid dat (met ontwikkelingshulpgeld) aangedrongen wordt op allianties met bedrijven. Een open brief klaagt deze hypocrisie aan.

4 min leestijd
Placeholder image

Wij verwelkomen het voornemen van een meerderheid in de Tweede Kamer om het uitkeren van winsten door waterleidingbedrijven in Nederland aan banden te leggen of zelfs te verbieden (“Drinkwater duur door winstbejag”, Friesch Dagblad, woensdag 11 oktober 2006). De drie grote Kamerfracties van PvdA, CDA en VVD stellen vast dat drinkwater een publiek goed is en dat waterbedrijven geen melkkoeien zijn voor de aandeelhouders, gemeenten en provincies.

Hetzelfde uitgangspunt zou ook moeten gelden voor het Nederlandse internationale waterbeleid. Maar daar zien we juist het tegenovergestelde. In haar ontwikkelingssamenwerkingsbeleid maakt Nederland zich juist sterk voor privatisering en andere vormen van versterking van de rol van de private sector in drinkwatervoorziening door ‘publiek private samenwerking’ (PPPs).

Dit beleid staat niet alleen haaks op ons Nederlandse beleid, ook internationaal gezien is het enthousiasme voor privatisering behoorlijk bekoeld. In de jaren ’90 experimenteerden veel ontwikkelingslanden, aangespoord door de Wereldbank, met privatisering en PPP-constructies waarbij de drinkwatervoorziening in veel grote steden in handen kwam van Franse en Engelse private drinkwaterbedrijven. De watermultinationals blijken echter slecht toegerust om schoon en betaalbaar water te leveren aan de armsten in de wereld. Ondanks vaak forse prijsverhogingen hebben deze bedrijven niet aan de verwachtingen – en vaak zelfs niet aan de contractuele verplichtingen – kunnen voldoen. Het is, zeker in steden met veel armen, zeer riskant om de drinkwatervoorziening over te laten aan bedrijven die in eerste instantie verantwoording schuldig zijn aan de aandeelhouders, niet aan de lokale bevolking.

Daarom zijn de verwachtingen wat betreft privatisering en publiek-private samenwerking als oplossing voor de Millennium Doelstellingen sterk terug geschroefd. Ook de Wereldbank geeft toe dat de aandacht voor publiek-private samenwerking niet tot de verwachtte resultaten heeft geleid en dat het verbeteren van de effectiviteit van lokale publieke drinkwaterbedrijven nu alle aandacht verdient.

Vanwege haar sterke publieke watersector zou Nederland zich daarom juist in moeten zetten voor het versterken van de publieke drinkwatervoorziening in ontwikkelingslanden. De Nederlandse waterleidingbedrijven kunnen via publiek-publieke samenwerking hun unieke kennis en ervaring overdragen aan publieke drinkwaterbedrijven in ontwikkelingslanden en zo een belangrijke bijdrage leveren aan de millenniumdoelstelling om miljoenen mensen aan betaalbaar drinkwater te helpen. Om te beginnen zou Nederland een voortrekkersrol moeten spelen in het nieuwe VN-initiatief publiek-publieke samenwerking.

In plaats daarvan blijft Nederland star vasthouden aan ‘publiek-private samenwerking’. Dit uit zich ondermeer door actieve steun aan de Public-Private Infrastructure Advisory Facility (PPIAF), dat uitsluitend subsidie verleent voor privatisering. Daarnaast worden Nederlandse drinkwaterbedrijven (uitsluitend in publieke handen) door het kabinet aangemoedigd om in ontwikkelingslanden commercieel te gaan opereren, vaak in een soort pseudo-PPPs met lokale publieke waterbedrijven, die eveneens volledig in publieke handen zijn.

Wij doen bij deze een oproep aan de nieuwe minister voor ontwikkelingssamenwerking om Nederlandse ontwikkelingsgelden in te zetten voor versterking van de publieke drinkwatersector in ontwikkelingslanden.

Joost van Herpen, Sektorbestuurder Abvakabo-FNV
Olivier Hoedeman, Corporate Europe Observatory
Roeline Knottnerus, GATS-Platform Nederland
Pietje Vervest, Transnational Institute
Pieter Janssen, Both ENDS

————–

Lezersbrief: Tegen verkapte waterbelasting

(verschenen in BN De Stem)

Wij verwelkomen het voornemen van een meerderheid in de Tweede Kamer om het uitkeren van winsten door waterleidingbedrijven in Nederland aan banden te leggen of zelfs te verbieden (?Kamer tegen verkapte waterbelasting?), BN/DeStem, 12 oktober 2006. De drie grote Kamerfracties van PvdA, CDA en VVD stellen vast dat drinkwater een publiek goed is en dat waterbedrijven geen melkkoeien zijn voor de aandeelhouders, gemeenten en provincies.

Hetzelfde uitgangspunt zou ook moeten gelden voor het Nederlandse internationale waterbeleid. Maar daar zien we juist het tegenovergestelde. In haar ontwikkelingssamenwerkingsbeleid maakt Nederland zich juist sterk voor privatisering en andere vormen van versterking van de rol van de private sector in drinkwatervoorziening door publiek-private samenwerking (PPP?s)

Dit beleid staat niet alleen haaks op ons Nederlandse beleid, ook internationaal gezien is het enthousiasme voor privatisering behoorlijk bekoeld. In de jaren ’90 experimenteerden veel ontwikkelingslanden, aangespoord door de Wereldbank, met privatisering en PPP-constructies waarbij de drinkwatervoorziening in veel grote steden in handen kwam van Franse en Engelse private drinkwaterbedrijven. De watermultinationals blijken echter slecht toegerust om schoon en betaalbaar water te leveren aan de armsten in de wereld. Ondanks vaak forse prijsverhogingen hebben deze bedrijven niet aan de verwachtingen – en vaak zelfs niet aan de contractuele verplichtingen – kunnen voldoen.

Amsterdam, Joost van Herpen, sektorbestuurder Abvakabo-FNV, Olivier Hoedeman, Corporate Europe Observatory, Roeline Knottnerus, GATS-Platform Nederland, Pietje Vervest, Transnational Institute, Pieter Janssen, Both ENDS.

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Zie in bericht.)