Ga naar de inhoud

Welke lessen trekken uit de implosie van de SP in Nederland?

Ooit was de SP een bron van inspiratie voor links in heel Europa, maar vandaag lijkt die partij niet in staat om de achteruitgang te stoppen. Welke positieve en negatieve lessen moet de linkerzijde uit dit verhaal trekken?

16 min leestijd

Ooit leek de SP in Nederland de hoop in bange dagen voor links in Europa. In 2006 haalde de partij 16% van de stemmen. In 2012 leek de partij in de peilingen zelfs even de grootste van Nederland te worden.

Dat een partij links van de traditionele sociaaldemocratie zo hoog scoorde was toen, nog voor de oprichting van partijen als Syriza en Podemos, opzienbarend.

Vandaag, een dikke tien jaar later, lijkt de partij geïmplodeerd. Bij de laatste nationale verkiezingen haalde de partij nog slechts 3% van de stemmen, bij de Europese verkiezingen nog slechts 2%.

Hoe is het zo ver kunnen komen en welke lessen moet links hieruit trekken?

Van Maoïstische splintergroep …

Over de hele wereld kwamen er in de jaren ‘60 Maoïstische partijen op. In Nederland richtten Daan Monjé en Nico Schrevel het Marxistisch Leninistisch Centrum Nederland (MLCN) op, een kleine groep van vooral jongeren die zich af had gesplitst van de Communistische Partij van Nederland (CPN) omdat die weigerde de kant van China te kiezen in het conflict met de Sovjet-Unie.

September 1970 brak een staking uit in de haven van Rotterdam, die niet gesteund werd door de vakbonden. De MLCN nam de leiding van die staking in handen, waarna heel wat geradicaliseerde studenten die na de protesten van mei ‘68 eveneens naar de arbeiders trokken zich aansloten.

In 1971 kwam het tot een breuk tussen Monjé en Schrevel. Waar die laatste meer aandacht schonk aan theorie en ideologie, legde Monjé de nadruk op contact met de arbeidersklasse en ‘de praktijk’. Monjé richtte zijn eigen partij op die in 1972 de naam Socialistische Partij zou krijgen.

“Niet lullen maar poetsen,” met dat motto onderscheidde de SP zich van andere kleine linkse groepjes. De partij ontwikkelde zich steeds meer tot actiecentrum: ze organiseerde steun voor wilde stakers, acties voor een betere gezondheidszorg, volkshuisvesting. In 1975 werd de Stichting Ons Medisch Centrum opgericht, een eigen huisartsenpraktijk van de partij.

Die doenersmentaliteit is ongetwijfeld een van de redenen waarom de SP in tegenstelling tot veel andere linkse groeperingen is kunnen uitgroeien tot een speler van betekenis.

Andere kant van de medaille is dat theorie weinig serieuze aandacht kreeg. Het marxisme waarop men zich officieel baseerde, werd van een methode om de wereld te begrijpen herleid tot een aantal eenvoudige stellingen. Scholing was vooral gebaseerd op een aantal citaten van Mao uit het rode boekje en uitspraken van hun eigen charismatische leider, Daan Monjé.

Net die dogmatische invulling van het marxisme is een deel van de verklaring voor het feit dat de officiële partij-ideologie steeds meer los kwam te staan van de dagelijkse praktijk van de partij. Ook omdat veel mensen die actief waren in bijvoorbeeld de door de SP opgerichte Bond van Huurders en Woningzoekenden geen idee hadden dat die organisatie achter de schermen door de SP geleid werd.

Centraal in de interpretatie van het Maoïsme bij de SP stond het idee van ‘de massalijn’; de partij moet luisteren naar de mensen om te weten te komen wat er onder de bevolking leeft. Deze opinie werd daarna min of meer tot richtsnoer of norm voor verder handelen verheven. Daarbij was de SP van meet af aan zeer beducht voor stellingnames die haar van de bevolking zouden kunnen isoleren.

“Het gaat niet om wat wij willen, maar wat de mensen van ons willen”, zo verwoordde Jan Marijnissen het. Zijn partijgenoot Ton Voets dacht er net zo over: “Wij stellen ons niet boven de mensen. We voeren uit wat zij willen. Daar leren wij enorm veel van. We stellen ons niet op als de voorhoede van de arbeidersklasse, die alles beter weet.”

In 1983 publiceerde de partij de ronduit racistische brochure ‘Gastarbeid en Kapitaal’ waarin ze op basis van een bevraging bij ‘de gewone Nederlanders’ tot de conclusie kwam dat gastarbeiders een negatieve impact hebben op de klassenstrijd. De problemen, zo schreven ze, bestaan “hoofdzakelijk bij de uit Turkije en Marokko afkomstige gastarbeiders en hun gezinnen. De achterstand in ontwikkeling ten opzichte van ons land en de consequente opvattingen die zij over hun (islamitische) geloof hebben, maken dat zij hoegenaamd kansloos in onze maatschappij staan.”

Naast een nogal vulgaire toepassing van ‘de massalijn’ droeg ook een nogal nauwe interpretatie van wat klassenstrijd is bij aan het veronachtzamen van de strijd tegen racisme en seksisme. Op basis van haar “nauwe contacten met arbeidersvrouwen” stelde de partij dat die zich helemaal niet onderdrukt voelden door hun man, maar, samen met hun echtgenoot, uitgebuit door de bazen.

Het feminisme, zo vond men, zaaide alleen maar verdeeldheid tussen mannen en vrouwen, waarmee het de aandacht afleidde van de ware klassenstrijd. “Wij houden niet van minderheden,” zo verklaarde voormalig SP-voorzitter Van Hooft, “dat is opdelen, de mensen tegen elkaar opzetten. We moeten vechten voor het gemeenschappelijk belang.”

… tot links-populistische massapartij

Lokaal behaalde de partij bescheiden successen, vooral in het katholieke Zuiden waar andere linkse partijen zwak stonden, maar nationaal bleef ze electoraal erg klein. Een rapport van de Nederlandse geheime dienst stelde dat buiten haar eigen frontorganisaties de partij weinig invloed had en “meer leek op een goed georganiseerde sekte dan op een partij.”

Om daar verandering in te brengen, werd in 1991 onder leiding van Jan Marijnissen een bocht ingezet. Stuwende kracht achter de ideologische en strategische aanpassingen van de SP, zo schrijft Gerrit Voerman in het artikel ‘de sociaal-democratisering van de SP’, “was haar populistische oriëntatie, die in haar maoïstische opvattingen besloten lag en die alle hervormingen overleefde.”

Onder Marijnissen werd de partij bescheidener. In plaats van te beweren dat ze alle antwoorden hadden, moest ze leren luisteren en zich aanpassen. De aanpak die lokaal voor successen had gezorgd, moest ook nationaal worden toegepast. De criteria voor lidmaatschap werden ook versoepeld, waarna het ledenaantal snel groeide tot meer dan 15.000 leden in 1992.

“Het SP-congres zet in 1991 de ramen open”, zo omschrijft de partij het vandaag zelf op hun site. “De ideologische ballast, die de partij in haar ontwikkeling hindert, wordt afgeworpen. Het primaat van de marxistisch-leninistische theorie wordt ingeruild voor het primaat van de praktijk en een concrete analyse van de concrete situatie. (…) Het partijcongres stelt de doorbraak naar de Tweede Kamer als “voorlopig strategisch hoofddoel.”

Geleidelijk aan werd de kritiek op het kapitalisme door Marijnissen, die met een aantal boeken de SP ideologisch herpositioneerde, ingeruild voor kritiek op het neoliberalisme. Kritiek op de kapitalistische staat verwaterde steeds verder tot kritiek op traditionele politici die vervreemd zijn geraakt van de bevolking en daarom niet meer weten wat er leeft onder de mensen.

In het nieuwe beginselprogramma ‘Heel de mens’, dat het partijcongres in 1999 aannam, stelt de SP expliciet dat het socialisme geen blauwdruk is voor een toekomstige samenleving, noch een “heilsprofetie, die volstaat met de belofte dat het achter de horizon allemaal beter zal zijn”.

Bovendien is de vergemeenschappelijking van de productiemiddelen in de beginselverklaring vervangen door een morele invulling: onder socialisme verstaat de SP nu ‘menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit’.

Ook het instrument van economische planning is opgedoekt. De SP houdt het er nu op dat democratische zeggenschap vóór moet gaan op “de zeggenschap die verbonden is aan economische macht en particulier vermogen”.

Dat de sociaaldemocratische PvdA na de val van de Sovjet-Unie volop voor de derde weg koos en andere linkse groepen in crisis raakten, maakte de weg vrij voor de SP om electoraal door te breken. In 1994 haalde de partij twee zetels in het parlement, in 1998 werden er dan vijf, in 2002 negen.

In 2006 haalde de partij 16,5%, goed voor maar liefst 25 zetels. Belangrijk om die groei te begrijpen is de rol als politieke motor die de SP op dat moment opnam in populaire volksbewegingen zoals het Platform tegen de Nieuwe oorlog en de anti-bezuinigingsbeweging ‘Keer het Tij’ die in 2004 zo’n 300.000 mensen op straat kreeg.

Een grote rol in die groeiende populariteit speelde ook voorzitter Jan Marijnissen wiens directe stijl in zijn parlementaire tussenkomsten door veel mensen gesmaakt werd. Ook een cruciale rol in de electorale opgang van de SP speelde communicatieadviseur Niko Koffeman. Koffeman trad in 1993 toe tot het Verkiezingsteam (v-team), waarvan, naast partijleider Marijnissen en partijsecretaris Kox, enkele andere buitenstaanders deel uitmaakten, zoals de journalist Bert Voskuil en de journalist-schrijver Karel Glastra van Loon.

“In dit clubje, dat geen regulier onderdeel was van de partijorganisatie en evenmin verantwoording schuldig was aan een gekozen partijorgaan, werd de electorale strategie van de SP uitgebroed”, zo wordt zijn rol beschreven in het lezenswaardige boekhoofdstuk ‘Van massalijn naar marketing. Over het populisme van de SP.’

Regeringsdeelname?

Na 2006, toen de partij 25 zetels won, hoopten veel SP-stemmers en leden dat de partij in een coalitie met de PvdA zou regeren. De PvdA koos er echter voor een coalitie te vormen met de christendemocraten. De PvdA en rechts sloten de SP uit en gaven de schuld aan haar ‘radicalisme’ en ‘onwil om compromissen te sluiten’.

Interessant detail: Wikileaks onthulde dat PvdA fractievoorzitter Frans Timmermans reeds voor de verkiezingen naar de Amerikaanse ambassadeur was gegaan om te verzekeren dat hij nooit samen met de communisten zou regeren. Zo mogelijk nog interessanter: ook Jan Marijnissen is in die periode naar de Amerikaanse ambassadeur gegaan om deze te verzekeren dat de SP al lang niet zo radicaal en anti-Amerikaans was als vroeger.

Als antwoord op de beschuldigingen van onverantwoordelijkheid en radicalisme, benadrukte de SP steeds meer haar capaciteiten als regeringspartij. In verschillende steden ging ze zelfs in coalities met rechtse partijen. Standpunten die nationale regeringsdeelname zouden bemoeilijken, zoals het voorstel om uit de NAVO te stappen, liet de partij vallen.

De SP is hier op een punt gekomen waarop alle partijen met een links-populistische strategie op hun limieten botsen. Het verzet tegen het neoliberalisme is wat de partij aantrekkelijk maakt voor kiezers, maar net dat verhindert de succesvolle bestuursdeelname waar veel kiezers eveneens op hopen.

In 2012 leek de partij in de peilingen nog even de grootste van het land te worden, maar uiteindelijk besloten een groot deel van hun potentiële kiezers toch om over te stappen naar de PvdA die als meer realistisch werd gezien. Sindsdien boekt de SP de ene verkiezingsnederlaag na de andere en zakt ze electoraal weg tot de magere 2 a 3% van de stemmen die ze vandaag nog haalt.

De SP had haar doorbraak geforceerd, mede dankzij haar imago als protestpartij. Niet toevallig koos ze voor een rode tomaat als logo. De partij was doorgebroken met de slogan ‘Stem tegen, stem SP’, maar naarmate ze groter werd, klonk steeds luider de vraag waar de partij dan eigenlijk wel voor was.

De desinteresse die er in de jaren voordien was geweest in theorie en socialisme maakten het mogelijk dat het gevoel dat er nood was aan een positief verhaal en een toekomstperspectief zich ging vermengen met het idee dat de partij zich klaar moest maken om in een meerderheid te stappen. De zuiver electorale logica, zoveel mogelijk stemmen halen zonder te bouwen aan een tegenmacht op vlak van organisatie en bewustwording, botst op haar limieten.

De SP bleef wel actief in verschillende sociale bewegingen, maar zag die mobilisaties in de eerste plaats als ondersteuning van haar parlementaire werk. “Acties”, zo stelt voormalig hoofd van het wetenschappelijk bureau van de SP, Ronald van Raak, “zijn een directe vorm van politiek, die mensen betrekken bij het besluitvormingsproces, problemen aan het licht brengen en druk uitoefenen op bestuurders.”

In plaats van actief de zijn in de vakbeweging of andere bewegingen, probeert de partij vooral haar eigen campagnes op poten te zetten. Samenwerkingen met andere organisaties lopen moeilijk. Mobilisaties die niet kunnen worden gebruikt in functie van het parlementair werk of waarvan men inschat dat ze niet goed zullen vallen bij het brede publiek of in de media, daar bleef men steeds meer van weg. In 2014 stapte Anja Meulenbelt op vanwege het zwakke standpunt over Palestina en de afwezigheid van de partij in de protesten in verband met wat er op dat moment gaande was in Gaza.

De neergang

De partij kreeg steeds meer schrik om rechtse kiezers af te stoten, maar verloor zodoende steeds meer aanhang bij linkse activisten, die ooit de kern van de partij vormden. De partij deed weinig met haar populariteit bij vakbondsleden en mistte met de Black Lives Matter-beweging en de klimaatprotesten volledig de aansluiting. Zodoende verloor de SP ook een generatie radicale jongeren.

Wat ook niet hielp om jonge energie aan te boren, was dat de SP in 2021 haar jongerenbeweging ROOD afstootte. Een groot deel van de leden van de jongerenorganisatie wilden zich -tegen de wil van de partij in- verdiepen in het marxisme en werden daarom door de partijleiding spottend ‘zolderkamercommunisten’ genoemd.

Toen ze, nadat toenmalig SP-voorzitter Lilian Marijnissen in een interview had laten weten dat ze zelfs met de liberale VVD zou willen regeren, uitte ROOD kritiek op de regeringsdrang van haar moederpartij. In plaats van die kritiek ter harte te nemen, besloot de SP haar jongerenbeweging volledig af te stoten.

In een open brief verwoordde een jong lid die zelf opstapte treffend de malaise waarin de partij zich bevindt. “Wanneer kritische leden dit probleem aankaarten wordt de discussie neergesabeld met dooddoeners. (…) ‘De praktijk komt voor en na de theorie’, en is dus leidend wordt ons medegedeeld. Hup, bek houden, verstand op nul, actievoeren. We hebben een actiequotum om na te streven. Socialisme, dat is op straat staan. Socialisme, dat is actievoeren. Socialisme, dat is geen doel maar een middel om ‘redelijke verlangens’ te realiseren die de bestaande macht ons niet vanzelf cadeau doet.

(…)

We zien dat het belangrijkste instrument voor socialisme in Nederland, de SP, haar hoofdtaak verzaakt. Wat is er gebeurd met ‘we willen geen groter stuk van de taart, we willen de hele bakkerij’? Want we krijgen nu te horen dat die permanente strijd voor extra kruimels het socialisme zelf is. Die bakkerij, onze droom, onze hoop voor een betere toekomst, die moeten we maar vergeten: hup, terug de draaideur in. Met welke motivatie dan? Waarom zouden we dat kritiekloos doen als we zien dat het nergens toe leidt? Als we zien dat sommige kaderleden moegestreden raken, tegen een burn-out aanhikken, omdat ze keihard werken maar geloof verliezen in een weg die heilloos lijkt. Als socialisme niets meer is dan eindeloos flyeren en langs de deuren gaan dan hoeft het voor mij niet.”

Scholing en organisatieopbouw verdwijnen steeds verder naar de achtergrond. Naast de jongerenbeweging verloor de partij ook verschillende afdelingen, onder andere in de drie grootste steden van Nederland, waaronder Rotterdam, de ‘thuisstad’ waar het ooit allemaal begon. Alles wordt ingezet op scoren bij de verkiezingen, en net dat lijkt vervolgens steeds minder te lukken. Terwijl de radicaallinkse stemmen actief worden afgestoten kiest de centrumkiezer voor de originele sociaaldemocratie in plaats van de kopie.

In de hoop om kiezers terug te winnen van extreemrechts trachtte men steeds meer ‘streng’ te zijn over immigratie en ging men vergroening systematisch verbinden met de kosten die het oplevert voor ‘huurders’. Dit heeft ervoor gezorgd dat de actieve kern van de SP zich steeds meer vervreemd voelde van de partij, waardoor vele afdelingen stil kwamen te vallen. En de PVV-stemmers, die waren niet overtuigd door het racisme light, maar bleven kiezen voor het origineel.

In een soort van wanhoopspoging haalde men de laatste verkiezingen nog eens de oude standpunten over arbeidsmigratie boven, maar het enige wat daarmee bereikt werd, was een bijdrage aan de normalisatie van extreemrechts.

Welke lessen?

Gezien de implosie die zich vandaag voordoet bij de SP is het gevaar dat de positieve lessen die kunnen getrokken worden uit wat de partij ooit relatief succesvol maakten, vergeten worden.

De gerichtheid op de werkende klasse en doenersmentaliteit hebben ervoor gezorgd dat de SP in tegenstelling tot veel linkse groeperingen de val van de Sovjet-Unie heeft overleefd. Verder is het ongetwijfeld zo dat dankzij het feit dat een prekerige stijl heeft plaatsgemaakt voor de combinatie van luisterbereidheid en een professionele communicatiestrategie ervoor heeft gezorgd dat de partij erin geslaagd is om een zekere impact te hebben op het de sociale strijd en het politieke debat in Nederland.

Tegelijkertijd is het belangrijk om vast te stellen dat de elementen die de huidige neergang verklaren, reeds aanwezig waren lang voordat de electorale neergang plaats begon te vinden. Dan gaat het in de eerste plaats over het samengaan van een zeker dogmatisme met de afkeer van grondige studie en ideologie.

Als de SP stuk is gelopen op het feit dat ze er niet in slaagde om een mobiliserend verhaal te brengen over waar men nu eigenlijk wél voor was, dan heeft dat alles te maken met het feit dat ze het socialisme als alternatief voor het kapitalisme eerst heeft ondergeschikt gemaakt aan de dagelijkse strijd voor concrete verbeteringen voor de mensen en vervolgens heeft laten vallen.

Overal in Europa zien we dat links populistische partijen wanneer ze op de drempel van regeringsdeelname komen te staan met hetzelfde dilemma kampen.

Ofwel kiest men voor regeringsdeelname, zoals Syriza. Maar zonder de opbouw van een tegenmacht, dreigt dat als snel een herhaling te worden van wat de traditionele sociaaldemocratie heeft verwezenlijkt.

Ofwel neemt geen deel aan de regering, maar dan beginnen kiezers zich af te vragen waar hun stem eigenlijk precies voor dient. Je kan vanuit de oppositie een grote invloed uitoefenen -kijk maar naar wat extreemrechts al decennia doet- en samen met de sociale beweging ook overwinningen halen, maar als je de eigen achterban niet meeneemt in die strategie dreigt ze af te haken.

Nadat men eerst veel stemmen gehaald heeft, blijkt telkens weer dat zitjes in het parlement op zich niet voor structurele verandering in de economische machtsverhoudingen of de werking van het kapitalistisch wereldsysteem zorgen. Sterker nog, als je die zetels niet goed weet in te zetten ter ondersteuning van de sociale strijd, dan dreigen ze de motor te worden van de verrechtsing van de partij.

Zonder duidelijke strategie op lange termijn gebaseerd op een grondige studie van het kapitalisme zoals het vandaag bestaat, is men daarom gedoemd om de mensen die hun hoop op je gevestigd hadden, teleur te stellen.

Wat de geschiedenis van de SP ons verder ook leert, is dat het voor een linkse partij naast het aanspreken van een brede groep potentiële kiezers ook essentieel is om verbindingen te maken met de groep van strijdsyndicalisten en andere activisten die weliswaar een stuk kleiner is, maar die wel de actieve kern vormen waarop je kan gaan bouwen.

Waar de SP ooit ontstaan is met dank aan de energie van stakende arbeiders en protesterende studenten, wist het in haar poging om door iedereen aanvaard te worden die energie steeds minder aan te boren.

Dat er in een samenleving in crisis energie aanwezig is die naar radicale verandering snakt, is een feit. Dat is in Nederland niet anders dan in België of elders in de wereld. De vraag is op welke manier die energie gekanaliseerd kan worden om een effectieve verandering teweeg te brengen. Dat vergt naast een sterke organisatie ook de nodige analyse. Hopelijk kan deze tekst daar een bescheiden bijdrage aan leveren.