Ga naar de inhoud

West-Afrikaanse staatsgrepen: gewoon van meester wisselen

De laatste Franse soldaten verlaten Niger. De crisis is zo diep dat Franse soldaten zijn uitgewezen, diplomatieke missies gesloten zijn en Franse onderdanen als persona non grata worden beschouwd.

7 min leestijd

Mali, daarna Burkina Faso en ten slotte Niger hebben staatsgrepen meegemaakt en vormden vervolgens de Alliantie van Sahelstaten (AES). De militaire junta’s voeren een gezamenlijk beleid van internationale toenadering, een gedeelde strategie in de strijd tegen jihadisten en een gemeenschappelijke retoriek rond de verdediging van de nationale soevereiniteit. Wat moeten we denken van die nieuwe realiteit in West-Afrika? Sommigen zien deze coupplegers als nieuwe voorbodes van de bevrijding van Afrika. Helaas is de werkelijkheid heel anders.

De rode draad tussen deze drie staatsgrepen is dat ze gericht zijn tegen het Franse beleid. Dat is bijvoorbeeld niet hetzelfde als de staatsgreep in Gabon, een Centraal-Afrikaans land dat ook deel uitmaakt van de invloedssfeer van Frankrijk.

De crisis is zo diep dat Franse soldaten zijn uitgewezen, diplomatieke missies gesloten zijn en Franse onderdanen als persona non grata worden beschouwd.

De miskende Afrikaanse geschiedenis van Frankrijk

Er zijn meerdere oorzaken voor deze begrijpelijke afwijzing door de bevolking, vooral door de jongeren. Er is natuurlijk de geschiedenis van de betrekkingen van Frankrijk met Afrikaanse landen, die gekenmerkt werden door slavernij en kolonialisme en waaraan veel Franse politici nog steeds positieve aspecten zien.

Het neokoloniale beleid van Frankrijk na de onafhankelijkheid stond bekend als ‘Françafrique’. De voormalige koloniale macht handhaafde zijn economische en financiële dominantie met het gebruik van de CFA-frank, een munteenheid die werd gegarandeerd door de Franse schatkist. De militaire overheersing is ook blijven bestaan, met Franse troepen gestationeerd in Gabon, Senegal, Ivoorkust, Tsjaad en Djibouti. En dan hebben we het nog niet eens over de meer dan zestig militaire interventies op het continent sinds de onafhankelijkheid. De interventie in Libië stuitte op hevig verzet en destabiliseerde de Sahel-regio. De medeplichtigheid van Frankrijk aan de genocide op de Tutsi’s in Rwanda blijft een pijnlijke herinnering.

Confrontatie met het Franse beleid

Een Franse journalist publiceerde een boek met de titel Arrogant comme un Français en Afrique (Arrogant als een Fransman in Afrika), een zin die treffend beschrijft hoe de Franse autoriteiten zich hebben afgesloten van de Afrikaanse jongeren. We herinneren ons de uitspraken van een voormalige president die in Dakar verklaarde dat ‘de Afrikaanse man de geschiedenis niet is ingegaan‘ en de minachtende grap van president Macron over zijn tegenhanger in Burkina Faso, hij insinueerde dat die de kamer verliet om de airconditioning te repareren. Het oneerlijke en vernederende visumbeleid draagt ook bij aan die perceptie.

Frankrijk wordt gezien als een islamofoob en racistisch land vanwege de behandeling van migranten en het discriminerende beleid ten opzichte van leden van de Afrikaanse diaspora.

Het falen van de Franse militaire operaties in de Sahel

Het onvermogen van Frankrijk om de jihadistische dreiging in de regio uit te roeien is een belangrijke oorzaak van de kloof. Het Franse leger greep als eerste in Mali in met Operatie Serval. Die operatie, die ten onrechte als een succes werd beschouwd, leidde alleen maar tot verspreiding van islamistische groeperingen, die zich snel reorganiseerden en steeds brutalere aanvallen uitvoerden. De Franse autoriteiten begonnen toen aan een bredere operatie, Barkhane, die alle Sahellanden omvatte. Ondanks acht jaar interventie zijn de islamisten in Mali, Niger en Burkina Faso verder opgerukt, wat leidde tot wijdverspreide misverstanden en zelfs complottheorieën over een vermeende alliantie tussen Frankrijk en de islamisten.

De waarheid is natuurlijk heel anders. De Franse autoriteiten zagen niet dat de opstanden geënt waren op terugkerende problemen die per gebied verschilden. Het ging bijvoorbeeld om de strijd om land en water tussen herders (voornamelijk Fulani) en boeren, om uitdagingen van jongeren tegen de starheid van sociale structuren of om opstanden van afstammelingen van slaven en andere gemarginaliseerde families. Daarnaast bieden islamistische activiteiten veel jongeren een beloning via verschillende smokkelactiviteiten. De reactie van Frankrijk was puur gericht op veiligheid. Erger nog, in Mali in 2017 drongen mensen op de Nationale Verzoeningsconferentie er bij de autoriteiten op aan om onderhandelingen te beginnen met de strijdende partijen. Frankrijk verzette zich hier krachtig tegen, terwijl het tegelijkertijd onderhandelde en losgeld betaalde voor de vrijlating van Franse gijzelaars.

Staatsgrepen als reactie op volksmobilisatie

De staatsgrepen vonden plaats in een periode van grote volksmobilisaties die de corrupte regimes en hun onvermogen om de veiligheidscrisis op te lossen aan de kaak stelden.

In Mali gingen grote demonstraties vooraf aan de staatsgreep. Die werden geleid door een coalitie, de 5 juni Beweging – Rally van Patriottische Krachten (M5-RFP), bestaande uit partijen en islamitische verenigingen. Een minderheidsfactie van de M5-RFP, geleid door Choguel Maïga, steunde de junta.

In Burkina Faso wierp een revolutie in 2014 de dictatuur van Blaise Compaoré omver en het Franse leger faciliteerde de ontsnapping van Compaoré uit het land. Daarna volgde de verkiezing van president Roch Kaboré, wiens slechte staat van dienst op het gebied van veiligheid de militaire staatsgreep vergemakkelijkte.

Het geval van Niger is iets anders. De staatsgreep door generaal Tiani, hoofd van de presidentiële garde, kwam voort uit een interne strijd binnen de regerende Nigeriaanse Partij voor Democratie en Socialisme.

In alle drie de gevallen verschenen de junta’s als redders en kregen ze enige steun van het volk.

De rol van Ecowas en Franse kritiek

De populariteit van de juntas werd versterkt door het beleid van de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (Ecowas). Onder het mom van herstel van de constitutionele orde legde de Ecowas een streng economisch embargo op dat vooral de bevolkingsgroepen trof die al zwaar waren getroffen door de crisis tijdens covid. Ecowas dreigde zelfs met een militaire interventie tegen Niger, terwijl het alle verkiezingsfraude goedkeurde. Tegelijkertijd bekritiseerden de Franse autoriteiten de junta’s voortdurend in het openbaar. Macron weigerde zelfs in te gaan op de eis van Niger om Franse troepen te laten vertrekken, omdat hij de regering onwettig achtte. De juntas profiteerden hiervan door zich terug te trekken uit de regionale structuur en de Alliantie van Sahelstaten (AES) te vormen, een economische en militaire alliantie.

Zijn de junta’s progressief?

De coupplegers hebben een soeverein, anti-Frans en anti-Westers discours aangenomen dat perfect aansluit bij de ideologie van Poetin. Democratie wordt bekritiseerd als een van buitenaf opgelegd en ongeschikt systeem voor Afrikaanse tradities of als ineffectief.

Is het beloofde succes evident? Duidelijk niet. De veiligheidssituatie verslechtert aanzienlijk en jihadisten controleren uitgestrekte gebieden. De recente aanval op de Mansila kazerne in Burkina Faso, waarbij meer dan honderd soldaten omkwamen, toont het onvermogen van de juntas om weerstand te bieden. Ironisch genoeg hebben de tegenstanders van Frankrijk hetzelfde veiligheidsgerichte beleid gevoerd en verwerpen ze elke politieke oplossing voor het conflict. Het gebruik van dure huurlingen van Wagner heeft geleid tot talrijke bloedbaden, zoals in Moura, waar meer dan 500 burgers werden gedood door huurlingen en Malinese soldaten. Niger heeft gebruik gemaakt van de diensten van een Turks huurlingenbedrijf, SADAT. In Burkina Faso heeft de junta slecht bewapende en getrainde milities opgericht, de Vrijwilligers voor de Verdediging van het Vaderland (VDP), die gemakkelijke doelwitten zijn voor islamistische groeperingen en vaak de Fulani-gemeenschap als doelwit hebben.

Onderdrukking van democratie en repressie

Naarmate de crisis zich verdiept, verzwakken de junta’s en reageren ze door de democratische ruimte te verkleinen. Politieke activiteiten worden verboden en leiders worden gearresteerd of verbannen, zoals Oumar Mariko, leider van een radicaal linkse Malinese organisatie. De pers wordt gecensureerd, tegenstanders worden gevangen gezet of met de VDP naar de frontlinies gestuurd, zoals in Burkina Faso gebeurde met advocaat Guy-Hervé Kam, medeoprichter van de militante maatschappelijke organisatie ‘Balai Citoyen’ en voormalig minister van Buitenlandse Zaken, zelfs op 70-jarige leeftijd. Vakbondsleiders, zoals Moussa Diallo van de Algemene Confederatie van Arbeid van Burkina Faso, worden vervolgd.

Sommigen laten zich misleiden door de soevereinistische of zelfs anti-imperialistische retoriek van de juntas, die alleen maar andere Afrikaanse dictators nabootst. Ze worden beschuldigd van corruptie of verkiezingsfraude en verdedigen zichzelf door antikolonialistische retoriek te gebruiken om hun tegenstanders zwart te maken.

In de praktijk zijn de junta’s niet te onderscheiden van andere dictaturen: dezelfde censuur, dezelfde onderdrukking, dezelfde verkiezingsfraude, dezelfde corruptie. Het enige verschil is hun trouw aan Poetin. Degenen die zich laten verleiden tot het ‘de vijand van mijn vijand is mijn vriend’-beleid negeren de belangen van de mensen in die landen en zien niet in dat de juntas hen niet hebben bevrijd van het neokolonialisme; ze zijn alleen van meester veranderd.

Dit artikel stond op Amandla. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.