Een Bandung Woods in plaats van Bretton Woods
Bhumika Muchhala van het Third World Network roept op tot het opzetten van een NIEO II die in staat is om de macht van de financiële wereld in te dammen, de koloniale logica van het neoliberalisme ongedaan te maken en zich te ontkoppelen van zowel koloniale kapitalistische structuren als eurocentrische kennissystemen.
De visie voor een ‘Nieuwe Internationale Economische Orde’ (NIEO), zoals we die nu begrijpen werd voor het eerst verwoord door de landen van het Mondiale Zuiden in 1972 op de derde conferentie van de VN-conferentie over Handel en Ontwikkeling in Chili, en kwam voort uit de ervaringen van de dekolonisatie na de Tweede Wereldoorlog. In 2022 was het 50 jaar geleden dat die conferentie plaatsvond. Hoewel de antikoloniale vrijheidsstrijd had geleid tot politieke onafhankelijkheid voor nieuwe naties, was er het sterke gevoel dat hun politieke kolonisatie formeel was beëindigd, maar feitelijk was vervangen door een economische kolonisatie.
De NIEO omvatte een reeks voorstellen van ontwikkelingslanden om het hoofd te bieden aan dit economisch kolonialisme en de structurele afhankelijkheid, door middel van een nieuwe, onderling verweven economische wereldorde. Enkele centrale thema’s van de NIEO hadden betrekking op soevereine gelijkheid en het recht op zelfbeschikking, met name over natuurlijke hulpbronnen en land. Leidende beginselen waren bijvoorbeeld billijkheid, soevereine gelijkheid, onderlinge verwevenheid, gemeenschappelijk belang, en samenwerking en solidariteit tussen alle staten.
De noodzaak van een nieuwe grondstoffenorde door middel van internationale overeenkomsten en een gemeenschappelijk fonds voor stabilisatie van de grondstoffenprijzen werd herhaald, terwijl ook het belang van de herstructurering van de internationale handel werd aangekaart vanwege de ongelijke handelsvoorwaarden van ontwikkelingslanden. Centrale elementen van het structuurbeleid en de paradigmaverandering in de NIEO, waren onder meer het diversifiëren van opkomende economieën door middel van industrialisatie, het verlagen van de tarieven van ontwikkelde landen en andere belemmeringen voor vrijhandel afschaffen, het uitbreiden van algemene handelspreferenties en het herstructureren van het internationale economische systeem, onder meer door het hervormen van de door rijke landen geleide Bretton Woods-instellingen.
Een bijzonder gedurfd element van de NIEO is de erkenning dat koloniale overheersing een internationale raciale hiërarchie creëerde, die de wereldwijde economische orde structureert; en dat dekolonisatie een veelheid aan politieke projecten met zich meebrengt die leiden tot mondiale rechtvaardigheid. Als de natiestaat een postkoloniale constructie is, gekenmerkt door de verdeeldheid zaaiende kenmerken van koloniale overheersing, dan houden antikoloniale hervormingen op wereldschaal in, dat soevereiniteit buiten de natiestaat wordt verspreid en gedelegeerd. Dit omvat het eisen van de herverdeling van de rijkdom die het Mondiale Zuiden produceert voor het Mondiale Noorden, het rechtzetten van een uitbuitende internationale en seksuele arbeidsverdeling, het democratiseren van de besluitvorming en het vergroten van de onderhandelingsmacht van het Mondiale Zuiden op het wereldtoneel.
Naar een NIEO II
De postkoloniale wereldvorming in het nieuwe onafhankelijke tijdperk leunde op een rijke verbeelding, en verschillende vormen van vrijheid bezielden deze visies. De ontwerpers creëerden gedeelde en publieke visies op een politieke toekomst, waarbij culturen en tradities van het Zuiden samensmolten tot een ‘wereldvormend’-project. Deze wereldvormingsvisie moet nu dringend nieuw leven worden ingeblazen in een context van toenemende structurele ongelijkheden bij en tussen naties. Momenteel, dat wil zeggen een halve eeuw na het opstellen van de NIEO, worstelt het Zuiden met een aanhoudende gezondheidspandemie en meerdere elkaar kruisende wereldwijde crisissen, van schulden tot klimaatverandering en exogene schokken zoals voedsel- en brandstofprijsinflatie in een context van verkrappend monetair beleid. In feite kan worden gesteld dat in de afgelopen vijf decennia nieuwe en grotere uitdagingen voor het Zuiden zijn voortgekomen uit de mondiale realiteit, zoals neoliberale financialisering, juridisch bindende investeringsovereenkomsten, klimaatkolonialisme en het schuld-naar-bezuinigingsparadigma waar veel delen van het Zuiden structureel door worden beperkt. De ongelijkheid in rijkdom, zowel in als tussen landen, is enorm toegenomen. Sinds de financiële crises van 2007-2008 bezit de top 1 procent de helft van het totale vermogen van huishoudens in de wereld. De huidige wereldeconomie vraagt om een poging om met een hernieuwde visie en analyse een NIEO II op te stellen.
Een visie en plan voor structurele beleidsverandering en systemische transformatie door middel van een NIEO II, moet van meet af aan de confrontatie aangaan met de logica van kolonialisme en kapitalisme, die tot op de dag van vandaag voortduurt in de huidige vorm van neoliberale financialisering. Hoewel het buiten het bestek van dit essay valt om uit te weiden over de ontelbare pathologieën die erbij betrokken zijn, kunnen drie belangrijke aspecten worden benadrukt. Allereerst de onlosmakelijke verwevenheid tussen het maken van winst – of de accumulatie en expansie van economische winsten, rijkdom en bijgevolg politieke macht – en ongelijkheidsrelaties tussen menselijke groepen en naties, die zijn veroorzaakt door processen van uitbuiting, onteigening en verdrijving. Ten tweede, de staat die de belangen en prioriteiten van de mondiale financiële markten, bedrijven en de elites (wereldwijd en lokaal) dient, in plaats van de economische, sociale en mensenrechten van zijn bevolking te bevorderen, door sociale weefsels te versterken en te investeren in publieke systemen en diensten. Ten derde, de economische processen waardoor zowel ongelijke ras- als genderhiërarchieën, hoewel eeuwen geleden ontstaan, worden bestendigd door discriminatie, segregatie en ondergeschiktheid.
In die zin zijn winstbejag, ongelijke menselijke hiërarchieën en de medeplichtigheid van de staat wederzijds constitutief en vormen ze een gestructureerd web van accumulatie en ongelijkheid in en tussen naties. De noodsituatie van klimaatverandering staat centraal in deze logica en moet niet alleen worden herleid tot het fossiele kapitalisme, waar een handvol Europese en Noord-Amerikaanse regio’s verantwoordelijk zijn voor de overgrote hoeveelheid van de koolstofemissies en de daarmee gepaard gaande schade, maar ook tot een langere duur van ecologisch kolonialisme dat fossiele brandstofindustrieën en op extractie en ontbossing gebaseerde economieën opdrong aan voormalige koloniën.
In die zin heeft de 20e eeuw misschien de juridisch-politieke instituties van het kolonialisme ontmanteld, maar de koloniale logica en organisatie van bestuur en ongelijke machtsverhoudingen hebben niet alleen de overhand, maar reproduceren zichzelf in steeds geavanceerdere vormen. Een niet-koloniale basis om de NIEO nieuw leven in te blazen is nodig om verder te gaan dan alleen het technocratische oppervlakkige beleid en in plaats daarvan de historisch gewortelde politieke logica, die blijvende ongelijkheden vormgeeft en beheerst, bloot te leggen en uiteindelijk te transformeren. Daarbij verken ik drie verschillende maar onderling afhankelijke lijnen waarlangs een poging om de NIEO terug te krijgen kan worden verkend: Ten eerste de sterke opkomst van de structurele macht van de financiële wereld, geïllustreerd door de sterke toename van de concentratie van schuldeisers in de afgelopen twee decennia en de invloed die zij uitoefenen op staten en beleidsmakers. Ten tweede maakt het historiseren en politiseren van de economische wereldorde door middel van koloniale logica een proces mogelijk om de verhalen en technieken bloot te leggen die de overtuigingen, structuren en instellingen hebben geconstrueerd die de koloniale en kapitalistische macht gedurende een lange periode mogelijk maakten.
Ten derde, een dubbel ontkoppelingsproces dat zowel structurele als epistemische ontkoppeling omvat. Het eerstgenoemde creëert beleidsruimte en economische autonomie voor het Zuiden, om het beleid niet meer te oriënteren op de onevenredige invloed van financialisering maar op de rechten en behoeften van mens en milieu. Het laatstgenoemde brengt een verschuiving met zich mee van eurocentrische kennissystemen naar vormen en praktijken van kennis die geworteld zijn in niet-westerse werelden. Een programma van dubbele ontkoppeling om een heropleving van de wereldvorming op gang te brengen, is echter alleen mogelijk als het bloeiende maatschappelijk middenveld en sociale bewegingen hun rechten op participatie, verantwoording, transparantie en agendabepalende processen kunnen uitoefenen.
De structurele macht van de financiële sector
De structurele macht van de huidige financiële sector is geworteld in een internationale structuur van geld, schulden en valuta’s die is vastgelegd sinds het begin van de Bretton Woods-conferentie in 1944, inclusief de opkomst van de Amerikaanse dollar als wereldreservevaluta. Ofschoon er ontelbare voorbeelden zijn, kunnen drie aspecten worden benadrukt: de verschijnselen van internationale financiële ondergeschiktheid, de opkomst van “crediteurenkartels” en de internalisering van begrotingsconsolidatie en schuldaflossingen.
Ten eerste, de internationale financiële ondergeschiktheid is, uitgedrukt in en door geld en financiën, een fundamentele oorzaak van aanhoudende mondiale ongelijkheden. Het maakt deel uit van het vrije verkeer van kapitaal, met name speculatief portfolio kapitaal, en de valutahegemonie van de Amerikaanse dollar. Financiële normen zoals converteerbare wisselkoersen, lucratieve rentetarieven, lage inflatie- en tekortdoelstellingen zoals gedefinieerd in het Verdrag van Maastricht, en investeringsvriendelijke deregulering illustreren hoe ontwikkelingslanden op verschillende economische manieren de kosten internaliseren die gepaard gaan met het aantrekken van investeerders en schuldeisers. Als zodanig benadeelt financiële ondergeschiktheid het Zuiden onevenredig, en is het direct betrokken bij de geografische overdracht van waarde over de hele wereldmarkt en omvat het de overheersing en kwetsbaarheid die wordt uitgeoefend door de structurele macht van rijke landen, valuta’s, kapitaalstromen en renteregimes. De kern van het fenomeen van financiële ondergeschiktheid zijn de verhalen, verbeeldingen, voorstellingen, kennis en technologieën die nodig zijn om het Zuiden te ontwikkelen als investeringsbestemmingen, die zijn ingebed in de longue durée van ras, kolonialisme en imperium.
Ten tweede, de opkomst van “crediteurenkartels” heeft zich via verschillende kanalen voorgedaan. De consolidatie van ’s werelds vijf grootste banken voltrok zich door een explosie van hun gezamenlijke activa van 17% van het wereldwijde bankwezen in 1970 tot 52% in 2020. Dit ging gepaard met een centralisatie van de mondiale kredietmarkten, zoals blijkt uit het aandeel van de verstrekte leningen en de activa die werden aangehouden door een afnemend aantal financiële instellingen. Terwijl er in 1980 bijvoorbeeld 14.434 banken in de VS waren – ongeveer hetzelfde aantal als in 1934 – halveerde dit aantal tot 7.100 in 2009. Tegelijkertijd heeft de schuldeiserssamenstelling van de staatsschuld de afgelopen decennia een scherpe verandering doorgemaakt, van officiële bilaterale schuldeisers, die bijna allemaal lid waren van de Club van Parijs, naar commerciële schuldeisers en bilaterale schuldeisers die niet tot de Club van Parijs behoren. Daardoor waren lage- en middeninkomenseconomieën in 2021 vijf keer zoveel verschuldigd aan commerciële schuldeisers als aan bilaterale schuldeisers. De markt voor overheidsobligaties wordt gekenmerkt door een reeks factoren die systeemrisico’s met zich meebrengen in het schuldprofiel van ontwikkelingslanden, zoals hoge en variabele rentetarieven, denominaties in vreemde valuta en het gebrek aan afdwingbaarheid ten opzichte van particuliere kredietverstrekkers om een eerlijke lastenverdeling bij schuldherstructureringen te waarborgen.
De omvang van particuliere obligatiehouders wordt geïllustreerd door het feit dat de top 25 beleggers in staatsobligaties, aangevoerd door in de VS gevestigde vermogensbeheerders zoals BlackRock, PIMCO en AllianceBernstein, in totaal $ 42,7 biljoen aan activa hebben, wat een buitensporige ongelijkheid genereert in de beschikbaarheid van financiële, juridische en technische middelen die schuldeisers bevoordelen ten opzichte van soevereine debiteuren. In de context van de herstructurering van staatsschulden wordt het structurele nadeel van debiteuren versterkt door het gebrek of ontbreken van regels, normen en gezaghebbende instanties om opnieuw te onderhandelen over schulden met meerdere partijen, waaronder bilaterale, multilaterale en particuliere. Tegelijkertijd gaan staten met schulden vaak nieuwe leningen aan, om de verschuldigde rente en aflossing af te lossen. Deze schuld-genererende cyclus van lenen en nogmaals lenen heeft een symbiotische relatie gecreëerd tussen binnenlandse politieke en financiële elites en de mondiale financiële sector. Daardoor verzwakt de autonomie van de staat ten opzichte van de financiële wereld. Intussen bedraagt de schuldaflossing momenteel ongeveer 25% van de totale overheidsuitgaven in het Zuiden, een omvang die overeenkomt met ongeveer twee keer die van de onderwijsuitgaven en 9,5 keer die van de gezondheidsuitgaven.
Ten derde, de internalisering van schuldaflossingen en fiscale consolidatie als gevolg van de opkomst van particuliere schuldeisers, leidt als het ware naar een tweede groep kiezers naast nationale burgers, omdat ze ongekende politieke invloed hebben, en belangrijker nog, structurele macht uitoefenen over de staat. Op zijn beurt moet de schuldenaar of kredietnemer ervoor zorgen dat het vertrouwen van de financiële markt wordt gewonnen en behouden door de schuld die verschuldigd is gewetensvol af te lossen. Zoals Ostry (et al) al vanuit het IMF toegaven: “Het is zeker zo dat veel landen weinig andere keuzes hebben dan zich bezig te houden met begrotingsconsolidatie, omdat de markten hen anders niet zullen toestaan te blijven lenen.” Hoewel hier wordt verwezen naar staten die in gebreke blijven met hun schulden, of in de greep zijn van een schuldencrisis, is de verwachting dat het algemene traject van ‘begrotingsdiscipline’ wordt gehandhaafd door onder meer begrotingsconsolidatie en monetaire verkapping, ondanks de telkens terugkerende schuldennood.
Zoals de jaarlijkse toezichtsrapporten van het IMF illustreren, is het macrobeleidsadvies van het Fonds aan de meeste zuidelijke landen, zelfs als er geen tekenen zijn die wijzen op schuldennood volgens de kernstatistiek van de nationale schuldquotes, om de begrotingen in lijn te houden door te zorgen voor “gezonde en macro-prudentiële indicatoren”. De impliciete boodschap is, dat het handhaven van een goede reputatie in de alomtegenwoordige ogen van de financiële wereld een internalisering vereist van macro-economische beleidskeuzes die de belangen van schuldeisers en markten dienen, zoals lage begrotingstekorten en inflatieniveaus, en de prioritering van schuldaflossingen. Met of zonder de aanwezigheid van voorwaardelijke IMF-leningen, is het totale effect een naleving in vele delen van het Zuiden in de richting van het beheersen van de overheidsuitgaven, het verkrappen van het monetaire beleid, het bevorderen van privatisering en, belangrijker nog, het prioriteren van de terugbetaling van schulden boven de binnenlandse uitgaven en nationale investeringsprioriteiten.
Historiseren en politiseren door middel van koloniale wereldeconomie
Het terugwinnen van een dekoloniale NIEO is in recursieve dialoog met het continuüm van de geschiedenis – niet om ’terug’ te keren, maar eerder om de geschiedenis en politiek van wereldwijde ongelijkheden vandaag de dag te begrijpen teneinde de weg vooruit strategisch te benaderen. Dit omvat het blootleggen van de logica’s, verhalen en technieken die de overtuigingen, structuren en instellingen tot stand hebben gebracht (en daarmee de koloniale en kapitalistische macht gedurende een lange periode mogelijk maakten), om onze tegenwoordige tijd beter te begrijpen en erop te reageren. In die zin is klimaatverandering niet alleen een gevolg van industrialisatie, maar ook van ecologische kolonisatie, waar eeuwenlange grondstoffenwinning van katoen, hout, suiker en specerijen in koloniën de ecologie lang voor de komst van fossiele brandstoffen heeft beschadigd.
Een ander voorbeeld: op basis van bijna twee eeuwen aan gegevens over belastingen en handel berekende econoom Utsa Patnaik dat het Britse Rijk tussen 1765 en 1938 bijna 45 biljoen Britse ponden uit India heeft weggesluisd. In huidige ponden is dat 17 keer het BBP van het VK vandaag. Dit is niet alleen een historische schande. Deze overdracht van rijkdom verspreidde kapitaal en middelen over Europa, Noord-Amerika en andere kolonistenkolonies, waardoor de voorwaarden werden geschapen voor industrialisatie en economische macht. Empirisch onderzoek uit 2018 stelt dat de financiële uitstroom uit het mondiale Zuiden door ongelijke uitwisseling sinds 1960 $ 62 biljoen bedraagt, en, wanneer rekening wordt gehouden met de verloren groei in het Zuiden, bijna $ 152 biljoen. De VN meldt dat belastingontduiking en ontwijking door bedrijven resulteert in een verlies van 500-600 miljard dollar per jaar voor ontwikkelingslanden. Het meest kritieke is dat het Afrikaanse continent verliezen lijdt van ongeveer $ 90 miljard per jaar door belastingontduiking en andere vormen van illegale financiële uitstroom.
In die zin worden verschillende aspecten van de huidige wereldeconomie gekenmerkt door een continuïteit naar het tijdperk van directe koloniale overheersing. Dit traceren van de continuïteit van het koloniale verleden tot het heden, bestrijdt het geïnstitutionaliseerde koloniale geheugenverlies in de praktijk. Theoretici betreffende het kolonialisme beweren dat dit koloniale geheugenverlies niet simpelweg een toevallige vergeetachtigheid van het koloniale verleden is, maar eerder een actief proces van ‘verbrokkeling’ en een ‘afsluiting van kennis’. Dit maakt niet alleen de materiële en technologische superioriteit van het mondiale Noorden en de legitimiteit van zijn status als hulpverlener mogelijk, maar laat ook zijn publieke gezicht van moraliteit en historische onschuld intact.
Koloniale verhalen en strategieën omvatten beschavingsmissies en disciplinaire mechanismen, naast vele andere politieke rationaliteiten. Disciplinaire technieken zijn doordrenkt met de bestuurskaders die de internationale ontwikkeling en het mondiale bestuur hebben gedomineerd, met name de Washington Consensus en de recursieve herhaling ervan in de agenda voor goed bestuur. De discipline die wordt opgelegd door mondiale bestuur paradigma’s wordt uitgevoerd door middel van toezichts-, rangschikkings- en beoordelingsmechanismen. Deze disciplinaire mechanismen hebben de expliciete functie om de toegang van landen van het Zuiden tot internationaal kapitaal toe te staan of te blokkeren, en om de voorwaarden van die toegang te bepalen. Het gaat bijvoorbeeld om de risicoratings van de drie wereldwijde kredietbeoordelaars (Moody’s, Fitch en Standard & Poor), de macro-economische toezicht rapporten van het IMF en de Doing Business Indicators van de Wereldbank.
Dergelijke mechanismen construeren een constellatie van ratings, ranglijsten en beoordelingen die een disciplinerend effect van naleving binnen zuidelijke staten creëren en een verhoogd niveau van supranationale autoriteit over staten betekenen. Beleidsmakers voeren ‘goed financieel burgerschap’ uit in overeenstemming met de hierboven geschetste asymmetrieën van financiële onderworpenheid. Deze naleving wordt afgedwongen door marktreacties op informatie die routinematig wordt gegenereerd door het financiële toezichtcomplex, zodat landen, banken en bedrijven die zich goed aan de financiële normen houden, eerder en onder betere voorwaarden financiering, investeringen en handel verwerven. De concentratie van de macht van de schuldeisers versterkt het ‘kudde-effect’ van de deelnemers op de financiële markt, waardoor de volatiliteit en de pro-cycliciteit van het internationale kapitaal in het Zuiden toenemen. Een belangrijk kenmerk van de beoordelings- en signaleringsmechanismen, is de depolitisering door technocratische formuleringen van problemen die worden toegeschreven aan de natiestaat, in plaats van aan systemische internationale dynamieken en structuren. Die aanpak zorgt ervoor dat oplossingen externe expertise en hegemoniale (one-size-fits-all) beleidsoplossingen vereisen.
De beschavingsmissie die wordt uitgeoefend door neoliberale bestuurskaders handhaaft en reproduceert dus structurele afhankelijkheid, ongelijkheid en verlies van autonomie, en wordt ondersteund door het kolonialisme van macht in pedagogiek en epistemologie, in de praktijk en het beleid. Interventies om het structurele geweld en de ongelijkheid aan te pakken die in de wereldeconomie zijn ingebakken, moeten systemisch, herhalend en reparerend zijn, ongelijke relaties genezen en epistemologieën uitwissen, en tegelijkertijd beleidsformuleringen wijzigen door de ideologieën die ze in stand houden te transformeren.
Systemische en epistemische ontkoppeling
Voor de eerste keer geformuleerd in de school van de afhankelijkheidstheorie, stelde Samir Amin voor dat het loskoppelen van het ongelijke mondiale productiesysteem, een voorwaarde is voor economische soevereiniteit, in die zin dat het Zuiden moet loskomen van het voortdurende aanpassen aan het Noorden, door het internationale economische systeem te dwingen aan hun behoeften te voldoen. Ontkoppeling vereist niet dat alle banden met de wereldeconomie worden verbroken; Integendeel, het opent enige ruimte om nationale ontwikkelingsstrategieën te heroriënteren, weg van de dwang van globalisering naar die van economische, sociale en ecologische prioriteiten en belangen van mensen.
Het doel is om de wereldeconomie te reconstrueren, zodat het Zuiden – zelfs met zijn verschillen in middelen, toegangen en belangen – in zijn behoeften kan voorzien in plaats van zich eenzijdig te moeten aanpassen aan de behoeften van een mondiaal systeem dat wordt beheerst door een handvol rijke landen en regio’s. Voor dit doel van meer keuzevrijheid, betoogde Amin, moeten naties in het Zuiden hun eigen productiesystemen zodanig versterken dat voorrang wordt gegeven aan de rechten van mensen in plaats van aan de eisen van internationaal kapitaal. Amin benadrukte dat niet alleen sterke binnenlandse steun nodig zou zijn om los te komen van ongelijke voorwaarden voor integratie in de wereldeconomie, maar dat ook een sterke Zuid-Zuid-samenwerking en een alternatieve institutionele opbouw van cruciaal belang zijn. Naarmate de wereld meer met elkaar verbonden raakt, worden de mogelijkheden om te ontkoppelen een grotere uitdaging.
Een belangrijk punt binnen de strategie van ontkoppeling is dat de specifieke omstandigheden die de vooruitgang van het kapitalisme in West-Europa in de 19e eeuw mogelijk maakten, niet noodzakelijkerwijs elders kunnen worden gereproduceerd. Het terugwinnen van de NIEO in de richting van een rechtvaardige, op rechten gebaseerde en klimaatrechtvaardige wereldeconomie moet worden gevormd door modellen en ideeën die de neoklassieke economische theorie of de dwang van financialisering overstijgen. Epistemische ontkoppeling betekent een democratisering van kennissystemen in de richting van een pluralisme van economische kennis, methoden en praktijken.
Ten minste negen grote economische stromingen en verschillende andere kleinere stromingen kunnen worden beschouwd als alternatieven voor de dominante benadering, zoals de feministische, ecologische, marxistische, keynesiaanse, ontwikkelingsgerichte en structuralistische. De neoklassieke economische theorie stelt dat samenlevingen bestaan uit rationele en egoïstische individuen; risico kan men berekenen; keuzes, ruilen en consumptie zijn het belangrijkst; en de vrije markt corrigeert automatisch inefficiënties. De structurele, feministische en ontwikkelingseconomie zeggen dat samenlevingen zijn samengesteld uit genderongelijke klassenstructuren; de wereld is complex en onzeker; het belangrijkste domein van economieën is productie en menselijk welzijn, met inbegrip van zorg en informele economie; en de staat moet een actief fiscaal beleid voeren om inkomen te herverdelen onder de armen, economieën te diversifiëren, banen te creëren en lokale en kleine bedrijven te beschermen.
Inclusie gaat echter niet noodzakelijkerwijs alleen over een eurocentrische positionaliteit en oorsprong. Heterodoxe en keynesiaanse economieën gaan bijvoorbeeld vaak uit van een oorsprong binnen geavanceerde industriële economieën, of het nu gaat om het bepleiten van anticyclisch macro-economisch beleid of om het verklaren van werkgelegenheid op basis van onderhandelingsmacht en inflatie. Hoewel neomarxistische en afhankelijkheidstheorieën zuidelijke regio’s integreren, blijven ze doordrenkt met een productivistische voorkeur voor industriële groei en productiviteitsverbetering als een weg naar zelfvoorziening en autonomie. Een dekoloniaal NIEO zou opzettelijk zuid-centrische teksten en kaders gebruiken om de oorsprong van ‘internationale ontwikkeling’ te begrijpen.
Bijvoorbeeld, in plaats van te beginnen met Truman’s toespraak uit 1949 over hulp en armoede als een keerpunt voor het creëren van internationale ontwikkeling, kan de NIEO het creëren van ontwikkeling beoordelen aan de hand van Aimé Césaire’s Discourse on Colonialism uit 1955. Cesaire’s tekst legt bloot hoe het concept van internationale hulp geworteld is in koloniale rationaliteiten zoals de beschavingsmissie, en illustreert hoe een niet-eurocentrische betrokkenheid bij de wereld er in de praktijk uit zou kunnen zien. Het is niet de afwezigheid van Europa of zijn denkers in het verhaal, maar het niet langer in het centrum plaatsen van het blanke Europese gezichtspunt als de enige ervaring van waaruit de werkelijkheid kan worden waargenomen.
Een geval van koloniale economische epistemologie is het verdinglijkte doel van economische groei, niet alleen als een mogelijke uitkomst of zelfs als bijproduct van de vervulling van menselijke behoeften, maar als het doel op zich. De dominantie van maatstaven, zoals de productie per hoofd van de bevolking van materiële goederen, exportinkomsten, kapitaalinstroom en directe buitenlandse investeringen, in zowel beleidsvorming als denken, overschaduwt de berekening van inkomen, vermogens- en bezitsverdeling, openbare dienstverlening en goederenvoorziening, en toegang tot universele sociale bescherming, voedzaam voedsel en schoon water, fatsoenlijke arbeidskansen, leefbare lonen en adequate huisvesting. Het unieke doel van het bereiken en behouden van economische groei, dat instellingen als het IMF duidelijk als hun doel stellen, gaat ten koste van het sociale en de politiek, wat leidt tot de reproductie van ongelijkheid en klimaatverandering die door extractie en accumulatie wordt veroorzaakt.
Een dekoloniaal economisch project houdt zich bezig met vergeten of verstopte economische kennis in verschillende regio’s, terwijl het tegelijkertijd de economische canon overschrijdt om andere disciplines op te nemen die ook door het kolonialisme zijn geconstrueerd, zoals antropologie en sociologie. Om de troon van de neoklassieke economische groei en financiële macht te ontregelen, moet misschien wel het superieure voetstuk waarop de economie wordt geplaatst, worden verwijderd. Een pluralistische kijk op economie zou die kunnen plaatsen binnen een breder sociaal en cultureel veld, waar economisch welzijn bijvoorbeeld plaatsvindt naast sociale, ecologische, spirituele en existentiële processen.
Een heroplevende NIEO
Bij zijn 50e verjaardag is het centrale grondbeginsel van de NIEO, om economisch kolonialisme en structurele afhankelijkheid het hoofd te bieden door de economische wereldorde te vernieuwen, net zo urgent en relevant als het ooit is geweest. De blijvende relevantie ervan is zowel een testament als een tragedie, in die zin dat er niet genoeg is veranderd in de richting van het realiseren van echte economische soevereiniteit van voorheen gekoloniseerde regio’s. Het terugwinnen van de NIEO is vandaag de dag wel een veel uitdagender oefening geworden. De wereldeconomie is exponentieel complexer geworden door wereldwijde financiën, big data en klimaatverandering. De solidariteit tussen de Zuid-landen is moeilijker door een grotere variatie in economische rijkdom en gevestigde belangen met financieel-politieke elites in het Noorden. Voor het grootste deel van het Zuiden zijn nationale economische, handels- en investeringsstructuren onlosmakelijk verweven met de mondiale architectuur.
Doordrenkt van deze moeilijke realiteit, mag een heroplevende NIEO zich niet beperken tot marginale hervormingen; in plaats daarvan moet het multilateralisme opnieuw worden vormgegeven en de economische architectuur van de wereld worden geherformuleerd door middel van een veelheid aan ruimtes, plaatsen en actoren, van regeringen tot sociale bewegingen, en van de VN en het IMF tot de straten van Jakarta en Caïro. De Groep van 77 (G77), bestaande uit 134 zuidelijke staten in de Algemene Vergadering van de VN in New York, blijft vandaag de dag de grootste officiële coalitie van het zuiden.
Gesteund door wereldwijde bewegingen voor belasting- en schuldrechtvaardigheid, heeft de G77 de afgelopen decennia gevochten voor een intergouvernementeel belastingorgaan binnen de VN om de belastingontduiking en -ontwijking door bedrijven aan te pakken, waarmee eeuwenlang een netto-overdracht van middelen van Zuid naar Noord werd gegenereerd. Hij heeft ook de noodzaak verwoord van een multilateraal schuldherschikkingsmechanisme voor de oplossing van de schuldencrisis dat onhoudbare en onwettige schulden aanpakt en voorziet in een eerlijke herstructurering van de staatsschuld, met inbegrip van schuldkwijtschelding, in een proces waarbij alle schuldeisers worden bijeengeroepen.
In het kader van de wereldhandel hebben Zuid-coalities opgeroepen tot flexibiliteit op het gebied van intellectuele eigendomsrechten, zoals blijkt uit het Zuid-Afrikaanse en Indiase voorstel om er van af te zien voor vaccins om de pandemie het hoofd te bieden. En bij klimaatverandering zijn er tal van eisen, van klimaatfinanciering tot herstelbetalingen en technologieoverdracht. Er is echter veel meer politieke wil en consensusvorming nodig om de systemische ongelijkheid van geld en financiën, zoals valutahiërarchie en vrije kapitaalstromen, het hoofd te bieden. In de nasleep van de wereldwijde financiële crisis van 2007-2008 werd enig momentum gecreëerd, maar niet volgehouden, voor financiële regelgeving, met name om de destructieve volatiliteit van vrije kapitaalstromen te reguleren, waar plotselinge uitstroom grote schade kan aanrichten aan de zuidelijke valuta’s en financiële stabiliteit.
Elk van deze oproepen tot verandering en actie – waarbij staten, sociale bewegingen, advocaten en anderen betrokken zijn – vertegenwoordigt delen van de huidige NIEO-grondbeginselen. Een heroplevende NIEO zou elke oproep tot hervorming van het bestuur kunnen organiseren in een coherent handvest, en een visie kunnen formuleren die in staat is om geopolitieke scheidslijnen binnen het Zuiden te verenigen. Een dergelijk handvest zou kunnen worden versterkt met een toezegging en consensus over het opschalen van de Zuid-Zuid-solidariteit en partnerschappen op verschillende terreinen van economie en financiën, evenals handel en investeringen. Verantwoording afleggen over de staat, waar politiek-financiële elites maar al te vaak op gezags-plaatsen zitten, is van cruciaal belang. Sociale bewegingen en het maatschappelijk middenveld moeten participatie, stem en transparantie krijgen op alle niveaus van de besluitvorming van de staat.
Met zo’n handvest, gelegitimeerd door de macht van de basis, is het misschien zelfs mogelijk om een ‘Bandung Woods’-conferentie voor te stellen, waar de huidige internationale financiële instellingen van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds opnieuw worden gemaakt, hernoemd en opnieuw worden bestemd om te voldoen aan de behoeften, prioriteiten en rechten van mensen en gemeenschappen die altijd in de frontlinie van ongelijkheid en onrecht hebben gestaan. Zo’n vernieuwing van de instellingen die de mondiale economische praktijken beheersen, zou een dekoloniale basis kunnen gebruiken die zich tot taak stelt om zich los te koppelen van eurocentrische kennissystemen, koloniale logica te ontmantelen, financiële ondergeschiktheid omver te werpen, om niet alleen maar een geringe beleidsruimte te verwerven, maar ook echte economische soevereiniteit om een economische wereldorde voor te stellen, te ontwerpen en te implementeren die echt iets nieuws zou bieden: gelijkheid.
References (niet vertaald, in de originele Engelse versie staan links naar de bronnen))
01 Adelman, Sam (2020) Beyond development : towards sustainability and climate justice in the Anthropocene. In: Adelman, Sam and Paliwala, Abdul, (eds.) The limits of law and development: neoliberalism, governance and social justice. Abingdon, Oxon ; New York, NY: Routledge.
02 Ilias Alami, Carolina Alves, Bruno Bonizzi, Annina Kaltenbrunner, Kai Koddenbrock, Ingrid Kvangraven & Jeff Powell (2022): International financial subordination: a critical research agenda, Review of International Political Economy, DOI: 10.1080/09692290.2022.2098359
03 Amin, Samir. 1987. A Note on the Concept of Delinking. Review, X, 3, Winter 1987: 435-444
04 Bhambra, Gurinder. K. (2021). Colonial global economy: Towards a theoretical reorientation of political economy. Review of International Political Economy, 28(2), 307–322.
05 Byrd, Jodi A. Alyosha Goldstein, Jodi Melamed, and Chandan Reddy. 2018. “Predatory value: Economies of Dispossession and Disturbed Relationalities.” 36(2) Social Text 1.
06 Césaire, Aimé, 1961. Discourse on Colonialism.
07 Chang, Ha-Joon. 2009. Bad Samaritans: The myth of free trade and the secret history of capitalism. London: Bloomsbury Publishing.
08 Chang, Ha-Joon. 2018. Economics: The User’s Guide. London: Pelican Press.
09 Credit Suisse, “Global Wealth Databook 2015,” Credit Suisse Global
10 Ferguson, James. (1990). The anti-politics machine: “Development,” depoliticization, and bureaucratic power in Lesotho. Cambridge: Cambridge University Press.
11 Getachew, Adom. (2019). Worldmaking after empire: The rise and fall of self-determination. Princeton, NJ: Princeton University Press.
12 Gill, Stephen. 2008. Power and Resistance in the New World Order, 2nd ed. Basingstoke: Palgrave.
13 Haldane, Andrew, Simon Brennan, and Vasileios Madouros. 2010. What is the contribution of the financial sector: Miracle or mirage? In The Future of Finance: The LSE Report. London: The London School of Economics.
14 Harvey, David. 2005. A Brief History of Neoliberalism. Oxford: Oxford University Press.
15 Hickel, Jason, Dylan Sullivan, and Huzaifa Zoomkawala. 2021. Plunder in the Post-Colonial Era: Quantifying Drain from the Global South Through Unequal Exchange, 1960–2018. New Political Economy 26 (6): 1030–1047
16 International Monetary Fund. 2015. Guidance Note for Surveillance under Article IV Consultation. IMF: Washington, D.C.
17 Kentikelenis, Alexander, and Thomas Stubbs. 2021. Austerity redux: The post-pandemic wave of budget cuts and the future of global public health. Global Policy 13 (1): 5–17.
18 Kvangraven, Ingrid Harvold and Surbhi Kesar, 2021. “Standing in the Way of Rigor? Economics’ Meeting with the Decolonizing Agenda,” Working Papers 2110, New School for Social Research, Department of Economics.
19 Ling, L.H.M., Jacquelin Kataneksza and Sara Shroff. 2018. “Decoloniality: (Re)making worlds.” In International Organization and Global Governance, 2nd Edition, (Eds.) Thomas G. Weiss and Rorden Wilkinson. London: Routledge.
20 Martin, Matthew and David Waddock. 2022. “A Nordic Initiative to Resolve the New Debt Crisis,” Norwegian Church Aid. Oslo: Norwegian Church Aid.
21 Mignolo, Walter D. 2009. “Epistemic Disobedience, Independent Thought and Decolonial Freedom,” Theory, Culture & Society 26 (7-8): 1-23.
22 Munevar, Daniel. 2021. “Sleep now in the fire: Sovereign bonds and the Covid-19 debt crisis.” European Network on Debt and Development. Brussels: EURODAD.
23 Ortiz, Isabel, and Matthew Cummins. 2019. Austerity: The New Normal—A Renewed Washington Consensus 2010–24, New York, Brussels and London: Initiative for Policy Dialogue, International Trade Union Confederation, Eurodad, Public Services International, Bretton Woods Project.
24 Ostry, Jonathan D., Prakash Loungani, and Davide Furceri. 2016. Neoliberalism: Oversold? IMF Finance & Development.
25 Patnaik, Utsa and Prabhat Patnaik. 2021. Capitalism and Imperialism: Theory, history and the present. New York: Monthly Review Press.
26 Roos, Jerome. 2019. Why Not Default? The Political Economy of Sovereign Debt. Princeton, NJ: Princeton University Press.
27 Quijano, Anibal, “Coloniality and Modernity/Rationality,” Cultural Studies 21(2-3) March/May 2007: 168–178.
28 Rutazibwa, Olivia U., “On babies and bathwater: decolonizing International Development Studies,” in Eds. Sara de Jong, Rosalba Icaza, Olivia U. Rutazibwa, Decolonization and Feminisms in Global Teaching and Learning, 2018, London and New York: Routledge.
29 Sachs, Wolfgang (ed.). 1992. The Development Dictionary: A guide to knowledge as power. Atlantic Highlands, N.J.:Zed Books.
30 Slobodian, Quinn. 2018. Globalists: The end of empire and the birth of neoliberalism. Cambridge, MA: Harvard University Press.
31 Stoler, Ann. (2016). “Imperial Debris: Reflections on Ruins and Ruination” in Duress. Durham: Duke University Press.
32 Streeck, Wolfgang. 2011. The Crises of Democratic Capitalism. New Left Review 71, September–October.
33 United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD). April 2020. “The coronavirus shock: a story of another global crisis foretold and what policymakers should be doing about it.”
34 United Nations Conference on Trade and Development. 2021. Trade and Development Report: From recovery to resilience: hanging together or swinging separately? Geneva: UNCTAD.
35 United Nations General Assembly. 1974. “32-1 (S-VI). Declaration on the Establishment of a New International Economic Order”
36 United Nations. 2021. “Report of The High Level Panel on International Financial Accountability, Transparency and Integrity for Achieving the 2030 Agenda (FACTI)”
37 World Bank. 2022. Voices Blog, Are we ready for the coming spate of debt crises? 28 March, by Marcello Estevao.