Gouden nootmuskaat
Een vakantieboek over Indonesië en waar Nederlanders goed in waren (zijn?).
Afkomstig van de website Konfrontatie Digitaal.
Het mooiste aan mijn vakanties is een boek te lezen. Eén heel boek in plaats van kranten, tijdschriften en konfrontatie-opinies. Deze keer ging het lekker ver weg van de vleesschandalen in en het bezoek van de Paus aan het Beieren van deze dagen: Op reis naar Oostindië met de zeevaarders van de 16e en 17e eeuw. Maar niet met de Hollanders, want het boek is geschreven door de Engelse journalist Giles Milton. En vertelt de strijd om het monopolie op de handel met nootmuskaat en kruidnagelen die toen alleen op de Molukse eilanden groeiden.
Tot in de zestiende eeuw had Venetië het monopolie op deze handel via de landroute, maar toen het lukte met schepen tot naar Oostindië te varen en de bron van deze kruiden te ontdekken, was een nieuwe race geopend. Ongelooflijk welke ondernemersdrift de nootmuskaat losmaakte toen die nog goud waard was. Ongekende groeikansen en winstmarges (bruto 60.000%!) in de kruidenmarkt maakten transporttijden van enkele jaren en een hoog risico op verlies van schepen en matrozen aanvaardbaar. Niet te vergelijken met de ondernemersrisico’s tijdens de hypes van onze dagen.
In het begin waren Portugal en Spanje de beste zeevaarders en ontdekkers maar gauw werd het een strijd tussen Engeland en Holland, waar de kooplui nationale Verenigde Oost-Indische Compagnieën oprichtten, die het nodige risicokapitaal en een eeuwenlange adem voor deze competitie konden opbrengen. Maar waarom zegevierden de Hollanders na hun start met vertraging? Wat ik als Duitser zonder inburgeringstoets en onderwijs in Hollandse geschiedenis in dit verhaal opmerkelijk vind is dat het hen lukte nieuw internationaal recht naar hun hand te zetten.
Daarnaast waren zij gewoon de betere manager: goed opstellen in een sterke uitgangspositie door onomstotelijke feiten te creëren en consequent alle risico”s verminderen. De Engelsen waren gewoon kooplieden. Zoals in Europa maakten zij een handelscontract met de opperhoofden die zij tegenkwamen, dat deze alle nootmuskaat aan hen zouden verkopen. En dachten dan dat dit contract nog geldig zou zijn als zij jaren later weer terug kwamen. Want afspraak is afspraak tussen gentlemen.
Voor de Hollanders was duidelijk dat de ontzettend grote investeringen alleen een veilig rendement opleverden als zij duurzaam het monopolie op de handel met nootmuskaat en kruidnagelen binnenhaalden. Om van de Engelse papieren contracten af te komen formuleerde Hugo de Groot een nieuwe claim: zodra een natie een gebouw op een (ei)land heeft opgericht wordt dit (ei)land eigendom van deze natie. Want op de meeste eilanden waren de Hollanders de enige die al een permanente handelsvertegenwoordiging hadden neergezet. Om dit standpunt tegenover Engelsen en autochtonen feitelijk kracht bij te zetten legden zij forten aan en controleerden met een permanent aanwezige vloot de scheepvaart. Uiteindelijk wogen deze feiten zwaarder dan het oude handelsrecht in de onderhandelingen in Europa. Het lukte Holland de weerstand van beiden met geweld te breken en alle eilanden in bezit te nemen. Door de grond te grijpen werd dus tenslotte het monopolie op de handel met diens vruchten veilig gesteld. Lijkt mij de uitvinding van het kolonialisme.
De Engelse titel van het boek “Nathaniels Nutmeg. How One Man’s Courage changed the Course of History” (Hodder&Stoughton, London 1999) mikt op een leuke pointe, de titel van de Duitse vertaling “Muskatnuss und Musketen. Der Kampf um das Gold Ostindiens” (Rowhlt, Reinbeck bei Hamburg 2002) dekt beter de strekking van het verhaal.
(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Jochen Dindorf/konfrontatie.)