Progressief Spanje Haakt Af
De gemeentelijke en regionale verkiezingen van zondag 28 mei werden een zeer teleurstellend examen voor de links progressieve coalitieregering van Pedro Sánchez, die nauwelijks een dag later heeft beslist dat de Spanjaarden reeds op 23 juli voor de hoofdschotel mogen gaan in de strijd om het nationale parlement en de toekomstige Spaanse regering.
Foto: De afgescheurde afbeelding van de links progressieve burgemeester Ada Colau en de vervallen indruk van de andere boodschappen op een aanplakmuur in de alternatieve wijk Gràcia geven aan dat het rebelse Barcelona aan kracht inboet. (Foto: Sarah De Vlam)
Paniekvoetbal of niet, het ziet er niet goed uit voor de progressieven. De slag om het burgemeesterschap en regiovoorzitterschap werd met overschot gewonnen door het rechtse blok. De conservatieve Partido Popular (PP) behaalde niet alleen drie kwart miljoen meer stemmen dan de socialistische progressieve centrumpartij PSOE, maar veroverde ook zeven van Spanjes tien belangrijkste steden en vier extra autonome gemeenschappen. De hele mediterrane corridor, met uitzondering van Catalonië, kleurt nu blauw.
Het resultaat betekent veel meer dan de verwachte symptoompijn van de vierjarige coalitie in Madrid. Het is een zwaar verdict voor de progressieven waarbij de meubelen van de socialisten misschien nog wel te redden vallen, en wellicht daarom stuurt Sánchez de Spanjaarden tijdens hun zomervakantie opnieuw naar de stembus. Het waren immers vooral de linksere partners, gekend onder de verzamelnaam Podemos maar intern gefragmenteerd, die zwaar hebben moeten inboeten. Politiek analist Enric Juliana omschreef het in La Vanguardia droog als Sumar no suma, Podemos no puede (Verenigen verenigt niet, We Kunnen kan niet).
e rechtse populares mogen zich kronen, maar de grootste winstmarge werd geboekt door het extreemrechtse VOX, dat nu in talrijke gemeenten en deelparlementen vertegenwoordigers heeft. In de regio’s Valencia, Extremadura, Balearen en Aragón heeft de PP hen nodig om een meerderheid te vormen. De grootste ster van de verkiezingsavond, de Madrileense regiopresidente Isabel Ayuso – het stemkanon van de PP met de grootste nationale impact -, liet al ontvallen dat wat haar betreft VOX de meest geschikte partner is.
De kans is groot dat er onderling stevig geflirt zal worden en extreemrechts voor het eerst sedert de democratie (1978) de hoogste trede van de politiek zal bereiken, die van de ware macht. De stembusuitslagen laten duidelijk zien dat de Partido Popular niet alleen in relatieve maar ook in absolute cijfers deze verkiezingen heeft gewonnen. Hoewel de opkomst met 63,9% lager lag dan in 2019, hebben meer rechtse en extreemrechtse kiezers de moeite gedaan om te gaan stemmen. Het deficit van links is wellicht minder te wijten aan overlopers dan aan de progressieve thuisblijvers, potentiële kiezers die vier jaar geleden hoge verwachtingen stelden aan de linkse coalitie maar teleurgesteld zijn. Dat die coalitie een politieke primeur was in een land dat eigenlijk geen gebeitelde democratische traditie heeft, dat zowel corona als de inflatie internationale problemen zijn, en dat vele van Spanjes open wonden erfzondes zijn die onmogelijk goedgemaakt kunnen worden in een regeertermijn, mogen hier niet baten.
Een deel van progressief links is moedeloos, een ander deel begint te geloven dat alleen een sterk leiderschap heil kan brengen, geen gerommel in de linkse huiskamer of half werk. Schrijver en diplomaat José María Ridao stelde in El País dan ook: de (rechtse) oppositie was alleen geïnteresseerd in het omverwerpen van het Sanchismo (coalitieregering o.l.v. premier Pedro Sánchez), en de regering is niet kunnen ontsnappen aan de rattenval van de ultra-Spaanse politiek die elke open visie op het land en alternatief project voor het land verguist. In feite zegt Ridao dat het Spanje ontbreekt aan een politieke cultuur. Rechts heeft het beste aangevoeld dat miljoenen Spaanse burgers liever een strakke patriottische vlag volgen dan Spanje voorgoed binnen te loodsten in een cultuur van onderhandelen, algemeen welzijn en diversiteit.
Ook in het eeuwige buitenbeentje Catalonië heeft progressief links klappen gekregen. VOX blijft er marginaal, maar groeide wel, de Partido Popular heroverde de absolute meerderheid in Barcelona’s dichtbevolkte buurstad Badalona, en burgemeester Ada Colau (En Comú Podem) zal haar groene en sociale droom voor de Gaudí-stad moeten opbergen. De catalanistische liberaal Xavier Trias (Junts) heroverde na acht jaar Barcelona. Als hij erin slaagt burgemeester te worden, komt de stad terug helemaal op de logica van de money time!, de grote buitenlandse investeerders, de Catalaanse bourgeoisie, het ongebreidelde massatoerisme en het toenemende fenomeen van begoede digitale Europese nomaden die de huizenmarktprijzen zodanig de hoogte in jagen dat jonge Barcelonezen en middenklasse gezinnen de stad moeten verlaten.
Colau verloor met haar soms doortastende maar te vaak noch vlees noch vis beleid de laatste jaren krediet bij zowel schuchtere volgers als radicale sympathisanten. Toch is de grootste verliezer in Catalonië de progressieve onafhankelijkheidspartij Esquerra Republicana (Links Republikeins), die werd afgestraft door de eigen achterban omdat ze in zee gingen met de linkse maar Spaanse coalitieregering van Pedro Sánchez.
In Catalonië is de pijn om de mislukte onafhankelijkheidsverklaring van 2017 nog niet verteerd. De liberale centrumnationalisten van Junts haalden daar hun voordeel uit, maar ook de Catalaanse socialisten (PSC) van Salvador Illa, die er met voorsprong de grootste partij zijn. In heel Spanje is Catalonië nu een van de enige overgebleven rode vlekken. Dat verplicht de huidige regering in Madrid om Catalonië te vriend te houden willen ze op 23 juli alsnog de slag thuis slaan. Het is dus niet onmogelijk dat de PSC de burgemeester kandidatuur van een ideologische tegenstander als Xavier Trias zal steunen om in juli de factuur te innen.
De verkiezingsuitslag van 28 mei maakt duidelijk dat rechts Spanje, met de steun van extreemrechts, op weg is om het progressieve Spanje te torpederen. Alleen als de ontmoedigde linkse thuisblijvers, die dit resultaat hebben bewerkstelligd, hun geloof herstellen en de Catalaanse nationalisten als electoraal zwaargewicht een front willen vormen tegen het Spaanse ultra patriottisme, heeft progressief Spanje in juli nog een tweede kans.
Pedro Sánchez neemt een enorm risico door alle hoop te vestigen op een emotionele verenigde progressieve en regionaal nationalistische tegenstem tegen de rechtse bulldozer. Het wordt gegarandeerd een hete Spaanse zomer.