Ga naar de inhoud

2017: 60 jaar neoliberalisme in dans

Hoe exact moet de analyse zijn in een politieke dansvoorstelling? Ik vraag het me af tijdens het kijken naar Deux mille dix sept (2017) in de Stadsschouwburg van Amsterdam. De voorstelling doet denken aan bewegingstheater uit de jaren zeventig en tachtig, maar de muziek is knetterhard en 21e eeuws. Het verhaal start bij het zichtbare begin van het neoliberalisme, met het steunen van dictators in het Zuiden. Ik zie Branco Bresil, Soeharto, Mugabe, Papa Doc, Pinochet, en Portillo. Er vallen veel slachtoffers.

4 min leestijd

(Door Martin Broek, oorspronkelijk verschenen op konfrontatie, en op zijn eigen blog)

Podium

Het podium is opgebouwd uit blokken. Die komen daarna overeind alsof het grafzerken zijn. Ondanks dit geweld grijpt het ongebreidelde kapitalisme nog verder om zich heen. Militaire uniformen en zelfs nationale grenzen verdwijnen voor de handel. Gevolg: nog meer slachtoffers. Op de achtergrond wappert de Amerikaanse vlag.

Vuurvliegjes

Weer komt de ploeg puinruimers in kraakheldere oranje overalls het podium op. Namen van landen staan nu op de zerken. Tussen het puin liggen resten, ook daarop wordt weer een verdienmodel geplakt. Kisten met dollartekens worden op de grafzerken gezet. Als er dan bijna niets meer over is komen de vuurvliegjes tussen de zerken als een klein teken van hoop, zo constateert een bezoeker na de voorstelling, met instemming van de choreografe.

Muur

Vervolgens lazert de hele vloer om. Uit de puinhopen wordt een muur gebouwd vol namen, waarvan ik maar een enkele ken. Wat ze samenbindt? Geen idee. In de nabespreking wordt gezegd dat het de 300 rijkste mensen in de wereld zijn. (Even voor je opgezocht: de rijkste heeft op de dag van de voorstelling een kapitaal van $ 125 miljard en de nr. 300 slechts $ 5,78 miljard. Samen zijn die paar honderd goed voor ruim 7 biljoen. Dat is 2,5% van het wereldtotaal aan kapitaal) Daarmee eindigt een loodzwaar stuk.

Hebbedingetjes

Door uw stuk kom ik leeg naar buiten, zeggen bezoekers in de nabespreking, “ik weet niet wat ik aan deze wereld die ik wel ken kan doen.” “Ik ook niet,” zegt de choreografe Maquy Marin, “maar je kan wat bedenken. Er is hoop.” De gespreksleidster zegt dat ze daar zelf ook aan twijfelt als ze het donkere stuk ziet. “Ik werk en ik creëer, dat is al reden voor hoop,” zegt de maakster. Ze voegt er aan toe: “En ik vind dat je zelf moet bedenken wat je wilt en je dat niet aan moeten laten praten door het kapitalisme.” Daar begon ook de dans mee. Mensen die blij zwaaiden met glimmende tassen van dure merken, ze droegen daarbij een gevechtstank, kerncentrale of tropisch eiland op het hoofd. Blij met hebbedingetjes, geen oog voor wat ze aanrichten.

28 april

En hoop die haal je toch ook uit het zien waar wat te doen is. Als drie mensen drie collega’s laten ontslaan, dan sta jij er de volgende keer om dat te voorkomen (wordt lid van de vakbond), als kernenergie en wapens de boel kapot maken, dan sta jij daar om dat aan te kaarten. Dan blijf je niet aan je cafétafeltje zitten, dan maak je je niet druk om het image van je kleren, dan sta je ervoor als mensen het land worden uitgejaagd. (Overigens: 28 april kan je weer.)

Mooi

Iemand uit het publiek stelde dat het esthetisch ook erg mooi was. Ja inderdaad. Die meerwaarde gaat uit boven het lezen van een artikel of boek. Daardoor blijf je kijken. Dat maakt het meer dan een politieke analyse. Het is dan fijn dat Maquy Marin boos kan worden als iemand vraagt of ze een geëngageerd kunstenaar is: “Een artiest moet noodzakelijkerwijs politiek betrokken zijn; om te zeggen dat een artiest geëngageerd is is een pleonasme.” Maar even fijn dat dit tot kunst leidt, die schrijnt, maar ook mooi mag zijn.

Zeikstralen

Het eindigde in mineur, met zeikerige Amsterdammers in de nabespreking die vonden dat het stuk rijkdom aanklaagde, maar zelf ook duur was. Met mensen die stelden dat je niet kan aanklage zolang je wel geld van de staat aanneemt als subsidie. Dat het wegvallen van subsidies ook kan betekenen dat het private geld gezocht wordt en kan bijspringen. Dat de rijken op Joden leken en je in een politiek stuk toch verdacht moet zijn op dit soort stereotypen. (Verdomme, die laatste onzin bleef nog hangen ook en ik wilde niet naïef zijn en googelde thuis op anti-semitisme en Marin.)

Dit bewegingstheater gaf mij kracht.