accelarationisme
Wat is dat nu weer? De accelarationisten of ‘versnellings aanhangers’ worden zo genoemd, omdat ze vinden dat de technologische ontwikkelingen eigenlijk helemaal niet zo snel gaan, dat kan veel sneller en vooral: heel anders. Nou heb je conservatieve en progressieve accelariotinisten. Het boek Inventing the Future (1*) dat ik lees is van de progressieve stroming. In het boek wordt uitgelegd, dat automatisering en robotisering helemaal niet zo snel gaan als wel zou kunnen. Zo is in de industrie in de Verenigde Staten nog maar in 10% van de bedrijven een robot ingevoerd, terwijl het in die andere fabrieken ook wel zou kunnen.
(Door Piet van der Lende, oorspronkelijk verschenen bij konfrontatie.nl)
Vooralsnog is het voor de kapitalisten echter goedkoper arbeidskrachten in te zetten door de lage lonen en de flexibilisering van de arbeid. De accelarationisten eisen, dat zoveel mogelijk productieprocessen zoveel mogelijk worden gerobotiseerd. Uit het voorgaande blijkt al dat het kapitalisme, of de wetmatigheden die daarin gelden, die vooruitgang eigenlijk in de weg zit.
In het boek wordt gesteld, dat een links programma met perspectief er als volgt uit moet zien:
1. Volledige werkloosheid eisen en volledige robotisering van alle productieprocessen
2. Felle kritiek op het Westerse arbeidsethos. Waarin immers betaald werk alles zaligmakend en de enige mogelijke bron van ontplooiing en inkomensvoorziening is
3. De invoering van een universeel leefbaar basisinkomen
4. Drastische arbeidstijdverkorting met behoud van loon. De voorkeur van de schrijvers gaat uit naar verlenging van het weekend, bijvoorbeeld met een vrije vrijdag als begin.
Een onhaalbare utopie, niet te betalen, droom maar lekker verder en dit wordt niks? De schrijvers van het boek betogen, dat links zijn utopisch perspectief is kwijtgeraakt, en dat dit een van de oorzaken voor haar teloorgang is. Zij leggen dat uit aan de hand van een analyse van de opkomst en de triomf van het neoliberalisme. Aanvankelijk was dit een obscure stroming in de economie, alles was Keynesiaans. De neoliberalen bouwden vanuit de Mont Pellerin Society echter vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw geduldig aan een infrastructuur, die de ideeën van de neoliberalen over de wereld moest verspreiden en die het neoliberalisme hegemoniaal moest maken. Daarbij speelden denktanks een belangrijke rol.
De neoliberalen hebben zich in eerste instantie niet gericht op de grote groep, maar op de elites die de landen besturen. Die elite moest overgehaald worden. Er werden onderzoeksinstituten opgericht of geïnfiltreerd, waarbij de aanhangers van de neoliberale theoriën dit als de enige oplossing naar voren schoven op basis van ‘wetenschappelijk’ onderzoek. Toen begin jaren tachtig van de vorige eeuw Thatcher en Reagan aan de macht kwamen, hadden de neoliberalen aan de zijlijn al meer dan 15 jaar geduldig gewerkt aan de opbouw van hun infrastructuur. De argumentatie en de framing van belangrijke koppelingen zoals neoliberalisme+vrijheid=dynamische vooruitgang lagen klaar voor de wereldleiders, die dit vervolgens hegemoniaal hebben gemaakt.
De neolibarale denktanks bekommerden zich aanvankelijk niet om de haalbaarheid van hun plannen. Zij richtten zich nadat ze een deel van de elite overtuigd hadden met gemakkelijk te lezen neoliberale utopiën in korte geschriften op de rest van de bevolking, waarbij steeds meer mensen overtuigd raakten en waarbij het onderwijs een belangrijke rol speelde. De denktanks organiseerden uitgebreide opleidingen voor studenten aan de universiteiten, de toekomstige managers, die overtuigd van de opvattingen van de neoliberale theorie verder gingen met het verspreiden ervan. Ze zagen die utopiën als een soort stip aan de horizon, waar naartoe gewerkt moest worden en waarbij alle tussenstappen aan de hand van die stip aan de horizon beoordeeld moesten worden. De neoliberalen waren aanvankelijk zeer verdeeld over verschillende wel of niet te nemen maatregelen. Ze bouwden aan een flexibele theorie, waarin voor verschillende stromingen van het neoliberalisme plaats was, vanuit de utopiën die zij ontwikkelden.
Wat betekent de inzet van nieuwe utopiën op basis van de hiervoorgenoemde eisen voor de actualiteit? De neoliberalen analyseerden de economische en sociale ontwikkelingen in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw, toen weinigen nog van het neoliberalisme gehoord hadden. Zij constateerden dat het keynesianisme geen antwoorden had op de ontwikkelingen in het kapitalisme, die toen aan de gang waren. Er was stagflatie, inflatie met een groei van de massawerkloosheid. De neoliberalen dachten erover na hoe dit probleem via hun theorien kon worden gemanaged. Dat versterkte de suggestie, dat hun opvattingen moesten worden doorgevoerd.
Naar analogie van de neoliberalen analyseren de schrijvers de huidige problematiek. Wereldwijd is er sprake van de groei van een surplus aan potentiele arbeidskrachten, die om diverse redenen niet meer door de kapitlaistische productie kunnen worden opgenomen. Er is een groeiende groep overbodigen, die niet meer via de koninklijke weg van de betaalde arbeid in hun onderhoud kunnen voorzien. De politiek van de staat is deze steeds groeiende groep economisch overbodigen te managen, eronder te houden, te reguleren vanuit een oogpunt van openbare orde, zonder het probleem op te lossen. Dit geldt voor wat economische vluchtelingen worden genoemd en de grenscontroles voor de een en toegang vanuit Oost-Europa op de westerse arbeidsmarkt voor de ander, maar ook voor bijvoorbeeld de bijstandsgerechtigden die onder de Participatiewet vallen. Het is het managen van het surplus aan overbodige arbeidskrachten, die echter wel gedeeltelijk een loondrukkende functie hebben en een functie voor het bijdragen aan de afbraak van andere arbeidsvoorwaarden en sociale voorzieningen.
Dit surplus kan worden ingedeeld in verschillende groepen. Er zijn mensen die helemaal niets hebben en zijn aangewezen op de informele economie om te overleven. En er zijn groepen die nog werk hebben of die toegang hebben tot wat er over is van de sociale zekerheid. De discussie ook binnen links blijft hangen in de dagelijkse actualiteit van relatieve belangentegenstellingen tussen deze verschillende groepen, waarbij een bijdrage wordt geleverd aan het sleutelen aan hun onderlinge verhoudingen en rechten en plichten, zonder dit te overstijgen om een daadwerkelijke oplossing voor iedereen te vinden. Via een utopisch perspectief zoals de neoliberlaen dat ook ontwikkelden moeten wij bouwen aan een alternatief waarbij dat wel gebeurt. Dan kunnen -net als bij de socialisten voor de Tweede Wereldoorlog- onze tussenstappen beoordeeld worden aan de hand van het uiteindelijke doel en de weg ernaar toe.
De schrijvers van het boek suggereren, dat links veel van de neoliberalen kan leren. Ook wij moeten ons in eerste instantie niet bekommeren om de haalbaarheid van onze oplossingen, maar voorbij de dictatuur van de actualiteit bouwen aan een kennis-infrastructuur, waarbij via platforms van denkgroepen met gebruikmaking van internet en andere moderne communicatietechnologiën de opvattingen en oplossingen die wij voorstaan langzaam worden verbreid. Daarbij formuleren de schrijvers naast de mogelijke eisen die hierboven werden genoemd nog een paar uitgangspunten.
De schrijvers analyseren niet alleen de klassieke socialistische stromingen, zoals die van invloed waren voor de Tweede Wereldoorlog en de sociaal-democratie met haar omarming van het keynesianisme, maar ook de nieuwe sociale bewegingen sinds 1968, en de nieuwe bewegingen in meer recente tijd, zoals de mondialiseringsbeweging en Occupy. Zij constateren dat die nieuwe sociale bewegingen niet een duurzaam antwoord hebben kunnen formuleren op de teloorgang van de socialistische bewegingen en de sociaal-democratie en het verval van het communisme in Oost-Europa. De schrijvers vragen zich af, hoe dat komt.
Daarbij leveren zij kritiek op wat zij noemen ‘folkpolitics’. ‘Folkpolitics’ was het uitgangspunt van de nieuwe sociale bewegingen tot nu toe. Wat zijn daar de kenmerken van? In de eerste plaats de verheerlijking van het horizontalisme. Dit betekent, dat verticale organisatiestructuren met een hierarchische represenatie van een achterban door gekozen vertegenwoordigers in een soms bureaucratische organisatie of via verkozen organen van parlementaire snit werden verworpen. Beslissingen moeten worden genomen in algemene vergaderingen met face to face relaties, waar iedereen een gelijke stem heeft en net zolang gediscussieerd wordt tot er een consensus ontstaat. Er wordt naar gestreefd dat niemand in die algemene vergaderingen meer macht heeft dan de ander, en iedere beslssing moet in die algemene vergadering worden genomen.
In de tweede plaats is er de verheerlijking van het kleinschalige en het lokale. Klein en lokaal is mooi en milieuvriendelijk, grootschalig en mondiaal is verwerpelijk, leidt tot het slepen met goederen over de wereld dat zeer milieuvervuilend is. Grootschalige productiestructuren op basis van mondiale productie van onderdelen van het product worden verworpen.
De schrijvers van het boek zien deze uitgangspunten als de organisatorische blokkades voor het verder verspreiden van de sociale bewegingen tot een machtige stroming, die de ontwikkelingen in de wereld zou kunnen beïnvloeden. Het horizontalisme betekent in veel gevallen in de eerste plaats vaak een impliciete uitsluiting van sommige groepen. Om deel te nemen aan de vaak lang durende algemene vergaderingen bij een actie zoals een bezetting of een staking wordt van de deelnemers veel energie en tijd gevraagd. En kennis en vaardigheden om het geheel te kunnen overzien. Veel mensen hebben die tijd, energie en/of kennis en vaardigheden niet, en worden zo uitgesloten.
In de tweede plaats leidt het ver doorgevoerde horizontalisme ertoe, dat de discussie beperkt blijft tot de situatie van de bezetting zelf en de voortzetting ervan. Dergelijke organisatiestructuren zijn ongeschikt om een antwoord te formuleren op de abstracte, complexe mondiale structuren van nu in het neoliberalisme en de kapitalistische productie, die alleen begrepen kunnen worden en bestreden door meer geavanceerde organisatiestructuren op te zetten.
De verheerlijking van het lokale en kleinschalige leidt ertoe, dat geen samenwerkingsverbanden op grotere schaal ontstaan die gemanaged worden. Occupy slaagde er niet in, coalities met andere groepen aan te gaan en een coordinatie te bewerkstelligen tussen de verschillende Occupygroepen die duurzaam was. De schrijvers plaatsen vraagtekens bij de veronderstelde milieuvriendelijkhheid van lokale productie, die vaak als een soort dogma in de milieubeweging wordt gehanteerd. Ze geven voorbeelden van productie, die beter mondiaal georganiseerd kan worden. Dit zijn o.a. de redenen, waarom de nieuwe sociale bewegingen wel successen hebben geboekt bij het doorvoeren van verbeteringen op bescheiden schaal -bijvoorbeeld het openhouden van een bibliotheek, of convenanten met grote bedrijven over de uitgangspunten van de productie, of het invoeren van sociale milieuvriendelijke doelstellingen in een klein deel van de kapitalistische productie dmv kleinschalige milieuvriendelijke produktie- maar de nieuwe sociale bewegingen zijn er niet in geslaagd om het neoliberalisme werkelijk fundamenteel uit te dagen en te beïnvloeden.
Ondanks de sociale bewegingen gingen de neoliberale ontwikkelingen gewoon door. Dat vereist een utopisch perspectief op basis van organisatiestructuren waarin bureaucratie als neutraal middel, representatie en hierarchische structuren ook aanwezig zijn om een effectieve macht voor een betere wereld op te bouwen.
Na lezing van het boek heb ik wel wat bedenkingen. De verheerlijking van de technologische vooruitgang bijvoorbeeld loopt in het boek uit op de veronderstelling, dat wij open zouden moeten staan voor de ontwikkeling van cyborgs, half mens half machine. Nou, ik weet het niet hoor, dat lijkt me toch een idee waar haken en ogen aan zitten. In de tweede plaats is het maar de vraag, of de voorgestelde aanpak van de schrijvers wel werkt. Hun analyse van de opkomst van het neoliberalisme is een beetje een samenzweringsachtige theorie, waarin een klein obscuur groepje gelijkgezinden door slim manouvreren erin slaagde hun theorie hegemoniaal te maken. De schrijvers zeggen in dit verband zelfs, dat de kapitalisten eerst helemaal niet ingenomen waren met de oplossingen die de neoliberalen voorstelden. In hoeverre sloot de theorie dan toch naadloos aan op de problemen die de kapitalisten ondervonden bij de accumulatie van hun kapitaal en in hoeverre zal een andere alternatieve theorie, die frontaal tegen die belangen ingaat, dezelfde sucessen boeken?
1* Inventing the Future: Postcapitalism and a World Without Work Paperback – November 17, 2015 by Nick Srnicek en Alex Williams, Verso