Anarchisme. Verzet Tegen Alle Hiërarchieën En Kapitalisme
Anarchisme, Een introductie, luidt de titel van het onlangs verschenen boekje, uitgegeven door de Vrije Bond. De ondertitel verduidelijkt de inhoud ervan: ‘Analyse van heden en verleden, Strategieën voor de toekomst’. De hoofdtitel klinkt lichtvoetiger dan de gewaagde ondertitel. Er zit immers een aanmerkelijk verschil in of het om een introductie gaat of om een (a) analyse van heden en verledenen (b) strategieën voor de toekomst. Mijn bespreking van de tekst is dan ook in tweeën gedeeld. Eerst geef ik een beeld van de opzet van de introductie, daarna weeg ik de pretenties (analyse en strategieën).
(Door Thom Holterman, oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde)
Pamflet
Al bij het woord gericht tot de lezer onder het kopje ‘Hoe de tekst te lezen’ wordt op de het bestaan van de tweedeling gewezen: ‘Dit pamflet bestaat uit twee delen die elkaar aanvullen’. Het gebruik van het woord pamflet maakt duidelijk dat men met een tekst van doen heeft die moet overtuigen van een visie, van een opvatting in dit geval een over de maatschappij, te weten een anarchistische. Dat wordt kort en goed in enkele hoofdstukken uitgelegd.
Na een inleiding komen we drie hoofdstukken tegen waarvan de titels onomwonden aangegeven waarover ze handelen. I: Waar we tegen vechten: kapitalisme en overheersing. II: Wie we zijn en wat we doen: revolutie en anarchisme. III: Hoe we vechten: het bouwen aan een revolutionaire cultuur. Het zijn stuk voor stuk titels een pamflet waardig en eenieder die geïnformeerd wil worden weet meteen wat hem of haar te wachten staat. Tussen de hoofdtekst door zijn hier en daar twee pagina’s geweven, direct herkenbaar omdat ze in rood zijn uitgevoerd. Die behandelen een bepaald historisch of actueel thema. Ook vindt men in de tekst vetgedrukte termen die achterin het pamflet in een ‘Revolutionaire appendix’ worden uitgelegd.
Duidelijk wordt dat de strijd tegen kapitalisme in feite mede een strijd is tegen onderscheiden verschijnselen zoals seksisme (patriarchaat), nationalisme, racisme, homofobie, autocratie. Maar hoe verscheiden ze ook zijn, ze blijken alle dragers van onderdrukking en overheersing. En dat is precies waar anarchisten van toen en nu verzet tegen aantekenen. Dat die verschijnselen zich hebben kunnen vestigen en zich als blijvend manifesteren, maakt het haast als vanzelfsprekend dat zich daarvoor een culturele basis heeft ingericht. Dit houdt in dat een antikapitalistische strijd tevens aandacht moet schenken aan een revolutionaire cultuur om die heersende cultuur te verdringen. Dat wordt ook beoogd en terecht. Niet alleen in economische zin moet het systeem om, maar ook het denken over al die zaken die dat kwalijke systeem bevestigen, zeg ‘het culturele’ moet om. Het is met het pamflet in de hand om mensen daarvan te overtuigen.
De uitgave van dit pamflet past binnen de rol van een revolutionaire organisatie. Die rol wordt mede als volgt omschreven: ‘het produceren van flyers, posters en pamfletten, het organiseren van bijeenkomsten en acties om verbindingen te maken en trots te herwinnen, te delen en onze geschiedenis over te dragen’ zo lees ik op p. 76. Het is zeker een facet dat niet over het hoofd gezien mag worden. Het is echter niet nieuw, mocht dat worden gedacht. Het anarchisme als onderdeel van de arbeidersbeweging is daar al een anderhalve eeuw mee bezig geweest…Een transformatie van een kapitalistische maatschappij in een anarcho-communistische, zoals als het pamflet predikt (p. 39), vereist echter meer. Wat daarover in het pamflet wordt geschreven, is iets om eens kritisch te bekijken. Daarvoor richt ik me op wat we in de laatste hoofdstukken verspreid tegenkomen.
Prefiguratieve politiek
In Nederland is de Duitse studie getiteld Anarchismus van een kleine halve eeuw geleden van de hand van de Duitse politicoloog Peter Lösche (1939-2016) weinig bekend. Lösche constateert in 1977 dat door het ontbreken van eenduidigheid wat de term anarchisme aangaat – er zijn vele ‘anarchismen’, die soms zelfs tegenstrijdig aan elkaar zijn – er geen fatsoenlijk onderzoeksobject onder die naam te construeren is. Zo heb ik zelf hierboven het anarchisme als onderdeel van de arbeidersbeweging opgevoerd. Dit ‘als’ moet hier worden gelezen in de betekenis van aanduiding voor een voorwaardelijkheid. Immers, er zijn mensen die bestrijden dat het er een onderdeel van kon/kan zijn.
Een van de dingen die Lösche doet vanwege het ontbreken van een eenduidig onderzoeksobject, is te kijken naar wat er zich in het verleden heeft aangediend onder de vlag van het anarchisme. Daarvoor neemt hij in ogenschouw wat in Duitsland, Spanje en Rusland is opgetreden: vroeg-socialisme, syndicalisme, radencommunisme. Het pamflet van de Vrije Bond zit in dezelfde groef. In de verbijzonderde afdelingen van de hierboven genoemde twee pagina’s in rode kleur uitgevoerd, komt men bijvoorbeeld tegen Spanje (zelfbestuur), Rusland (Kronstadt en de sovjet; Arbeidersraden; organisatie van de revolutie). Een andere aanwijzing is dat het pamflet deels gebaseerd is op de introductie van het anarcho-communisme van de Engelse anarchistische federatie. In die Engelse tekst komt men expliciet de klassieke verwijzingen naar vroegere anarchisten met naam genoemd tegen. In het pamflet zijn evenwel alle verwijzingen weggelaten ten behoeve van de leesbaarheid. Ik laat dit alles verder ongemoeid. Het gaat mij om dieper liggende zaken.
Zo besteedt het pamflet aandacht aan reformisme versus revolutie. Het betreft een discussie zo klassiek als de moderne sociale beweging oud is. Een ogenschijnlijk nieuw facet daarvan dat we in het pamflet tegenkomen, draagt de naam lifestyle-politiek (of individuele reactie). Er wordt mee bedoeld dat er mensen zijn die individueel buiten het kapitalisme proberen te leven (je ophouden ‘buiten het systeem’). Echt nieuw is dat niet. Zo kende men in Frankrijk begin 20steeeuw wat dat aangaat de ‘milieux libres’. Wat het pamflet voor de lifesyle-politiek aangeeft is precies wat de milieux libres deden: men probeert zo onafhankelijk mogelijk van het huidige systeem te leven (p. 47).
Het is het ‘lifestyle anarchism’ dat jaren terug zwaar onder vuur heeft gelegen van de Amerikaanse libertaire denker Murray Bookchin (1921-2006). Die besloot als uitkomst van de discussie (en zijn onbegrip daarover) zelfs om op te houden zich anarchist te noemen. Hij stapte over op wat bij hem heet libertair municipalisme. Het wil vervolgens dat de Turks-Koerdische PKK-leider Öcalan zijn marxisme-leninisme inwisselde voor de gehuldigde libertair-municipalistische visie van Bookchin. Deze libertaire omslag wordt in bepaalde anarchistische kringen gewaardeerd, zo kan men ook uit het stuk opmaken van Debbie Bookchin, de dochter van Murray, in The New York Review of Books. De titel van haar bijdrage luidt: ‘How My Father’s Ideas Helped the Kurds Create a New Democracy’ (15 juni 2018). Ook het pamflet geeft uitdrukking van die waardering door het als voorbeeld van sociale transformatie in Rojava, Noord-Syrië te presenteren (in rode pagina’s opgenomen). Net als met veel andere (politieke) zaken kan men daar verschillend naar kijken. De strijd die in het betreffende Syrische gebied wordt gestreden, vindt mede plaats onder dekking van de Amerikaanse luchtmacht en dus is wellicht op te merken dat Rojava een voorpost vormt van Amerikaans imperialisme in Syrië… In ieder geval valt mij op dat in het pamflet aan een meer voor de hand liggend voorbeeld van sociale transformatie geheel voorbij wordt gegaan, te weten het zapatistische sociale ‘experiment’ in Chiapas(Mexico).
De Franse historicus Jérôme Baschet, die afwisselend leeft en doceert in Parijs en San Cristóbal (Chiapas) is een van de mensen die daar indringend over publiceert, zoals in zijn Vaarwel aan het kapitalisme. Ook daar gaat het om strijd en wel tegen de federale staat Mexico om de verwerving van autonomie van hun regio (Chiapas) en de verdediging van hun politieke en economische maatschappijmodel (libertair/antikapitalistisch). Dat wat tot nog toe aldaar is uitgewerkt heeft voor een groot deel de vorm van duale machtssituatie. Welnu, de lifestyle-politiek en de duale machtssituatie worden beide nog net niet verworpen in het pamflet, maar er wordt wel zeer kieskeurig naar gekeken. De argumentatie daarvoor in het pamflet is dubbelzinnig. Dat moet ik toelichten. Ik begin daarvoor bij de term prefiguratie.
In het kader van sociale bewegingen wordt de term prefiguratie gebruikt om aan te geven dat in de middelen (ingezet voor sociale transformatie) het doel zichtbaar moet zijn. De middelen moeten het doel reflecteren. Deze opvatting staat diametraal tegenover het leninistische (machiavellistische) ‘het doel heiligt de middelen’. In het pamflet komt men twee elkaar niet geheel dekkende omschrijvingen van prefiguratie tegen. In de tekst leest men voor prefiguratie: ‘een nieuwe samenleving bouwen in de huls van de oude’ (p. 46). In de ‘Revolutionaire appendix’ heet het dat in de handeling (middel) zich de wereld weerspiegelt die geschapen zal worden (doel). Prefiguratieve politiek is dus op een manier georganiseerd die de toekomstige maatschappelijke organisatie representeert (p. 86). De omschrijving in de appendix is een correcte.
De eerste omschrijving echter geeft in dat ‘de huls van de oude’ een omklemming blijft van het nieuwe. Dat is een onjuiste zienswijze. Maar ze maakt wel de kritiek op prefiguratie mogelijk zoals die in het pamflet voorkomt. Omdat de zienswijze onjuist is, maakt het die kritiek dubieus. De kritiek die het pamflet te lezen geeft luidt: het [de prefiguratieve politiek] levert beperkingen op, je kan in een valkuil terecht komen en bovendien kunnen de alternatieven verzanden (p. 47). Ongetwijfeld. Maar wanneer zou dat allemaal (die beperkingen, valkuilen, verzanden) niet aan de orde zijn? De kans daarop kan zich toch altijd en overal voordoen? Kennelijk niet, te weten als ze tot revolutie zou leiden, lezen we in het pamflet. Zo worden de twee strategieën lifestyle-politiek en duale machtssituatie niet volledig verworpen, maar ‘we denken dat ze op zichzelf niet tot een revolutie leiden’, wordt in het pamflet gesteld (p. 47). Revolutie vormt dus de harde kern.
Reformistisch versus revolutionair
De kritiek is terug te vinden in het onderscheid dat het pamflet maakt tussen reformisme en revolutie. Om te begrijpen waar het kenmerkende verschil zit kan men denken aan de strijd tegen uitbuiting. De reformistische strijd probeert het niveau van uitbuiting aan te pakken (het is uit op minder uitbuiting, op een eerlijker verdeling). De revolutionaire strijd stelt de uitbuiting in zijn geheel ter discussie (p. 60-61). Maar ik zou denken dat er kan een eerlijker verdeling kan worden binnengehaald en tegelijk kan de revolutionaire strijd worden voortgezet. Als je de gehuldigde opvatting omkeert, zou je zelfs bijna geneigd zijn de revolutionaire strijd te staken, indachtig wat er eind 19deeeuw in Duitsland aan de orde was. Daar en toen had de term ‘anarchisme’ veel schrik in de maatschappij teweeggebracht. Daarop volgde een manipulatief gebruik van het angstsyndroom, legt Lösche uit (Anarchismus, p. 7). Zo instrumentaliseerde Bismarck die angst met het afkondigen van ‘socialistenwetten’: sociale wetgeving om opstandige arbeiders zoet te houden terwijl ze de sociale strijd juist zouden moeten voortzetten. Doorpakken, zouden we dat nu wellicht noemen…
De discussie over reformistisch handelen speelde al een eeuw geleden. Ik moet daarbij denken aan de Duitse anarchist Gustav Landauer (1870-1919), ja, de man die actief was voor de Münchener Radenrepubliek en die een vertegenwoordiger van het anarcho-communisme mag heten. Landauer was zich bewust dat een vernieuwing van de menselijke leefomstandigheden slechts mogelijk zou zijn door middel van een veelvoud van coöperatievormen (consumptie/productie), gefedereerd in bonden met als organisatorisch doel vereniging in maatschappelijke verbanden. Zijn visie had een grote bandbreedte. Niet voor niets wordt hij ook als een cultuursocialist gezien (Wolf Kalz, 1967). Als het om Landauer gaat mag men twee dingen niet vergeten te wegen.
Ten eerste is daar zijn revolutie-begrip, te weten dat de staat niet door een revolutie is af te schaffen (als een ding stuk maken). Door die te passeren onder gelijktijdige verwerkelijking van nieuwe betrekkingen tussen mensen, treden we uit het kapitalisme (Lösche, p. 69). Die verwerkelijking van nieuwe betrekkingen tussen mensen vindt bij Landauer plaats via de genoemde coöperatieve, federale verbanden in radenconstructies. Hiermee hebben we tegelijk een voorbeeld van een prefiguratieve optie avant la lettre. De handelingen waarover het hier gaat zijn vormen van directe actie. Ten tweede geldt voor hem dat alles wat wij hier binnen het kader van directe actie aantreffen handelingen behoren te zijn op basis van non-violence (‘geestelijke weerbaarheid’ bij Bart de Ligt). Het zou dus een grove misvatting zijn dit alles onder de noemer van ‘reformisme’ opzij te zetten omdat er valkuilen kunnen bestaan of dat de boel kan verzanden, of omdat het niet tot revolutie leidt (want dat laatste weet je nooit, tenzij je een klassieke marxist bent).
In het pamflet wordt nog een andere grote dreiging genoemd: het inkapselingsgevaar. Dat een dergelijk gevaar bestaat, ontken ik evenmin. Maar noem mij voorbeelden van directe actie die dat gevaar niet kennen. Een onaangekondigde demonstratie wellicht. Maar daarover kan men zich weer afvragen hoe die tot revolutie leidt… In het pamflet komen we dan ook geen als zodanig benoemde voorbeelden tegen, terwijl je dat in zo’n tekst juist zou verwachten. Wat we wel tegenkomen zijn weinigzeggende voorstellen: ‘Als we onszelf zien als een gemeenschappelijk uitgebuite groep, is het ook logischer om op een collectieve manier te reageren’. Als, ja als…Hoelang worden we al niet uitgebuit? Hoelang bestaat er dus al een reden om op de aangegeven wijze te reageren? En hebben in de loop van de geschiedenis mensen niet weldegelijk daarop massaal gereageerd? Wat is er misgegaan? In plaats dat te analyseren en dan met concrete oplossingen ervoor te komen, worden we getrakteerd op niet minder dan: ‘daarmee heeft het de potentie om het begin te zijn van een massabeweging, en daarmee de basis voor een nieuwe samenleving’ (p. 49). Was het maar zo’n gebakken eitje, dan had Mei ’68 en het verbond tussen arbeiders en studenten meer dan twee rode pagina’s in het pamflet gekregen: op het hoogtepunt waren zeven miljoen mensen in staking! Daar hadden we dan de realisatie van een geweldige massabeweging…
De reactie zal zijn: ‘We moeten concreet worden om recht te doen aan die strijd’ (p. 54). Ja, concreet, eindelijk. En dan komt men in het pamflet los. Als grote dingen van verzet worden genoemd stakingen, demonstraties, rellen, bezettingen van werkplekken en publieke gebouwen. Als kleine tekenen van verzet op straat of op het werk, de buurtgroep die het leven in de buurt dragelijker maakt (dat is nu ineens geen reformisme?), het kookproject voor minder bedeelden (geen gevaar nu voor inkapseling?). Het VVD-span Rutte-Dijkhoff zal overigens tevreden zijn met dit soort acties, dat het als onderdelen van de door hen gehuldigde opvatting over de ‘participatiesamenleving’ en de ‘doe-democratie’ zal ervaren. Dit lijkt me tamelijk bizar voor een revolutieprediking.
Het wordt nog vreemder als men eerst over allerlei zaken heeft vernomen dat ze vaak eerder reformistisch zijn, om later te leren dat ze onder welgevallige ‘directe actie’ vallen. Wanneer? ‘Als het inkapselen kan worden voorkomen en mensen directe actie ondernemen om zichzelf en elkaar in hun behoeften te voorzien, dan kan deze strijd om sociale voorzieningen geweldige dingen voortbrengen’. Maar aanwijzingen ontbreken hoe in dit geval inkapseling te voorkomen. ‘Het is de transformatie waarbij we de belangrijke onderdelen van ons dagelijks leven zelf in de hand hebben, waar die op dat moment in handen zijn van staat en kapitaal’ (p. 69). Zitten we dan niet meer ‘in de huls van de oude maatschappij’? Overigens is de frase mij niet vreemd en ik kan mij erin vinden. Maar laten we niet vergeten dat het verschijnsel ‘dagelijks leven’ een halve eeuw geleden al heel wat uitdagender als onderwerp op de snijtafel van de Franse situationist Guy Debord (1931-1994) lag…
Samengevat constateer ik dat het antwoord nog moet worden geformuleerd op de vraag wat er programmatisch (dus geen blauwdruk) en concreet moet gebeuren in een prefiguratief perspectief om daadwerkelijk in het heden beginnend een gestalte van het anarcho-communisme te ontwaren. Dat lijkt mij een mooie opdracht voor een tweede druk van het pamflet.
Thom Holterman
Anarchisme, Een Introductie. Analyse van heden en verleden, Strategieën voor de toekomst, Vrije Bond, Amsterdam, 2018, 91 blz., prijs tussen de 5 en 7,50 euro