De Klimaatkwestie: Het Catastrofisme En Groene Kapitalisme
Dat het kapitalisme een aantal onoplosbare tegenstellingen in zich bergt weten we al sinds Marx. Diens voorspelling dat het kapitalisme zou instorten is evenwel niet uitgekomen. Het kapitalisme heerst nog omdat aanhangers ervan kans hebben gezien het telkens aan te passen. Dit maakt ook dat de inherente tegenstellingen blijven bestaan. Dat ervaren we aan de destructieve krachten voelbaar en zichtbaar op allerlei plaatsen in het sociale en het natuurlijke milieu, dichtbij en ver weg.
(Door Thom Holterman, oorpsronkelijk gepubliceerd op Libertaire Orde)
Al een aantal jaren zijn aanhangers van het kapitalisme bezig om een groene saus aan te maken om het kapitalisme groen te kleuren. Een term als ‘duurzaamheid’ behoort tot een van de pigmenten bij de aanmaak van die kleur. Het doet het goed in kapitalistische kringen. Allerlei ecologisten gaan dan ook in het kielzog van die kringen mee. Maar groene economie is een mythe, zo legden Anneleen Kenis en Mathias Lievens een paar jaar geleden overtuigend uit in hun boek De mythe van de groene economie (Utrecht, 2012).
De hedendaagse Franse geograaf en anarchist, docent aan een van de universiteiten in Lyon, Philippe Pelletier, zit op deze antikapitalistische lijn. In zijn onlangs uitgekomen boek Climat & Capitalisme vert gaat hij vooral in op de wijze waarop economisch en politiek gebruik wordt gemaakt van het catastrofisme om mensen te winnen voor het idee van het groene kapitalisme. Stap voor stap ontleedt Pelletier deze kapitalistische strategie in een scherpe kritiek op het ideologisch-institutionele bouwwerk dat is opgericht (vanaf de ‘Club van Rome’) en de ‘sturing op de angst’.
In feite, zo blijkt, maakt het voor de dominante macht niet zoveel uit of het om global warming of global cooling gaat. Steeds zal er een set van argumenten bedacht worden om het kapitalisme een kans op overleven te bieden. In het ene of het andere geval, er kan altijd door de dominante macht gedramatiseerd worden om mensen achter zich te krijgen. Dit aan de kaak stellen ziet Pelletier als een van zijn taken.
Klimaatsceptici?
Voor de goede orde kan het geen kwaad om op te merken, dat anarchisten noch Pelletier zich tot de klimaatsceptici rekenen. Als zij ‘sceptisch’ staan, is dat een inherent gegeven van het bedrijven van wetenschap, waarbij het bestaan van de nodige twijfel juist stuwt in het zoeken naar het verkleinen van die twijfel. Daarnaast is er sprake van een andere soort twijfel: de competentie van iemand. In de klimaatdiscussie wordt daar zeer mee ‘gesjoemeld’.
Een voorbeeld van de wijze waarop we maar moeten geloven dat het waar is: de sneeuw van de Kilimandjaro (Afrika) smelt volgens de overbekende Al Gore weg als gevolg van de global warming. Maar er zijn foto’s beschikbaar, zo is bij Pelletier te lezen, die aantonen dat het wegsmelten begon rond 1880, dus lang voor de toename van broeikasgas. Wat tonen de foto’s: het begin van de ontbossing van de flanken van de berg; de ontbossing zorgde voor een afname van de plaatselijke regenval en daarmee voor een teruglopen van het besneeuwen. Over de ontbossing hoor je niemand…
Verder mag er niet aan worden voorbij gegaan, zoals dat voor elk type onderzoek geldt, dat zich belangenverstrengeling voor kan doen. Wie wordt door wie ingehuurd om welke belangen te verdedigen? Want ook in de klimaatdiscussie geldt: wiens brood men eet diens woord men spreekt. Tot slot moet er in dit kader op worden gewezen dat een kritische benadering van de klimaatdiscussie niet betekent dat anarchisten noch Pelletier menen, dat er geen milieuproblemen zouden bestaan. Integendeel. Er zijn problemen te signaleren van ongekende geografische omvang en intensiteit. De lucht-, water- en bodemvervuiling, de destructie gepleegd door verschillende vormen van mijnbouw, olie- of gaswinning (denk aan Groningen), de intensieve, grootschalige landbouw en veeteelt (megastallen), de overbevissing van zeeën en oceanen, de ontbossing (saharavorming), het zijn allemaal niet te ontkennen (staats)kapitalistisch ingegeven destructievormen.
Pelletier bespreekt dit soort uitgangspunten om duidelijk te maken dat hij de institutionele en politieke omgeving analyseert rond de klimaatkwestie. Die is gericht op de instandhouding van het kapitalistische productiestelsel, terwijl we daar nu juist vanaf moeten zien te komen, willen we een eind kunnen maken aan alle destructie die we om ons heen zien. De nadruk ligt hier op zien, op observatie dus. Daar ligt de nadruk op vanwege het feit dat in de klimaatkwestie er juist institutioneel gemikt wordt op geloven.
We worden geacht, aldus Pelletier, te geloven dat de leiders, in het bijzonder regeringsleiders, de regeringen, de staten en hun raadgevers, ons de diagnostiek van het probleem en de oplossing ervoor zullen verschaffen. Terwijl juist zij het probleem zijn. Wat wij moeten doen is het vergiftigingsproces analyseren dat zich binnen dat ‘geloven’ bevindt. Het boek van Pelletier vormt daartoe een voorzet.
Institutionele ‘schurken zonder grenzen’
In de loop van de jaren 1960 en de beginjaren 1970 werd de klimaatkwestie opgezet rond de global warming. Om goede redenen kwam die niet eerder voor op de politieke, technocratische en wetenschappelijke agenda: de decennia 1940, 1950, 1960 kenden namelijk een lichte global cooling. Pelletier beschrijft hoe dit alles is gevat in een retoriek die de angst, het alarmisme, het catastrofisme en het ‘urgentiedenken’ cultiveert. In dit licht besteedt hij aandacht aan de oprichting van de ‘Club van Rome’ (1968): wie erbij betrokken zijn, welke personele lijnen er lopen naar de politiek en het grote bedrijfsleven, waarvan een deel zich ophoudt in privéclubs als de Bilderberg Groep en de ‘Trilaterale Commissie (opgericht 1973). Het is vooral een stoet van ‘schurken zonder grenzen’.
Het grootste deel van de personen die in de voornoemde clubs institutionele posities bezetten hebben niets met het klimaat maar alles met geld en macht te maken. Zo de Bilderberg Groep, genoemd naar de plaats waar de eerste conferentie (mei 1954) van die groep werd gehouden: Hotel De Bilderberg in Oosterbeek (Nederland). Initiatiefnemers waren ondermeer de topman van Unilever (Paul Rijkens) en prins Bernard. Fijntjes merkt Pelletier over de laatste op, dat het hier ook gaat om een oud-lid van de Duitse nazi-partij en zelfs van de SS. Tevens is hij oprichter-voorzitter geweest van het World Wildlife Fund (de Nederlandse tak heet ‘Wereld natuur Fonds’), terwijl we weten dat hij regelmatig op safari ging: jagen op grootwild in Afrika met zijn rijke maten. Prins Bernhard bleef voorzitter van de Bilderberg Groep tot 1967. Hij raakte toen in opspraak wegens zijn rol in de Lockheedaffaire: het aannemen van 1,1 miljoen dollar aan steekpenningen van de vliegtuigbouwer Lockheed. De Bilderbergconferenties worden door giften van bedrijven en particulieren gefinancierd. De conferenties gaan nog steeds door; het hoofdkantoor is gevestigd in Leiden.
De Trilaterale Commissie (een private organisatie in 1973 opgericht op initiatief van David Rockefeller, bankier, familie van de oliemagnaat J.D. Rockefeller) omvat enkele honderden privépersonen uit grote delen van de wereld. De commissie heeft tot doel de politieke en economische samenwerking tussen Europa, Zuidoost-Azië en Noord-Amerika te bevorderen. Deze commissie publiceerde in 1991, juist voor de klimaattop van Rio, een rapport waarin ondermeer te lezen is: ‘Bij het ontbreken van een hoogste externe dreiging, die gemakkelijk kon worden gedramatiseerd, zullen de burgers van democratische landen uiteraard de neiging hebben om bezorgd te zijn over interne aangelegenheden en problemen en die benaderen vanuit een binnenlands perspectief. Maar de Trilaterale Commissie kan helpen om de kosten te dramatiseren [mijn curs.] van een gebrek aan trilaterale samenwerking en een opdeling van de wereldeconomie in afzonderlijke blokken’. Pelletier citeert hier uit de tekst Beyond Interdependency (New York, 1991), waaraan ook de ‘bekende Nederlander’ Pieter Winsemius meewerkte. Ja, en u leest het goed: ‘helpen de kosten te dramatiseren’. Op die manier worden we van ‘hoger hand’ bespeeld.
Binnen het kader van de financiering van de activiteiten van de Club van Rome komt men ondermeer de auto-industrie tegen, waaronder Volkswagen. Dat bedrijf is niet het enige dat fraudeerde (sjoemelsoftware), zoals recent bekend werd. Klimaat? Poen, dat is waar het omdraait. Fraude en malversaties komt Pelletier ook tegen bij met name zelfbenoemde en of (nog) onbekende ‘experts’ – die dus wel de kans kregen onder de koepel van de Club van Rome te werken… Veel van dit soort feiten is al langer bekend, maar als je ze zo bij elkaar gezet ziet, dan is het allemaal wel heel ziek voor…natuur en milieu.
In dit institutionele kader mag niet de verwijzing ontbreken naar het ‘Intergovernmental Panel of Climate Change’ (IPCC). Het gaat hier om een groep intergouvernementele experts die zich met de ontwikkelingen van het klimaat bezighouden, opgericht in 1988. Het initiatief daartoe werd van harte gesteund door Margaret Thatcher (Eerste minister van Engeland) en de Franse politicus Jacques Delors (erelid van de Club van Rome). Dan weet je het wel: het klimaat is hun zorg niet, wel het verwerven en gebruiken van macht. Zo was Thatcher bezig met het breken van de macht van de vakbeweging – vooral van die van de mijnwerkers. Het kwam haar dan ook goed uit te pleiten voor versterking van de nucleaire industrie en de levering van ‘schone energie’ (kerncentrales). Dit zou de behoefte aan kolen drastisch verminderen, waardoor de mijnwerkers via hun vakbeweging geen politieke druk meer zouden kunnen uitoefenen op het regeringsbeleid…
De IPCC als intergouvernementele groep is een politiek organisme. Dat heeft zijn weerslag op het wetenschappelijke en geopolitieke niveau. Het maakt de wetenschappelijkheid van haar activiteiten twijfelachtig. Pelletier verhaalt van gecensureerde wetenschappers en wetenschappers van het tweede plan. Zo werd een vermaarde Noorse geoloog (Niels Morser) als voorzitter aangesteld van een internationale commissie, die in opdracht van het IPCC de veranderingen van de zeespiegel ging bestuderen. Tot zijn stomme verbazing trof hij een groep zogeheten specialisten aan, waarvan slechts één persoon hem vertrouwd was…
Religie
Wat Pelletier opvalt is dat de klimaatkwestie door een sterke ‘evangelistische’ lobby wordt bediend. Dat is ideologisch-retorisch verre van vreemd. Christenen van allerlei soort (rooms-katholiek en protestant) weten te werken met de emoties rond de ‘zondvloed’, dus met de angst als emotie. Neem de bekende Al Gore (vicepresident van de VS 1993-2001): baptistische activist van de integristische Born again. Hij kwam in de ecologische groef terecht na lezing van Silent Spring (1962) van Rachel Carson (1907-1964; bioloog en verwoed presbyteriaans evangeliste). De scenario’s van de films van Al Gore hebben alle het catastrofisme als grondslag. Pelletier belicht op deze manier nog enkele van dit soort ecologisten.
De religieuze benadering van de klimaatkwestie kent niet alleen een mystieke invalshoek (Gaïa, etc.) maar ook een methodische, legt Pelletier uit: een eschatologische – het eind van de wereld is geprogrammeerd door de ecologische destructie, gebrek aan brandstof of een kernexplosie, etc. –, een apocalyptische – het geprogrammeerde einde zal verschrikkelijk zijn en zal als het laatste oordeel verschijnen – en een messianistische – gelukkig, er is een Redder, men moet luisteren naar de predikers en goeroes die ons aanwijzen welk pad te volgen… Dit alles heeft tot doel dat men zich zal richten tot een hogere instantie – God, de partij, de mondiale gouvernance, de COP21 etc., om hen te smeken ons te redden. In de christelijke religie is Jezus onze redder; in het standaard ecologisme is die niet zo zichtbaar, maar er zijn enkele vervangers: de Natuur, Gaïa, Al Gore, IPCC, etc.
Een van de zaken die we hier zien is hoe de politieke en religieuze macht elkaar de hand reiken, ook in de klimaatkwestie, om beider dominantie in takt te houden. Pelletier laat zich dan ook niet de kans ontgaan om terug te verwijzen naar Kropotkin, die al een eeuw geleden op de rol van de predikers, de goeroes en stamhoofden wees. Zij allen zochten te profiteren van hun kennis van of geloof in de natuur, om hun gelijken te overheersen. Het is deze ‘logica’ van het aangenomen gezag, die identiek blijft tot in onze dagen.
Catastrofisme
In de kring van activisten lijkt een neiging te bestaan om het catastrofisme van de dominante ‘burgerlijke’ klimaatgoeroes over te nemen. Zij moeten beseffen dat dit in de kaart speelt van het groene kapitalisme, terwijl van hen een antikapitalistische kritiek is te verwachten. Het catastrofisme is een ideologisch wapen van het kapitalisme, aldus Pelletier. Van daaruit legt hij serieuze activisten het volgende voor.
Het is begrijpelijk dat zij door te alarmeren mens en gemeenschap gevoelig willen maken voor milieuproblemen – want bijvoorbeeld de bedreiging van de gezondheid van mens en dier is reëel. Toch, het catastrofisme kent zijn contraproductieve effecten. Het maakt dat mensen zich onmachtig voelen en besluiten tot een houding van ‘wat kan het mij schelen’. Dit kan weer uitlopen op een egoïstische houding van ‘na mij de zondvloed’.
Deze apathische of egoïstische opstelling maakt tegelijk dat zij zich overleveren aan het geheel van ‘klimaatgouvernance’, van machtigen, experts en statelijke constructies, dat zegt de klimaatkwestie wel te regelen. Verkeerde weg. In Frankrijk, zo geeft Pelletier weer, is bijvoorbeeld Nicolas Hulot al jaren actief op het vlak van het alarm slaan over milieukwesties. Maar wat Hulot als waarschuwing laat zien, heeft niets met de opwarming van de aarde te maken, echter alles met de kapitalistische jungle die heerst over de wereld van transport. Op die manier gepresenteerd worden, aldus Pelletier, bij Hulot dan ook zelden de wetenschappelijke gronden voor een bepaalde (mis)toestand duidelijk uitgelegd. Het is drama dat hij maakt.
Klimaat en anarchisten
Pelletier heeft met zijn boek de lezer van materiaal willen voorzien voor een kritische attitude. Gelet op de accenten die ik er uitlichtte, gaat dat ook anarchisten aan. Ook zij kunnen in allerlei valkuilen lopen, zoals die van het catastrofisme. De klimaatkwestie maakt het nodig, zegt Pelletier in zijn epiloog getiteld ‘Klimaat en anarchisme’, dat naar twee kanten wordt gewerkt. In de eerste plaats zal men zelf moeten trachten wetenschappelijke kennis op te doen, zoals via school. Het zal er vermoedelijk op neer komen, dat men eist dat op school er eindelijk eens serieus aan klimaatkwesties aandacht wordt geschonken, wat betekent dat men niet moet blijven hangen in ‘drama’ met mooie plaatjes.
Verder moet men zich concentreren op het eigen (stedelijk/regionale) milieu in relatie tot het naastliggende. Dat is zeker minder spectaculair in vergelijk met wat er diep in het Amazone woud of op de polen gebeurt. Op grond van kennis van het eigen en naastliggende milieu is het nodig de strijd tegen alle vormen van macht – politieke, economische, hiërarchische, etc. – te organiseren en slechts vertrouwen in zichzelf te hebben. Ga ook steeds weer de competentie na van hen die zich opwerpen als ‘kenners’ en schat hun sociale of politieke positie in, zodat je een idee krijgt van hun rol in het dominante systeem. Want wees er zeker van dat het catastrofisme door menigeen wordt gebruikt als middel om daar electorale munt uit te slaan voor een politieke carrière, waarschuwt Pelletier op de laatste bladzijde van zijn boek.
Thom Holterman
PELLETIER, Philippe, Climat & Capitalisme vert. De l’usage économique et politique du catastrophisme, Nada Éditions, Paris, 2015, 135 blz., prijs 15 euro.