de vergeten oorlog van Kieft
… begon met de moord op Claes Swits in 1641
Terwijl Duitsland door de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) verscheurd werd, beleefde de Republiek der Verenigde Nederlanden een bloeiperiode. De Gouden Eeuw had echter wel een zwart randje. In ons nationale bewustzijn hebben we de oorlog van Kieft (1643 tot 1645) keurig verdrongen. Maar in het Hudsonjaar komen ook de zwarte bladzijden uit onze koloniale geschiedenis naar boven. Drie Nieuw-Nederland deskundigen, Kees-Jan Waterman, Jaap Jacobs en Charles T. Gehring schreven in het kader van het Hudsonjaar het boek Indianenverhalen – De vroegste beschrijvingen van Indianen langs de Hudsonrivier (1609-1690) en daarin wordt de wrede oorlog tussen de Hollandse kolonisten en de Wickquasgeek indianen niet vergeten.
De kolonisten wilden liever geen oorlog omdat de indianen hen waardevolle handelswaar gaven als pelzen. De gouverneur Kieft ging tegen wil en dank toch door met zijn plan.
In augustus 1641 werd de kolonist Claes Swits in Nieuw-Amsterdam door een Wickquasgeek-Indiaan vermoord. Het motief was wraak voor een eerdere overval en moord vijftien jaar daarvoor door Europeanen op een Indiaanse familie. De toenmalige bestuurder van de kolonie, Willem Kieft, greep deze moord aan om af te rekenen met de indianen in de buurt. De kringen rond Kieft zagen de indianen als een hindernis om de kolonie verder te laten doorgroeien. Om steun te verwerven onder de Europese bevolking voor een aanval op de Indianen richtte Kieft een raad van twaalf op, bestaande uit twaalf prominenten van de kolonie, die hem moest adviseren. De raad ging akkoord dat de daders voor de moord moesten worden gestraft, maar vonden het toch raadzaam om eerst te zoeken naar een diplomatieke oplossing. De gouverneur moest volgens de raad de Indianen herhaaldelijk vriendelijk vragen de dader uit te leveren. Kieft weigerde dit advies te volgen en verbood ook nog enige verdere samenkomst van de raad, toen deze daadwerkelijk inspraak wilde. De kolonisten wilden liever geen oorlog omdat de indianen hen waardevolle handelswaar gaven als pelzen. De gouverneur Kieft ging tegen wil en dank toch door met zijn plan.
(Bron: nl.wikipedia.org)
Detail van een kaart van Nicolaes Visscher van Nieuw-Nederland uit 1656. Dit is een latere druk uit 1685 toen de Engelsen Nieuw-Amsterdam hadden omgedoopt tot New York.
Indianenverhalen
Op zoek naar een doorgang naar Azië voer Henry Hudson in 1609 de rivier op die later zijn naam zou dragen. Daarmee legde hij de grondslag voor de kolonie Nieuw-Nederland, met als hoofdstad Nieuw-Amsterdam, het latere New York. Hudsons tocht en de inbezitname van het gebied rond het eiland Manhattan bracht Nederlandse handelaars en kolonisten in direct contact met Indianen. Nederlandse predikanten, bestuurders en reizigers deden verslag aan het thuisfront over hun ontmoetingen met ‘wilden’, zoals zij bijna consequent werden aangeduid. Verwondering, fascinatie, afschuw en soms bijna etnografische afstandelijkheid strijden om voorrang in de beschrijvingen. In reisverslagen, brieven en journalen berichtten de nieuwkomers over het uiterlijk en de gebruiken van de inheemse bevolking. Boeiend zijn ook hun observaties van hoe de Indiaanse samenleving omging met zaken als bijvoorbeeld bezit of macht.
In Indianenverhalen zijn de vroegste beschrijvingen van deze Indianen samengebracht, ingeleid en verklaard door drie Nieuw-Nederlanddeskundigen. Ondanks het ontbreken van Indiaanse geschreven bronnen beschikken we met deze overleveringen toch over kennis van de levenswijze van de oorspronkelijke Amerikanen. Bovendien kunnen we door deze geschriften ook meer over de 17de-eeuwse Nederlanders zelf te weten komen. Wat zeggen hun beschouwingen en interpretaties van de Indiaanse culturen over hén?
Indianenverhalen: De vroegste beschrijvingen van Indianen langs de Hudsonrivier (1609-1690) – Kees-Jan Waterman, Jaap Jacobs en Charles T. Gehring – Walburg Pers – ISBN: 9057306263 – 22,50