De Zich Verorberende Maatschappij.
De Zich Verorberende Maatschappij. Kapitalisme, Mateloosheid, Zelfdestructie. Een Infantiliseringsmodel
(Door Thom Holterman, oorpsronkelijk verschenen op Libertaire Orde)
In het boek De avonturen van de koopwaar, dat ik reeds besprak van de filosoof Anselm Jappe ontwikkelde hij een radicale kritiek op de kapitalistische maatschappij. Zo’n maatschappij wordt geregisseerd door handel, geld en arbeid. Als handelingssysteem loopt het kapitalisme uit op destructie van zijn bronnen (mens en milieu). Het ‘systeem’ eet als het ware zichzelf op. De uitwerking van die gedachte komt bij Jappe aan de orde in zijn tweede boek. Dat aansluitende tweede boek is getiteld La société autophage, Capitalisme, démesure et autodestruction (De zich verorberende maatschappij, Kapitalisme, mateloosheid en zelfvernietiging).
Jappe is niet de eerste en enige die wijst op de gesignaleerde samenhang: kapitalisme/ zelfdestructie. Op de kop af een eeuw geleden wees de beroemde Engelse filosoof, wiskundige en maatschappijcriticus Bertrand Russell (1872-1970) daar al op in een van de artikelen opgenomen in zijn bundel uit 1917 (herdruk 1963) getiteld Political Ideals. Daaruit citeer ik hem: ‘Kapitalisme en loonsysteem moeten worden afgeschaft. Het zijn tweelingmonsters which are eating up the life of the world’. ‘Ons huidige [1917!] systeem’, zo gaat hij verder, ‘wordt hoofdzakelijk verdedigd op grond van het feit dat het de grootst mogelijke productie van materiele goederen oplevert. Maar dat doet het op een kortzichtige manier, met behulp van methoden die op de lange duur verspillend zullen zijn, zowel wat menselijk materiaal als natuurlijke hulpbronnen aangaat’.
Russell wijst daarbij op de logica van de kapitalistische onderneming die rusteloos gelooft in het belang van toenemende materiele productie. ‘De gehoorzaamheid aan dit geloof, zegt hij, zal nieuwe delen van de aarde onder de heerschappij van de industrie brengen. Alles zal worden geëxploiteerd tot een niveau dat het is uitgeput. Alle energie van de wereld wordt gestoken in een onmiddellijke productie van iets. En ondanks dat wordt het huidige [1917!] systeem verdedigd op grond van that it safeguards progress!’.
Jappe analyseert in zijn De zich verorberende maatschappij dit systeem en deze logica tot op het bot. Hij opent zijn betoog met een verwijzing naar een verhaal uit de Griekse mythologie dat over een koning gaat, die zichzelf opeet omdat niets zijn honger kan stillen. Dit verhaal loopt als een metafoor door het boek van Jappe, waar hij de moderne kapitalistische maatschappij zich ziet overleveren aan een zelfvernietigende dynamiek. Hieronder enkele punten van verduidelijking.
Concurrentie
Wat onderhoudt de dynamiek waarvan hier sprake is? Kijkt men naar een ‘natuurlijk’ systeem dan merkt men limieten op die door de natuur gegeven zijn (je kan zoveel eten en drinken tot je misselijk wordt). Het vermeerderen (de ‘groei’), loopt tegen concrete limieten aan (je maag is te klein voor wat je ogen zien). Het kapitalistisch systeem werkt met abstracties. Geld is daar een van. De ‘groei’, accumulatie, kent geen limiet. ‘Waarde’ kent evenmin een door natuurlijke grenzen gestelde stop op groei. De materiele groei, waarbij de natuurlijke bronnen worden verbruikt, eindigt in het consumeren van de werkelijke wereld. De groei is voor Jappe daardoor als het ware tautologisch: ze groeit om te groeien. Dit is niet alleen een ‘houding’ of een ‘ideologie’. Er zit een dynamiek achter: het is de concurrentie op de markt die elke acteur verplicht of deel te nemen aan dit uitzinnige spel of te verdwijnen. Men begrijpt moeiteloos dat zich hier de diepe wortels bevinden van de ecologische rampspoed waartoe het kapitalisme leidt.
Dit systeem en zijn samenhang was als ‘systeem’ bekend (vergelijk Russell) en het is op verschillende manieren bestreden (zoals door de arbeidersbeweging). In dat licht voert Jappe een denkbeeldige revolutionair uit begin 20ste eeuw op. Als men hem of haar had gezegd dat 100 jaar later de militaire dienstplicht zou zijn afgeschaft, dat de kerk quasi-afwezig zou zijn in het publieke debat, dat het autoritaire gezin bijna geheel verdwenen zou zijn, dat de oude klassenonderscheidingen nauwelijks nog zichtbaar waren en dat een zwarte of een vrouw een school of een staat zouden besturen, maar dat ondanks dit alles het kapitalistische systeem nog zou heersen. Wel, die revolutionair zou dat niet hebben geloofd! In dat geval kan je je afvragen wat in het systeem is geïnjecteerd dat maakt, dat het een en het ander onze hedendaagse actualiteit beheerst. Voor een mogelijk antwoord spreekt Jappe over ‘de infantiliserende macht van het kapitaal’.
Infantiliseringsmodel
Indertijd merkte ik bij de bespreking van een boek van Bruno Trentin over arbeid en over de invloed van het ‘taylorisme’ en de houding van politiek links, op: ‘Het tayloristische dogma is als voorwaarde en instrument gaan werken ten behoeve van de dominantie over en de conditionering van de arbeider’. Trentin sprak zelfs over een ‘onteigening van het weten’ van de arbeider. Dat bracht mij ertoe om over het toepassen van een infantiliseringsmodel te spreken. Jappe verdiept (psychoanalyse) en verbreedt (consumptie en productie) het gebruik van het ‘infantiliseren’ waarmee hij duidelijk maakt dat de reikwijdte voor het gebruik van een term als infantiliseringsmodel omvangrijker is dan ik toen voor mogelijk hield. Daarom hierover het volgende.
Jappe benadert de consumptiecultuur van de 20ste eeuw via de ‘orale fixatie’ (Freud). Het orale ligt verankerd in de emotionele ontwikkelingsfase toen we als kind nog geheel afhankelijk waren van de moederborst. Als kleine kinderen herkenden we onmiddellijk de smaak van suiker. We weten al jaren dat heel de frisdrank- en voedingsindustrie zich erop heeft geënt (zelfs te onpas voegt die industrie overal suiker aan toe). Daar begint volgens Jappe al de algemene infantilisering van de bevolking. De uitwerking van die industriële instelling met een sterk verbreed toepassingsbereik (denk daarbij ook aan stompzinnig televisievermaak voor volwassenen). Dit maakt de commerciële maatschappij misschien wel de meest ‘regressieve’ maatschappij die er bestaat en die ertoe bijdraagt het volwassen worden van mensen te beletten. Hier is aldus Jappe sprake van een ‘infantiliserende’ macht van het kapitalisme.
Hij maakt overigens duidelijk niet de enige te zijn die het zo ziet. Dat blijkt niet alleen uit zijn gerichte verwijzingen naar zienswijzen en teksten van maatschappijcritici (Horkheimer, Adorno, Debord) maar is ook terug te vinden in het boek van de Amerikaanse politicoloog Benjamin Barber (1939-2017) met de veelzeggende titel Consumed: How Markets Corrupt Children, Infantilize Adults, and Swallow Citizens Whole (2007). Het infantiliseren is niet een proces eigen aan de consumptiewereld alleen. Er bestaat ook een infantiliseren in de productie met als resultaat het verlies van vakmanschap.
Binnen het infantiliseringsmodel is een infantilisering van volwassenen te onderkennen lopend via de volgende lijn. Uitgangspunt is de status van de kinderjaren die radicaal is veranderd. Lange tijd representeerde de kindertijd de ander in de kapitalistische maatschappij, in de vorm van het tegendeel van volwassen zijn. Jappe somt in dat geval een aantal verschillen tussen kind en volwassene op: het spel eerder dan het werk, het uitgeven eerder dan sparen, het onmiddellijke eerder dan het wachten, het genot eerder dan het afzien, de gelukkige wanorde eerder dan de rustige opbouw, het plezier eerder dan de onthouding, de emotie eerder dan de kille rationaliteit, het spontane gebabbel eerder dan de gestructureerde taal, de verleiding eerder dan de inspanning, het enthousiaste gekrabbel eerder dan het geconstrueerde perspectief… Kinderen werden vervolgens streng opgevoed overeenkomstig de waarden van de maatschappij; ‘kind blijven’ was onverenigbaar met een deelname aan het collectieve leven.
In de loop van de 20ste eeuw zijn de dingen sterk veranderd. Tegenwoordig worden de waarden van de kinderjaren door het kapitalisme levend gehouden. Het perfecte kapitalistische personage gedraagt zich gemiddeld als een kind, voor wie de consumptie weer hoofdzaak is. In feite verschijnt dit ook bij het beheer der dingen. Neem bijvoorbeeld het gedrag op de financiële beurzen, zegt Jappe. Daar is de (tijdelijke) horizon sterk bekort en wispelturige gedragingen overheersen. De infantilisering betreft niet alleen een proces eigen aan de wereld van de consumptie; er is eveneens sprake van een infantilisering via de productie. Men verandert talloze activiteiten in een spel en presenteert arbeid als een vorm van amusement. Tegelijkertijd verbreedt men het handelen van de logica van de arbeid en van het amusante van het leven. Aldus komt het een en het ander onder regie van de wetten van de concurrentie en van de winst.
Te bestrijden logica
Door de infantilisering is er van een immense omvang van de acceptatie van het kapitalistische systeem sprake. De fundamentele categorieën van het kapitalisme, zoals Karl Marx ze heeft geanalyseerd in zijn kritiek van de politieke economie zijn abstracte arbeid en waarde, koopwaar en geld. Die categorieën zijn niet neutraal noch boven-historisch. Hun consequenties zijn aldus Jappe rampzalig zoals daar zijn: overheersing van het abstracte over het concrete, het fetisjisme van de koopwaar, het autonoom maken van het sociale proces en de mens gedomineerd door zijn eigen creaties. Vervolgens ontwikkelen zich meerdere en andere consequenties. Zo richt zich de kapitalistische logica op het doorzagen van de tak waarop het kapitalisme zit omdat de concurrentie elk afzonderlijk kapitaal technologieën dwingt te gebruiken om de levende arbeid te laten vervangen. Ook is daar de permanente crisis van de accumulatie die via de financiële markten loopt en die de voornaamste bron van winst zijn geworden, waarmee het mogelijk is toekomstige winsten, die nog niet gerealiseerd zijn, te consumeren.
Bedenk daarbij, zegt Jappe, dat sociale onrechtvaardigheid het kapitalisme historisch niet uniek maakt; ook ervoor bestond dat al. Eveneens moet het concept van de ‘klassenstrijd’ in de analyse van het kapitalisme worden geconcretiseerd, want ‘klassen’ en ‘strijd’ bestond voordien ook. De historische rol van de arbeidersbeweging heeft er vooral in bestaan – ongeacht zijn geproclameerde intenties –, om de integratie van het proletariaat in de kapitalistische maatschappij te bevorderen. Dit leert dat men een kritiek op de productie moet oppakken en niet alleen op een evenwichtige distributie van revenuen aandringen. Binnen het kader van de productie komt men juist een doorzetten van de technologisering tegen ten behoeve van de exploitatie. Die creëert een ‘overbodige mensheid’, een ‘wegwerp-mensheid’. Dat is het kardinale probleem dat het kapitalisme stelt.
De ecologische crisis is onmogelijk te bestrijden binnen het kader van het kapitalisme, zelfs als men uitgaat van ont-groeien (décroissance) of, nog erger zegt Jappe, van het ‘groene kapitalisme’ of van ‘duurzame ontwikkeling’. Zolang de commerciële maatschappij voort bestaat, zullen de winsten van de productiviteit omgezet worden in materiele groei: het kapitalisme is wezenlijk en onveranderlijk op productie gericht, wat logisch uitdraait op productie om de productie, waardoor de drijvende richting die van de zelfdestructie wordt. Het verzet tegen en de verwerping van het kapitalisme dient zich daarom te richten op de logica ervan en niet uitsluitend op zijn elementen. Want met dit laatste sluit men zich op in het systeem dat men bestrijdt.
Thom Holterman
JAPPE Anselm, La société autophage, Capitalisme, démesure et autodestruction, Éditions La Découverte, Paris, 2017, 246 blz., prijs 22 euro.