Democratisch Onderwijs
‘Het is de hoogste tijd om het democratische onderwijs te ontwerpen dat we nodig hebben om ons een wenselijke toekomst en een bewoonbare aarde voor te stellen!’ Met deze oproep introduceren de Franse auteurs Christian Laval, oud-hoogleraar sociologie, en Francis Vergne, onderwijspsycholoog en onderzoeker hun onlangs verschenen boek Éducation démocratique (Democratisch onderwijs). Zij grijpen herhaaldelijk terug naar de geschiedenis. Hun uitgangspunt is: onderwijs als ‘gemeenschappelijk goed’.
(Door Thom Holterman, oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde)
Dat is lang geleden al begrepen. De Italiaanse filosoof Giambattista Vico (1668-1744) had het er al over. In het neoliberale tijdperk is het echter afgebroken door te privatiseren, het werd een zaak om te verhandelen. Een rondgang op Internet leerde mij dat het lemma ‘democratisch onderwijs’ ook in Nederland en België vele schoolvormen daarvan te zien geeft. Ik beperk mij evenwel tot het hierboven genoemde boek.
De auteurs ervan gebruiken hun kritische zin om duidelijk te maken dat we het kapitalisme achter ons moeten laten, zodat onderwijs kan worden hersteld als gemeenschappelijke goed (ook ‘gemeengoed’ te noemen). Zij gebruiken hun constructieve en pedagogische zin om de democratie weer te laten functioneren, zoals het ooit bedoeld was. Niets nieuws dus, maar eenmaal in beweging gezet wel subversief. Hieronder een bespreking van hun boek. [ThH]
Opzet van het boek
Christian Laval en Francis Vergne, de auteurs van het boek, gaan zoals we zagen uit van de opvatting dat onderwijs en scholing een ‘gemeenschappelijk goed’ is. Dit betekent dat het in hun ogen geen handelswaar mag zijn. In hun verdediging van die positie verzetten zij zich tegen het neoliberale kapitalisme. In dat licht moet ook hun omschrijving van democratie worden begrepen. Democratie is voor hen tegelijk egalitair, ecologisch en opgezet overeenkomstig het beginsel van algemeen zelfbestuur. Hier tekent zich dus ook de spanning af tussen de kapitalistische economie en de democratische vorm.
Zij zetten met hun boek een project op dat onderwijsinstellingen als een geheel beschouwt, van lagere scholen tot hoger onderwijs. De transformatie van het onderwijs koppelen zij vast aan de hele samenleving. Hun ambitie is de fundamentele kenmerken te schetsen van een toekomstig democratisch onderwijs, en dit volledig te integreren in een samenleving gebaseerd op solidariteit, ecologie en gelijkheid.
Door de tekst lopen twee lijnen. De een geeft weer dat de elementen waarmee de auteurs werken om hun voorkeur tot uitdrukking te brengen, al van oude datum zijn. Ik wees er al op. De andere lijn is hun doorlopende discussie met en hun afwijzing van de neoliberale educatie – gecombineerd met de neoliberale kapitalistische economie.
Om de democratische scholing en opvoeding van morgen te realiseren hanteren zij vijf kernpunten als uitgangsstellingen. De behandeling van elk van die kernpunten beslaat in hun boek een afzonderlijk hoofdstuk. Die volgen op een uitgebreide inleiding.
Het eerste kernpunt is de vrijheid van denken. Het tweede kernpunt omvat de gelijkheid in de sfeer van de educatie [waar de auteurs tegen in het geweer komen verschilt niet van Nederland als ik Hans Spekman, directeur Jeugdeducatiefonds, goed begrijp, Online; thh.]. Het derde betreft de algemeenheid van cultuur en het vierde wat de auteurs een pédagogie instituante noemen (instituerende pedagogie). Het gaat om een pedagogie die zich in de praktijk inhoudelijk ontwikkelt. Hierin hebben zij allerlei elementen verwerkt uit wat ‘alternatieve’, ‘andere’, ‘nieuwe’ pedagogieën heten (de auteurs houden zich daardoor bezig met teksten van Durkheim, Castoriadis, Dewey, Freinet en anderen).
Als methode is het een tegenhanger van de neoliberale scholing. Die scholing loopt uit op de vorming van ‘menselijk kapitaal’, dat ter beschikking gesteld wordt aan de ‘economie van de vernieuwing’ (van de vernieling zou ik zeggen). Kortom, hier vindt men het tegendeel van een algemene cultuur plus een inbreuk op de vrijheid van denken. Het vijfde kernpunt sluit niet alleen op deze kritiek aan, maar ook op de ontwikkelingsgedachte van de instituerende pedagogie, te weten: zelfbestuur van de kennisinstitutie.
De tekst is te zien als een voorbereiding op hoe in de toekomst het onderwijs moet worden opgezet, indien men uit is op democratisch (en egalitair, ecologisch, zelfsturend) onderwijs in een democratische maatschappij. De democratische institutie van scholing is niet uit te roepen, menen de auteurs. Ze moet praktisch door strijd en met experimenten worden verwerkelijkt.
Nu we enig idee hebben over de inhoud van het boek en de bedoeling van de auteurs, wil ik nog drie zaken nader toelichten. Zo zal ik eerst aandacht schenken aan ‘onderwijs als een algemeen goed’; daarna richt ik me op het ‘bestrijden van de neoliberale pedagogie’ en tot slot kom ik terug op hun ‘doel van het onderwijs’.
Onderwijs een algemeen goed
Het is niet vreemd dat er weer meer aandacht is voor het ‘algemeen goed’ na de privatiseringsgolven van de laatste halve eeuw en de destructie die is op te merken van en in allerlei publieke sectoren (niet alleen in onderwijsland maar bijvoorbeeld ook in de zorg, het openbaar vervoer, de post, het gas en elektra). Die aandacht voor het algemeen goed is niet het eindstation van denken, want er bestaat dan altijd nog de vraag hoe het zit met het beheer van zo’n algemeen goed binnen het kader van een publieke dienst. De auteurs gaan dan ook terecht op deze kwestie in.
Zij zijn zich bewust dat een democratische scholing niet op zichzelf moet bestaan. Democratisch geschoolde mensen moeten niet alleen in het scholingsinstituut een democratische omgeving vinden maar ook daarbuiten. Democratische scholing en de ontwikkeling van een democratische maatschappij hangen dus ten nauwste met elkaar samen. En daar gaat het in de hedendaagse praktijk natuurlijk wringen. Wat in het gewone spraakgebruik een democratische maatschappij wordt genoemd blijkt helemaal niet zo democratisch – veelal kent die een aantal autoritaire trekken plus ‘democratisch’ is de dekmantel voor ‘parlementair’.
De auteurs houden er dan ook aan vast dat democratisering niet alleen voor scholing opgaat. Om de maatschappij echt te veranderen is het niet voldoende modificaties door te voeren in één enkel instituut (onderwijs). Dat heeft geen zin als schoolverlaters in een wereld terecht komen waar democratie afwezig is, zoals op de werkplek, in de studie en verder het algemene levenskader, de wijk, de stad, de regio…
Spreken de auteurs over een ‘echte’ publieke dienst, dat wil zeggen het verlenen van diensten aan het publiek, dan gaat het niet om een onderdeel van de staat, dat van bovenaf bestuurt. Op organisatorisch vlak gaat het om een federatie van kennisinstituten bestuurd door docenten, onderzoekers, studenten, leerlingen, ouders. De algemene doelstelling is het ontwikkelen van een kosmopolitische geest.
Het ‘publieke’ in publieke dienst verwijst in de opvatting van de auteurs niet naar de staat als separaat apparaat van de maatschappij, maar als een onderdeel van de maatschappij zelf. Met andere woorden ‘publiek’ in ‘publieke school’ of ‘publieke zorg’ is niet herleidbaar tot ‘staat’. Publieke diensten zijn georganiseerd ter bevrediging van behoeften van de bevolking. De financiering van het openbare, publieke onderwijs (en van andere diensten) wordt verzekerd door de collectiviteit als geheel. Dat geeft de staat of een andere publieke eenheid die belasting int niet het recht de te onderwijzen materie te definiëren. En dat is precies wat er wel gebeurt waar de staat zich bemoeit met het dirigeren van het onderwijs. Deze observatie brengt dus mee de nodige aandacht te schenken niet alleen aan de ‘vrijheid van denken’, maar bijvoorbeeld ook aan het idee van de machtenscheiding. Waar het liberale beginsel van de scheiding der machten wordt ingeroepen, moet dat niet tot de drie bekende machten beperkt blijven (wetgevende, uitvoerende, rechtsprekende macht). Ook onderwijs moet er onder vallen.
Neoliberale pedagogie bestreden
In het zo geheten ‘vrije Westen’ is ‘vrijheid van denken’ een vanzelfsprekend beginsel. Het wordt evenwel met voeten getreden als men de praktijk van de neoliberale pedagogie observeert, zo kan men bij Laval en Vergne opmaken. Vanaf eind 20ste eeuw richt het educatief systeem zich meer en meer naar de van buitenaf komende, opgelegde logica van het kapitalisme. Het is de kenniseconomie waarover menig westerse regering zich drukt maakt. Het heeft in bureaucratische zin een overmaat aan controle geïntroduceerd (‘monitoren’) om de voorrang van de economische doelstelling van opleiding en onderzoek in de neoliberale ‘groef’ te houden. Het educatieve neoliberalisme dringt opleidingen een functioneren op gelijk het management in het bedrijfsleven. Dat heeft beperkende consequenties voor beroepen als docent en onderzoeker. Daar gaat je vrijheid van denken…
Wat eveneens strijd op levert is het uitgangspunt van het zelfbestuur van de kennisinstituties, een uitgangspunt dat zich doorzet in de maatschappij: democratische pedagogie verwacht een democratische maatschappij met op alle plekken ‘zelfbestuur’ waar zich publieke collectieven manifesteren. Dat levert spanning op tussen kapitalistische economie en de democratische organisatievorm. Door de neoliberale politiek is het denken in termen van ‘publieke dienst’ afgebroken ten voordele van een verheerlijking van de ondernemingsstructuur met dito autoritaire organisatievorm [daarbij wordt vaak gebruik gemaakt van de term ‘gouvernance’, wat een gluiperige gedaantewisseling mag heten, zo meen ik; thh; Online.]. Publieke diensten worden langs deze weg meer en meer onderworpen aan de logica van de rentabiliteit en de competitiviteit. Ging het bij scholing en opvoeding lang geleden nog om ‘vorming tot burger’, is dat meer en meer geworden ‘vorming van menselijk kapitaal’.
We vinden hier het programma van de neoliberale maatschappij terug dat om bestrijding vraagt, hetgeen de auteurs bepleiten. Het kapitalisme is niet alleen door zijn inherente werking destructief wat onze natuurlijke omgeving aangaat. Ook produceert het inherent onnutte mensen als een externaliteit, wat betekent dat de kosten in termen van uitkeringen (werkloosheid, bijstand) op de schouders van de maatschappij (wij allen dus) terecht komen (net als wat met milieuvervuiling gebeurt).
Doel van het onderwijs
Democratisch onderwijs moet aldus de auteurs, de burgers de middelen verschaffen om de wereld te begrijpen. Het moet hen de instrumenten bezorgen om in verzet te gaan tegen antidemocratische en anti-egalitaire tendensen, die inherent zijn aan de sociale en economische structuren, die zij erven. In feite gaat het om twee verschijnselen, (a) kennis- en inzichtverwerving en (b) emancipatie. Wat het eerste betreft besteden de auteurs tamelijk veel aandacht aan het rationalisme, mede onder verwijzing naar de Franse filosoof markies de Condorcet (1743-1794),.
Vanaf de tijd van de Verlichting (rond 1800) gaat het om de afwijzing van religieuze dogma’s, maar ook moet het gaan om alle mythologieën, vooroordelen en geloven te onderzoeken, inclusief de cultus van de Ratio zelf. Condorcet wilde dan ook dat de ‘rede algemeen (populaire) moet zijn’.
Hier wordt een glibberig pad betreden. Het rationalisme wil zeggen dat er kritisch gekeken moet worden naar allerlei verschijnselen en opinies. In de loop van de tijd zijn er diverse soorten rationaliteit ontwikkeld (zoals doel- en systeemrationaliteit). Er is ook een rationalisme dat wel rationeel atomisme genoemd wordt. Het gaat om het idee dat de werkelijkheid altijd is te reduceren tot een individueel atoom, zoals tot het individu. En nu verschijnt het beeld waarom het de auteurs te doen is: deze gedachte is destructief voor socialisatie. Zij willen er dus op wijzen dat deze herleiding of reductie uitloopt op het utilitarisme en het egoïsme. Daar wordt dan ook gebruik van gemaakt door de verspreiders van het neoliberalisme.
In plaats van reductie te gebruiken bij de gedachte aan rationalisme kan men ook in termen van relatie denken. Het gaat dan om de rationele relatie tussen elementen van de werkelijkheid en de onderlinge samenhang tussen verschijnselen, zo geven de auteurs aan. Deze aandacht is nuttig voor een bespreking van het tweede element in het doel van het onderwijs, de emancipatie. Levende in de huidige neoliberale periode is het nodig emancipatie als verschijnsel opnieuw te overdenken, vinden de auteurs. Waarom? Educatie heeft zich te emanciperen van het kapitalistische paradigma!
Kennis op zich is nooit ‘pure’ kennis geweest (hoewel dat lijkt te bestaan in ‘zuivere wetenschap’). De organisatie ervan, het institutionele verband met de staat [voorheen met de Kerk voeg ik toe; thh.], de onderwerping aan de industrie, al dat heeft kennis ook tot een bijzonder systeem van overheersen gemaakt, aldus de auteurs. Alles is in feite gefundeerd op de ‘uitbuiting zonder grenzen’, van natuurlijke hulpbronnen, de intensieve onttrekking aan de aarde van energiebronnen (olie, gas, open mijnbouw van bruinkool, van leisteenolie, teerzand) en het instrumentalistisch gebruik van de ‘menselijke machine’. Kennis is hier een concept ontwikkeld binnen het kader van de kapitalistische economie en het utilitarisme van de neoliberale educatie.
Dat concept komt in botsing met een opvatting, die berust op een relationeel concept van menselijke wezens – en dit niet beperkt tot mensen onder elkaar maar ook van mensen in relatie tot wat leeft op aarde. Het gaat dus om interactie van menselijke activiteit en natuurlijke processen. De emancipatie die zich hierop ent, is dan ook een emancipatie die het oude schema van ‘emancipatie tegen de natuur’ afwijst. Ik was dus niet verbaasd bij de auteurs verwijzingen tegen te komen naar de Franse antropoloog Philippe Descola, die zich mede toelegt op onderzoek van de kapitalistisch-economische organisatie in relatie tot het inzichtelijk maken van de consequenties van de expansie van die organisatie over de hele aarde gedurende de laatste vijf eeuwen.
Een ding is inmiddels zeker voor de auteurs: het is absoluut noodzakelijk zich terug te trekken van de staat en de kapitalistische krachten in deze wereld. Een subversief geschrift dus.
Thom Holterman
Laval Christian et Francis Vergne, Éducation démocratique, La révolution scolaire à venir, Éditions La Découverte, Paris, 229 blz., prijs 20 euro.