Ga naar de inhoud

Economen zonder doel op het IISG

Dat was een vreemde avond in het IISG, toch een wereldwijd bolwerk van linkse theorieën en het wereldwijd grootste archief van de georganiseerde arbeidsstrijd. Maar op donderdagavond 21 november lieten de schrijvers (een econoom en een historicus) die hun boek daar kwamen presenteren, die hele bagage links – of is het rechts? – liggen. Het was een ouderwets avondje ‘er is geen alternatief’ en het ligt niet aan het kapitalisme.

6 min leestijd

(Door Kees Stad)

Natuurlijk was er ook heel wat interessants te horen. Er waren ervaren onderzoekers aan het woord, met vaak tientallen jaren ervaring. De bijeenkomst ging over ongelijkheid en de relatie tussen toenemende ongelijkheid en arbeid. (zie aankondiging op website IISG).

Het is misschien oneigenlijke kritiek dat er geen poging gedaan werd om uit te weiden over de oorzaak van de geconstateerde ongelijkheid, omdat dat niet het onderwerp van de avond was. Maar dat argument geldt maar ten dele, want het ging wel de hele tijd over mogelijkheden om ongelijkheid te verminderen.

Ook de duiding van rechts populisme zou dan minder in de lucht zijn komen te hangen. Nu werd meerdere keren gesteld dat het leek alsof kapitaal tegenwoordig niet meer leidde tot politieke macht, kijk naar Brexit en Trump. De deskundigen bleven hier het antwoord schuldig. Maar een linkse machtsanalyse van de agenda van populistische regenten toont aan dat ze wel degelijk beleid maken dat in het belang is van de rijke bezitters. Het is het tijdperk van het neo-illiberalism, waarbij het niet uitmaakt hoe de zaken nationaal geregeld zijn, zolang ze maar kunnen switchen naar gebieden waar ze geen belasting betalen

De toon werd flink gezet in het eerste gesprek – onder leiding van journaliste Hella Hueck – met IISG ‘fellow´ Peer Vries, gespecialiseerd in economische geschiedenis. Hij vertelde dat hij de twee hoofdsprekers had verkozen omdat ze niet aan ideologie of literatuur deden, maar puur feitelijk te werk gingen. En dat ze de schuld van de huidige ongelijkheid niet legden bij iets vaags als ‘het neoliberalisme’, wat Vries een onzin-term vond. (Ik denk dat ze daar in Chili minder moeite mee hebben.) Vries hoopt op de avond antwoord te krijgen op de vraag of er nog iets als ‘agency’ mogelijk is om ongelijkheid te verkleinen.

Vervolgens gaf Walter Scheidel (Stanford University) een wat je met recht ruwe schets zou kunnen noemen van de geschiedenis van de mondiale economische ontwikkeling, en de periodes dat ongelijkheid verminderde. Hij liet zien dat de periodes van grotere gelijkheid (in Europa) vaak samenvielen met periodes van natuurrampen of epidemieën. En ‘transformative revolutions’ dan zie je het ook. Dat wordt door hem makkelijk op een hoop gegooid met natuurrampen, maar zou toch eerder onder de categorie ‘agency’ vallen, zou je denken. Daar wordt verder niet moeilijk over gedaan. Conclusie van Scheidel (die ook grafieken laat zien uit Noord en Zuid Amerika) is dat hij geen vreedzame manieren heeft gezien om meer gelijkheid te verkrijgen. Wat uitzonderingen daargelaten, als vakbonden opkomen en een welvaartsstaat afdwingen. Scheidel merkt op dat er pas sinds een jaar of 15 data beschikbaar zijn over ongelijkheid.

Afrika

Daarna is het de beurt aan Jutta Bolt, die onderzoek heeft gedaan (met collega’s aan de Universiteit van Lund) naar de ontwikkeling van ongelijkheid in Afrika. Ook daar geldt dat er pas sinds kort stelselmatig gegeven verzameld worden, en archiefmateriaal in Afrika is schaars.

Toch zijn er duidelijke trends te onderscheiden, die Bolt op grafieken laat zien. Het verschil is groot in het continent en typerend is dat landen die (in kapitalistische zin) ver zijn ‘ontwikkeld’ ook een grote ongelijkheid laten zien. Landen als Botswana die voor hun economie op mijnbouw zijn gaan zitten, in het geval van Botswana diamanten, vertonen de grootste ongelijkheid. Dat komt, volgens Bolt omdat mijnbouw rijkdom genereert voor de bezitters en investeerders van de mijn, maar relatief weinig arbeidsplaatsen schept. Landen als Malawi met arbeidsintensieve landbouw zijn het minst ongelijk. Alweer is het vreemd om over de ontwikkeling van het continent te praten zonder de gebruikelijke verklaringen als kolonialisme, en het zogenaamde vrijhandelsregime dat er op volgde.

Branko Milanović

Dan Is het de beurt aan Branko Milanović, het grootste kanon in het programma. Van de website van het programma van het KNHG: Milanović werkte bijna 20 jaar als hoofdeconoom bij de afdeling Onderzoek van de Wereldbank en schreef een boek over wereldwijde inkomensongelijkheid, Worlds Apart (2005). Zijn nieuwste boek Capitalism, Alone: The Future of the System That Rules the World, verscheen in september 2019. “Het kapitalisme heeft het mis, maar ook veel recht – en het gaat nergens heen. Het is onze taak om het te verbeteren. Het kapitalisme is een riskant systeem. Maar het is een menselijk systeem. Onze keuzes, en hoe duidelijk we ze zien, zullen bepalen hoe het ons dient.

Dan heb je natuurlijk alle premisses wel voor een behoudend, systeembevestigend verhaal. Maar Milanović is een innemende, tamelijk bescheiden verteller. Ook hij licht zijn verhaal toe met grafieken. Zijn verhaal lijkt sterk op dat van Piketty, die ze toch meer eer zouden moeten geven omdat hij het verhaal over ongelijkheid en de herkomst ervan onderbouwd op de agenda heeft gezet. Hij wordt op de avond nauwelijks genoemd.

Milanović schetst zes systematische ongelijkheden in het kapitalisme, en zoomt vooral in op twee ervan, omdat ze relatief nieuwe fenomenen zijn. De eerste is dat de bezittende ‘klasse’ (dat woord viel natuurlijk al helemaal niet op deze avond) niet alleen rijkdom vergaart uit vermogen, maar in toenemende mate ook uit arbeid. Dat laatste is verbonden aan een soort systematische ontwikkeling rond de toegang tot onderwijs en opleiding, die in toenemende mate toegeëigend wordt door de bezitters. ook ziet hij een trend dat rijke mensen steeds vaker met andere rijken trouwen. Dat was vroeger ook zo natuurlijk, met name in de adel, maar is nu weer stijgend, blijkt uit grafieken. Dat verklaart dan waarom ongelijkheid toeneemt. Milanović heeft voor deze ontwikkeling een nieuwe griekse term bedacht, “homoploutia”: (It indicates that the same people (homo) are wealthy (ploutia) is the space of capital & labor; your neighborly CEO who is in the top 1% by labor income and also in the top 1% by shares he owns.)

Als dit soort fenomen met een linkse gereedschapskist zouden worden geanalyseerd, krijg je hele andere verhalen, die ook ander aangrijpingspunten voor verandering onthullen. Via een omweg komt Milanović ook wel tot overlappende conclusies (een voordehandliggende oplossing: progressieve belastingheffing, publiek onderwijs, etc.). Hij komt ook met een omstreden oplossing voor Fort Europa in de vorm van een soort tweederangsburger-met-beperkte-rechten- en plicht tot terugkeer. Hij geeft toe dat dit een gewaagde en risicovol idee is, maar wil graag de discussie over migratie verder helpen.

Het probleem van de oplossingen van Branko Milanović, en ook wel van Scheidel die vergelijkbaar beleid noemde alleen constateerde dat de trends in tegenovergestelde richting gaan, is dat we het helemaal niet hadden over de macht die nodig zou zijn om ze af te dwingen. Want dat zou meer ‘agency’ benodigen dan de wetenschappers kennelijk voor mogelijk achten.