Egypte: hoe we het deden toen de media het af lieten weten
Al van iets oudere datum: een inspirerend filmpje van Blogger and viral video producer Aalam Wassef, waarin hij uitlegt hoe ze online filmpjes – en humor – hebben ingezet bij het verslaan van het regime. Duidelijk licht bloed die man.
{youtube}WAyZ90XIJgE{/youtube}
Als toegift:
De stad en haar arbeiders die het als eersten tegen Mubarak opnamen.
Robert Fisk – gepubliceerd op 16 augustus 2011
(Overgenomen van Attac Vlaanderen)
De Egyptische stad Mahallah verbergt goed haar politieke lessen. Mahallah is een plaats met ‘Stalinistische’ fabrieken die 24 uren op 24 doorwerken, met vervallen 19e eeuwse stadswoningen omgeven door betonnen huizenblokken en met een armzalige spoorweg met smerige treinen. Alleen een griezelig grote kakkerlak, wegvluchtend over de vloer van het bureau in het gemeentehuis, doet de ambtenaren even rechtzitten.
Dit als schets van die omgeving waarin er een vreemd creatuur verschijnt: jullie verslaggever, nat van het zweet, die de staking van vijf jaren geleden in de plaatselijke industrie onderzoekt.
Telkens als ik mij trachtte te informeren over die staking, vroegen de functionarissen mij of ik Mubarak had gezien in zijn beveiligde kooi in de zaal van het gerechtsgebouw in Cairo. Zij dachten dat ik het had over de gevechten van januari jongstleden op het Tahrir Plein. Toen echter Widdah Dimirdash, een van de heldinnen van de slag van Mahallah, de kamer binnenwandelde, begrepen zij waarover ik het had. Widdah Dimirdash is een door lidtekens getekende vrouw met een bijzondere energie, een luide stem en een sterk eergevoel. Zij nam mee de leiding van de eerste grote staking in 2006 tegen de ‘Misr Cotton Company’ die in het bezit is van de overheid (t.t.z. van Mubarak). “Het was niet echt een politieke actie” zegt ze – ik betwijfel of ik haar hier moet geloven – “maar wij hadden geen andere keuze. Onze lonen waren zo gering geworden en de voedselprijzen zo hoog dat wij er geen eten meer mee konden kopen of ermee in ons levensonderhoud voorzien”.
Onder de 30.000 katoenarbeiders in Mahallah – vrouwen werken er apart van de mannen in afzonderlijke werkplaatsen – zijn er 6000 vrouwen. Zij legden samen met de mannen het werk neer, bleven in hun respectieve werkplaatsen en weigerden deze te verlaten vooraleer zij een “belangrijke” loonopslag kregen van 60 pond per maand naar 100 pond, wat hen in Egypte nog steeds bij de minst betaalde industriële loonarbeiders liet. De regering van Mubarak ging binnen de drie dagen akkoord met de nieuwe lonen. Zij kon niet anders want Mahallah was als centrum voor Egypte’s uitvoer te belangrijk om er tegen in te gaan.
“De Voornaamste Katoenstad in de Delta”, een roestend bord informeert mij over het belang van de stad waarin ik passeer voorbij kapotte bestrating, voorbij vuilnis en ‘toc-tocs’, de sputterende door olie aangedreven riksja’s die zich samen ophouden bij de oude overweg. De stad accepteert op een lichtvoetige manier haar geschiedenis, ondanks de vervallen ruines waartussen deze zweeft. Katoen werd oorspronkelijk door de Fransen geïntroduceerd in 1817, kwam tot grote bloei in Mahallah toen de transatlantische import uit Amerika gedurende de jaren 1860 wegviel wegens de Amerikaanse burgeroorlog. Vaarwel ‘Deep South’! Welkom Nijl Delta!
Op 6 april 2008 schreven de mensen van Mahallah nog een andere voetnoot bij hun geschiedenis: deze keer marcheerden zij in de straten en overlegden zij, terwijl zij het politiegeweld weerstonden, met een minister van de regering van Mubarak voor betere arbeidsvoorwaarden en lonen. Mevrouw Dimirdash was een van beide vrouwen binnen het zevenkoppige onderhandelingsteam. “De mensen trokken kampementen op in de hoofdlaan, de President straat” vertelde mij de plaatselijke journalist Adel Dora. “De baltagi (pro-gouvernementele straatbendes, gewapend met koevoeten) vielen ons erg aan en de politie gebruikte traangas; maar langs Facebook lukte het ons mensen van het platteland te overhalen om ons te vervoegen en te komen steunen”. Slechts twee Arabische sateliettelevisiezenders versloegen de slag van Mahallah. De Egyptische pers, zegde Dora, “loog eenvoudigweg over ons, alleen schrijvend wat de Mubarakregering wenste”. De mannen en vrouwen van de stad hielden het een week lang vol. In 2009 deden zij een nieuwe poging maar deze keer – en Dora liet hier het hoofd zakken – waren de mensen bang: “zij waren bang van de politie, bang om gedood te worden, bang van meer geweld en van wat de regering hen zou aandoen”. Dora vertelde bijzonder kwaad het verhaal maar – eigenaardig – toch met iets van een besef dat de stad een precedent had geschapen. Hier in het armtierige Mahallah hadden zich in 2006 en 2008 versies in miniatuur afgespeeld (weliswaar voorbarige) van de werkelijke revolutie die thans in februari de Egyptische regering zou overweldigen en Hosni Mubarak nu vanuit de gavangeniscel op zijn ziekenhuisbed naar Cairo zou sturen. De eendracht tussen gewone mannen en vrouwen, het gebruik van Facebook, het kampement in het centrum van de stad, de baltagi en de traangas vurende politie: dat alles verscheen opnieuw voor onze ogen op het Tahrir Plein. Daar troffen wij ook de mannen en vrouwen van Mahallah aan, hoewel wij hun aanwezigheid niet echt konden duiden. Maar ja, zij wisten hoe men een dictator kon ten val brengen. De Franse journalist Alain Gresh was een van de eersten die er de volle betekenis van doorhad: die arbeiders waren “de vergeten actoren” van de Egyptische revolutie. Gresh heeft in Cairo het antwoord van een Egyptische bedrijfsreporter geregistreerd op de vraag: “waarom zijn tot nog toe de opstanden in Libië, Jemen en Bahrein mislukt?” (hij had er ook Syrië aan kunnen toevoegen). Het was in Tunesië, waar de vakbonden sterk staan, dat het algemene Tunesische werkerssyndicaat uiteindelijk de dictatuur van Ben Ali ten val bracht. Tijdens diens laatste dagen was het de syndicale oproep voor een algemene staking die de doorslag gaf. Het waren in Egypte niet alleen de mannen en vrouwen van Mahallah die als industriearbeiders Mubarak’s macht hebben gebroken. De arbeiders van de ‘Suez Cement’ industrie, die in 2009 een eigen kleine ‘revolutie’ hadden opgevoerd als protest tegen de verkoop door het bedrijf van cement aan Israel, begonnen een andere politieke staking in februari jongstleden. Wat betreft de arbeiders van Syrië, Libië en Jemen: zij waren sinds lang ingelijfd binnen de Baath partij, of gestroomlijnd volgens het ‘Groene Boekje’ of geïntegreerd binnen stammenverband. Niettegenstaande de meeste dictators getuigen van hun vriendschap voor de oude Sovjet Unie, was het socialisme voor hen een ongelukkige inspiratie. Is er dan toch een sterke vakbond of arbeidersbeweging nodig om de revoluties in het Midden Oosten tot een goed einde te brengen? Mahallah is een verwaarloosde stad maar haar betekenis in de geschiedenis groeit met de jaren.
Door Robert Fisk.
Bron: The Independent
Robert Fisk’s Zspace Page
met dank voor de vertaling aan Jan De Coninck.