Gegoochel met reputaties en het Google-syndroom
Een charlatan met een verdachte politieke agenda duikt keer op keer op als ‘deskundige’ bij serieuze media, gerenommeerde instellingen en zelfs rond het nieuwe proces tegen de Irakese dictator Saddam Hoessein. Klaarblijkelijk wordt de betrouwbaarheid van informatieverstrekkers vaak niet nagetrokken. Eveline Lubbers vermoedt hier een ernstig geval van het Google-syndroom
In de herfst van dit jaar is het tweede proces tegen Saddam Hoessein begonnen – de aanklacht is genocide op de Koerden. Bewijs is moeilijk te verzamelen, het is lang geleden en er is destijds niet veel onderzoek gedaan, veel materiaal is verloren gegaan.
De International Herald Tribune ging alvast op zoek naar deskundigen, en kwam uit bij dr. Aubin Heyndrickx. Hij is een van de weinige experts die het gebruik van chemische wapens in Irak heeft bestudeerd, schrijft de krant. De man is ook een charlatan, wiens wetenschappelijk reputatie al sinds de jaren tachtig ter discussie staat. Bovendien is hij verschillende keren veroordeeld voor laster, financiële malversaties en het knoeien met onderzoeksresultaten. Dat is kennelijk aan de Amerikaanse krant voorbij gegaan.
Hoe kan het dat zo iemand steeds weer wordt gepresenteerd als ‘wereldvermaard deskundige’?
Op de voorpagina van de International Herald Tribune stond in juni een foto van dr.Aubin Heyndrickx, inmiddels 79, poserend in een witte doktersjas achter drie grote wekpotten. De Amerikaanse krant was naar België getogen en opende met het verhaal van de “gepensioneerd directeur van het toxicologisch lab van de Rijksuniversiteit Gent”:
“18 jaar bewaarde dr. Aubin Heyndrickx de goed afgesloten wekpotten met plukken haar en stukjes kleding van het lichaam van een omgekomen vrouw. Het materiaal komt uit Halabja, een van de vele Koerdische steden in Noord Irak die werden aangevallen met chemische wapens door het leger van Saddam Hoessein in 1988, de potten zaten al die tijd in een blauwe plastic container, te wachten.”
Terwijl het proces tegen Saddam Hoessein vanwege genocide wordt voorbereid, wil Heyndrickx zijn materiaal laten analyseren. Als de openbare aanklager gebruik maakt van deze getuige-deskundige, is het voor de verdediging van de voormalige dictator wel erg makkelijk de bewijsvoering onderuit te halen.
Heyndrickx werd in 1991 veroordeeld voor laster en valsheid in geschrifte. De basis van het strafrechtelijk onderzoek werd gelegd door een serie diepgravende artikelen van het Belgisch weekblad Knack. Hij verschafte een 35 jaar jongere studente diploma’s zonder dat zij daarvoor examens had afgelegd, schoof haar geld toe, en beschuldigde haar nieuwe liefde van drugshandel toen zij niet langer van zijn attenties was gediend. Hij nam zelf ontslag als hoogleraar, onder grote druk van het bestuur van de universiteit.
In 1995 werd Heyndrickx nog een keer veroordeeld, nu tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar en een boete van 16.000 BF (400 euro). Hij had zich schuldig gemaakt aan frauduleuze praktijken die de Universiteit Gent, het Universitair Ziekenhuis Gent en verschillende ziekenfondsen miljoenen hebben gekost. Heyndrickx vervalste data van laboratorium-analyses om een terugbetaling door het RIZIV te kunnen verkrijgen, en liet zich betalen voor wachtdiensten die hij nooit deed. Heyndrickx moest een schadevergoeding van 10 miljoen BF (bijna 250.000 euro) betalen aan de universiteit en het ziekenhuis.
De International Herald Tribune plaats een voorzichtig vraagteken bij Heyndricks wetenschappelijke claims, maar vermeldt niets over zijn roemruchte reputatie:
“Dr. Heyndrickx gelooft dat het Irakese leger cyanide en biologische giffen heeft gebruikt, naast mosterdgas en sarin. Dat maakt hem een buitenbeentje op dit gebied, de meeste andere wetenschappers vinden dat er geen bewijs is om deze claim te ondersteunen. Desalniettemin was hij een van de weinige Westerse experts die meteen na de aanval in Halabja ter plaatse was, de monsters in zijn lab, zeker de stukjes kleding, zouden nog waardevol bewijs kunnen bevatten als ze op de juiste manier bewaard en opgeslagen zijn”, laat de krant een andere expert zeggen.
Op dat wetenschappelijk bewijs is wel wat meer af te dingen. Heyndrickx reisde zijn leven lang brandhaarden over de wereld af, en riep bijna altijd dat er cyanide was gebruikt. Hij was in Vietnam en Cambodja, in Roemenië onder de Securitate, en in Tokyo na de gifgas-aanval in de metro – naar eigen zeggen op nadrukkelijk verzoek van de regering aldaar. Zijn onderzoeksmateriaal weigerde hij echter beschikbaar te stellen aan andere experts, behalve aan zorgvuldige geselecteerde bondgenoten om zijn resultaten te bevestigen. Soms verschool hij zich achter geheimhouding opgelegd door de instanties voor wie hij het onderzoek deed, wat aantoonbaar onwaar was.
En dan is er nog de kwestie door wie het onderzoek werd betaald.
Het onderzoek in Halabja destijds deed Heyndricks op verzoek van pro-Iraanse Koerden. Hij presenteerde de resultaten op een conferentie die door de Iraanse regering werd gefinancierd. Hij beweerde dat hij naar Iran ging in het kader van een decontaminatie-missie van de Wereldgezondheids Organisatie. De Amerikaanse journalist David Aronson hoorde al in 1989 van het WHO-hoofdkantoor in Genève dat hij alleen was gecontracteerd om te adviseren bij het opzetten van een laboratorium. (NRC 29 oktober 1989).
Bekend werd Heyndricks door zijn vaak herhaalde claim dat Angola chemische wapens gebruikte tegen de door de CIA en Zuid Afrika gesteunde rebellen, de Unita van Savimbi. Het bewijs voor zijn claims was ook hier stelselmatig krakkemikkig en werd door vrijwel niemand in de wetenschappelijke wereld serieus genomen. Heyndrickx reizen naar Angola werden gefinancierd door Savimbi en waren een onderdeel van de propaganda-machine die de democratisch gekozen regering moest ondermijnen. Op het moment dat Cuba zich met de ineenstorting van het Sovjet rijk terugtrok uit de regio, zag Unita de steun van de Amerikanen in gevaar komen.
Wie ook gebaat was met de aanwijzingen voor chemische oorlogsvoering, was Wouter Basson. De leider van het Zuidafrikaanse CBW-programma – bijnaam Dr. Death- kon altijd meer geld gebruiken voor zijn chemische experimenten die met name zwarten moesten uitschakelen. Onderzoek van de Waarheidscommissie wees uit dat de rechtvaardiging voor Project Coast en andere projecten van Basson, potentiële dreiging van chemische aanvallen op Zuid Afrika, uitsluitend waren gebaseerd op claims van Heyndrickx. Het strafrechtelijke proces tegen Wouter Basson bracht aan het licht hoe Heyndrickx vage handel dreef met de Zuidafrikanen. Hij leverde hen apparatuur van de Universiteit waarmee chemische wapens opgespoord konden worden. Hij liet facturen vervalsen, beweerde in België dat de apparatuur ondeugdelijk en dus vernietigd was en incasseerde vervolgens zelf de opbrengst. Enkele honderdduizenden guldens destijds.
In NRC Handelsblad werd geruime tijd geworsteld met de reputatie van de toxicoloog uit Gent. Eind 1989 – begin 1990 was er veel aandacht voor zijn onderzoek in Angola, maar ook voor zijn dubieuze achtergrond. Terwijl er op de Universiteit van Gent al onderzoeken liepen tegen hem vanwege financiële malversaties en zijn werk in buitenlandse kranten als Der Spiegel in twijfel werd getrokken, kreeg hij hier nog de ruimte om een opiniestuk te schrijven: “Slachtoffers van chemische oorlog leven als planten” (9 nov. 1989). Dat was een repliek op een lang artikel op de buitenlandpagina van de Amerikaanse journalist David Aronson die veel van de geruchten rond Heyndrickx uitzocht. Aronson concludeerde met bronnen uit onverdachte hoek (Amerikaanse inlichtingendiensten) dat de professor een charlatan was. Ook het oordeel van de deken van zijn eigen farmaceutische faculteit, André de Leenheer, was hard: “De rapporten van Heyndrickx zijn waardeloos, niet gefundeerd. Hij geeft geen oorzakelijk verband tussen de gebruikte chemische stoffen en de effecten. Hij levert geen bewijzen.”
In maart 1990 vindt er een huiszoeking plaats bij Heyndrickx en wordt zijn Angola onderzoek kritisch behandeld door Derk-Jan Eppink in NRC Handelsblad. Maar nog geen twee weken later is het stellig: ‘Angola gebruikt chemische wapens’. Uit een achtergrondstuk in april blijkt dat Heyndrickx zich de kritiek op zijn werk heeft aangetrokken; hij verzamelde een groep medici uit Europa om zijn gelijk aan te tonen. De meegetroonde artsen uit de Bondsrepubliek, Spanje en België komen in het eindrapport niet meer voor, maar de collega’s uit Oostenrijk en Groot-Brittannië heten nu ‘gerenommeerde onderzoekers’ die de claims bevestigen. Dat in ieder geval eén van de twee genoemde laboratoria, dat van het Instituut voor Risico- en Crisisanalyse, helemaal niet bestaat werd destijds niet nagetrokken. In 2003 is dit ‘Instituut’ ontmaskerd als een corporate intelligence bureau dat bedrijven over risico’s adviseert en activisten bespioneert. Directeur Evelyn le Chène waarschuwt op internationale conferenties regelmatig voor het veronderstelde gevaar dat terroristen of actiegroepen naar chemische wapens zullen grijpen. Ze aarzelt daarbij niet om dierenrechtenactivisten over één kam te scheren met bijvoorbeeld de Amerikaanse religieuze splintergroep The Covenent, the sword and the arm of the Lord die ooit van plan zou zijn geweest om de dag des oordeels dichterbij te brengen door de watervoorziening van grote Amerikaanse steden te besmetten met, jawel, cyanide. Ook deed Le Chêne vaker PR werk voor Savimbi en de Unita.
Pas als Heyndrickx voor de eerste keer veroordeeld wordt heeft hij echt afgedaan voor de Nederlandse krant. ‘Roemloos ten onder’, kopte de NRC: “Met het gevolg dat Heyndrickx met onmiddelijke ingang geschrapt kan worden van de lijst van gezaghebbende en veel geciteerde experts op het gebied van doping, chemische wapens en wat dies meer zij.”(1)
Maar niets is minder waar, zo blijkt. De International Herald Tribune is niet de enige die hem nog weet te vinden.
In mei 2004 presenteerde hij een paper op een NATO onderzoeksconferentie ‘Catastrophic Terrorism and First Responders: Threats and Mitigation.’ Heyndrickx vertegenwoordigt volgens de reader de International Reference University Laboratories (IRUL) in Gent. Dat klinkt alsof hij nog van de universiteit is, maar in feite is het een bedrijfje dat hij na zijn gedwongen ontslag op zijn thuisadres oprichtte. Van huis uit bestookt hij iedereen met zelfgeschreven persberichten en faxen over gifgasonderzoek en commentaren bij krantenartikelen (Knack mei 1995)
.
Het gerenommeerde Jane’s Defence Weekly deed nog in 1999 speciaal een persbericht de deur uit: Exclusief interview met Aubin Heyndrickx over gifgas gebruik van de Serviërs. Wel vierduizend mensen zouden erdoor gewond zijn, vooral vrouwen en kinderen. Heyndrickx vergelijkt de verschijnselen Albanië met wat hij eerder aantrof in Iran en Angola. Bij Jane’s heet hij ‘directeur van het IRUL’, heeft hij collega’s, en is hij al sinds 1984 adviseur van de Verenigde Naties. Inderdaad ja, hij stuurde zijn adviezen altijd ongevraagd op naar de VN. En naar de NAVO. En naar het Joegoslavië tribunaal in Den Haag. Sinds het begin van de oorlog in voormalig Joegoslavië beschuldigen alle partijen elkaar van het gebruik van chemische wapens. Bewijzen ervan zijn nooit geleverd. Heyndrickx deed zijn onderzoek op uitnodiging van het Kosovo Bevrijdingsleger, de UCK. Die hadden er belang bij om de Serviërs zwart te maken. The Guardian en de New York Times namen het nieuws groot over. Ook toen zetten de kranten vraagtekens bij het onderzoek, maar niet bij de reputatie van de toxicoloog.
In juni 2002 werden Heyndrickx’ Angolese bevindingen nog geciteerd tijdens een hoorzitting van de Amerikaanse Senaatscommissie voor Buitenlandse Zaken. Onderwerp van onderzoek was ‘Cuba’s beschikking over biologische wapens: feit of fictie?’ Het verslag van de hoorzitting (pdf) rept van “‘nauwgezet gedocumenteerd bewijs’ verzameld door de Belg Dr. Aubin Heyndrickx, senior consultant van de Verenigde Naties op gebied van chemische oorlogsvoering. Toxicologen bevestigden dat resten van chemische wapens – waaronder sarin – was gevonden in gebieden waar onlangs was gevochten.” In een voetnoot stond uitgelegd dat het Belgische team geleid werd door “Dr. Aubin Heyndrickx, hoofd VN consultant voor chemische oorlogsvoering, een wereldberoemd Belgisch toxicoloog, professor aan de Rijksuniversiteit van België.”
In Februari 2001 stelde Bart Staes, lid van het Europees Parlement voor de Groenen schriftelijke vragen over Heyndricks. Hij wilde weten waarom de President van de Europese Commissie, Romano Prodi, de Gentse toxicoloog had aangesteld om een onderzoek te doen naar Balkan-veteranen die ziek waren teruggekomen uit de oorlog daar. Staes bracht in memorie dat collega’s Heyndrickx meermalen het gebruik van “weinig wetenschappelijke methoden” hadden verweten. Bovendien is de man veroordeeld, en kwam hij in opspraak door nauwe banden met Wouter Basson. Het antwoord (pdf) namens de Europese Commissie is duidelijk: “De heer Heyndrickx heeft op eigen initiatief verschillende brieven gericht aan de Voorzitter van de Commissie. De Commissie heeft de heer Heyndrickx geen opdracht gegeven een van de onderzoekingen uit te voeren waarnaar het geachte parlementslid in zijn vraag verwijst. De Commissie is evenmin op de hoogte van andere activiteiten van de heer Heyndrickx.”
Dat iemand als Aubin Heyndrickx zo lang serieus genomen blijft worden is onbegrijpelijk.
Bij journalisten van kranten is het misschien gedeeltelijk te verklaren uit luiheid. Of laten we ’t het Google-syndroom noemen. Als de eerste tien of twintig treffers van de zoekmachine iemand een VN-adviseur noemen, hij daarin de titel doktor of professor draagt, zijn bedrijf iets met ‘universiteit’ en ‘laboratorium’ heet, en de New York Times zegt het ook – dan zal het wel goed zitten. Soms gaat de geschiedenis echter iets verder terug dat de digitale archieven op Internet. De onttroning van Heyndrickx vond plaats in 1990, het NRC Handelsblad on line bijvoorbeeld houdt op bij 1991 en het Knack archief is alleen toegankelijk voor abonnees. Het archief van De Stelling in Den Bosch had een papieren dossier over Heyndrickx, en het Anti Militaristisch Onderzoeks Kollektief AMOK had de eerste Knack artikelen uit 1990. Dat vergt even verder zoeken.
Dat de organisatoren van een NAVO advanced research workshop hun dossiers niet op orde hebben is minstens zo verontrustend. En van een onderzoeksinstituut als Jane’s mag echt meer kwaliteit worden verwacht. Intelligence and Insight is hun motto. You can trust us.
Als hier ook sprake blijkt te zijn van het Google-syndroom, dan is er sprake van een zorgwekkend vergevorderde variant. Daar zou eens een toxicoloog naar moeten kijken. Een gerenommeerde welteverstaan.
(1) NRC Handelsblad, 20 Oct 1989, 9 Nov 1989, 3 March 1990,19 March 1990, 19 April 1990, 29 March 1991
(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Eveline Lubbers.)