Het probleem met Schengen
In mijn artikel over Wolfgang Streecks opvattingen i.v.m. vluchtelingen en migratie had ik per abuus gesproken over het Schengen-akkoord waar het in feite het Dublin-akkoord betrof. Uit de context was dit eigenlijk wel duidelijk (*1). Op mijn abusievelijke vermelding van Schengen reageerde Francine Mestrum: “overigens, wie Schengen ziet als ‘nefast’ – vrij verkeer van personen – ja, die heeft een groot probleem…” Het klinkt nogal verontrustend, alsof Schengencritici dringend een psychiater of neuroloog zouden moeten raadplegen, maar zoals gezegd, ik hoefde me niet aangesproken te voelen aangezien ik Dublin en niet Schengen bedoelde.
(Door Herman Michiel, oorspronkelijk verschenen op Ander Europa, plaatje website Europees Parlement)
Bij nader toezien was de vermelding van Schengen in de asielkwestie echter minder abusief dan men zou denken. “Schengen = vrij verkeer van personen” wordt meestal als een verworvenheid van het transnationaal vrijheidsstreven geroemd, een stukje ‘Europees kosmopolitisme’. Helaas, wie Schengen alleen ziet als bevrijding van het keurslijf dat grenzen oplegt heeft ook een probleem, tenminste als zij of hij een niet-EU burger is die om een of andere reden haar/zijn toevlucht in Europa zoekt. Het is een probleem dat door Amnesty International aangekaart wordt en ook ervaren wordt door EU-burgers die zich niet kunnen vinden in de houding van Fort Europa.
In wat volgt heb ik herhaald gebruik gemaakt van de uitstekende studie Carte Blanche – L’État contre les étrangers van de hand van Prof. Karine Parrot (*2).
Schengen
Wat houdt ‘Schengen’ concreet in? Voor de inwoners van Schengenlanden, voor het merendeel EU-lidstaten (*3) betekent het dat er in principe geen controles zijn aan de binnengrenzen van deze ruimte. Inwoners van niet-Schengenlanden die de Schengenruimte voor een korte periode willen binnenkomen moeten een visum hebben, behalve voor derde landen die daarvan zijn vrijgesteld; verblijf van lange termijn valt buiten het Schengenakkoord en wordt uitsluitend geregeld door nationale wetgeving.
Stel nu dat een Congolees familieleden of vrienden in België wil bezoeken. Hij moet in de Belgische ambassade in Kinshasa een Schengenvisum aanvragen, en daartoe moet hij een geldig Congolees ‘biometrisch’ paspoort voorleggen. Eerste selectie, en wel een financiële: dit paspoort kost 185 $, geld dat vooral een aantal privéfirma’s miljoenen oplevert. Er moet ook een bijstandsverzekering afgesloten worden, want je kunt ziek worden in Europa, en wie zal daarvoor opdraaien? Bovendien moet hij – zonder enige garantie dat hij uiteindelijk het visum zal krijgen – het bewijs voorleggen dat hij voldoende financiële middelen heeft om voor de gekozen periode in Europa te leven: 95 € per dag bij verblijf in een hotel, 45 € voor verblijf bij een particulier. Betreft het een verblijf van langer dan 90 dagen, dan moet bij de visumaanvraag het bewijs geleverd worden dat een ‘administratieve bijdrage’ van € 350 per persoon reeds betaald werd; dit bedrag komt bovenop een ‘handling fee’ van 180 €. Een dergelijke financiële filter hoeft voor een begoede aanvrager natuurlijk geen bezwaar te zijn; hij kan zelfs beroep doen op de firma TLScontact die een geprivilegieerde toegang heeft tot de bevoegde diensten van heel wat landen. Maar aangezien het gemiddeld jaarinkomen per capita in Congo zo ‘n 600 à 800 US dollar bedraagt is het evident dat het Schengenvisum een strenge preselectie vormt op basis van de financiële status voor wie naar Europa willen komen.
Onderstel nu dat onze aanvrager van een Schengenvisum deze eerste, financiële, horde met succes genomen heeft, en ook niet geficheerd staat als verdacht of gezocht in een van de Schengen-databanken (waarover later meer). Het consulaat moet nu nog overtuigd zijn dat de aanvrager zijn visum niet zal ‘misbruiken’. In de ‘Gemeenschappelijke Instructies aan de diplomatieke en consulaire beroepsposten’ (2005) preciseert de Europese Unie:
“De behandeling van visumaanvragen heeft tot doel de aanvragers te onderkennen die van plan zijn te emigreren en door middel van een visum voor toeristische, zakelijke of werkdoeleinden, dan wel voor familiebezoek pogen het grondgebied van de lidstaten binnen te komen en er zich te vestigen. Aanvragen welke worden ingediend door personen uit „risicogroepen” (werklozen, personen zonder bestaansmiddelen, enz.) vereisen bijzondere aandacht. In dit verband is het onderhoud met de aanvrager om het doel van zijn reis te achterhalen bijzonder belangrijk. Tevens kunnen aanvullende bewijsstukken worden verlangd waarover eventueel in de plaatselijke consulaire samenwerking een akkoord wordt bereikt.”
Karine Perrot geeft in haar boek een illustratie van de consulaire achterdocht. Een Iraniër wil een bezoek brengen aan zijn broer, die als politiek vluchteling in Europa verblijft. De Duitse overheden weigeren hem het visum, want ze zijn er niet van overtuigd dat hij naar Iran zal terugkeren wegens een gebrek aan ‘economische banden in Iran’. Dergelijke ‘vermoedens’ verlenen dus een absolute vrijheid aan de consulaten om al dan niet een visum toe te kennen.
Visumpolitiek als drukkingsmiddel
Het is bekend dat de Europese Unie haar ontwikkelingsbeleid steeds meer afstemt op haar handelsbeleid, en de financiering van projecten afhankelijk maakt van vrijhandelsakkoorden of contracten met Europese firma’s. Iets gelijkaardigs is zich aan het voltrekken met de visumpolitiek. De modaliteiten voor toekennen van een visum aan onderdanen van staat X worden gekoppeld aan de bereidheid van staat X om ‘illegalen’ die op Europese bodem aangetroffen worden terug te nemen. Deze bereidheid van staat X moet blijken uit het bezorgen van een ‘laissez-passer consulaire’. Maar omdat de nationaliteit van iemand zonder papieren niet gemakkelijk kan bewezen worden, drijft de EU het zover dat ze inschikkelijkheid van staat X verwacht voor de terugname van een individu, ook al is dit individu volgens X geen van haar burgers. Dit is de truc van het ‘laissez-passer européen’ (*4). Het kan ook nog anders. België vond er niets beters op dan agenten van het Soedanese regime in het Brusselse Maximiliaanpark de ‘Soedanezen’ te laten identificeren; elke vergelijking met de hand-en spandiensten van overheden met de nazibezetters bij hun jacht op Joden is natuurlijk uit den boze.
Een recente Europese verordening windt er geen doekjes om waar het (niet) afleveren van visa zoal goed voor is:
”Indien een bepaald derde land geen medewerking verleent bij de overname van eigen onderdanen die zijn aangehouden in een irreguliere situatie, of niet doeltreffend meewerkt bij het terugkeerproces, moet zijn medewerking op het gebied van de overname van irreguliere migranten worden gestimuleerd door sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 810/2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode restrictief en tijdelijk toe te passen op basis van een transparant en op objectieve criteria gestoeld mechanisme.”
Asiel
We hadden het in de voorgaande voorbeelden over mensen uit derde landen die voor korte tijd naar de Schengenzone willen reizen, voor vakantie, familiebezoek, de voorbereiding van een familiehereniging enzovoort. Maar hoe zit het met de aanvraag tot asiel van mensen die voor hun leven vrezen omwille van oorlog of vervolging? Die kunnen toch de verdragen van Genève inroepen, erkend door alle Europese lidstaten?
Ja, ze kunnen in principe een visum aanvragen in een consulaat van een Europese lidstaat (*5). Maar in een land in oorlog kan dit al vlug hachelijk of zelfs onmogelijk zijn. Bovendien deed het Europees Hof van Justitie hierover een kafkaiaanse uitspraak (*6): asiel betreft een langetermijnverblijf, bijgevolg is de aanvraag voor een gewoon visum (korter dan 90 dagen) daarmee niet verenigbaar en dus niet ontvankelijk. Slachtoffer van deze interpretatie was een Syrisch gezin dat een aanvraag voor een humanitair visum deed bij het Belgisch consulaat in Beiroet (waarvoor ze een vrijgeleide van 48 uur hadden bekomen), om aan de bommenregen in Aleppo te ontsnappen. De Europese rechters waren het er mee eens dat het risico voor de familie reëel was, maar toch was dit geen voldoende reden om legaal naar Europa te komen.
Asielzoekers kunnen dus niet op Schengen beroep doen om op een legale en veilige manier asiel te zoeken in de o zo humanitaire EU. Denk ook maar niet dat je zou kunnen overwegen om zonder visum naar Europa te komen; lucht-en zeevaartmaatschappijen fungeren als politie van de Schengenzone en zullen zeer nauwkeurig controleren of je over de nodige papieren beschikt. Het verdrag van Schengen voorzag immers in zware financiële boetes voor de transportmaatschappijen als ze onvoldoende controleren: 10.000 € voor elke binnengebrachte ‘illegaal’ en 20.000 € als het een niet begeleide minderjarige betreft (die immers wettelijk van beschermende maatregelen zou genieten, en dus meer zou kosten.) Kortom, asielzoekers rest uiteindelijk één mogelijkheid: op een illegale, desnoods levensgevaarlijke, manier de Schengenzone bereiken en betrouwen op de clausule in de akkoorden van Genève dat een asielzoeker niet mag teruggestuurd worden naar een land waar oorlog of foltering hem of haar bedreigen.
Wie denkt door de mazen van het net te kunnen glippen door bij een tussenstop van een vliegreis in een land van de Schengenzone de luchthaven te verlaten en in het betreffende land asiel aan te vragen zal ook bedrogen uitkomen. In zulk geval moet een transitvisum aangevraagd worden, in het Franse geval onder andere voor reizigers uit Afghanistan, Syrië, Iran, Irak, Soedan… Het probleem met Schengen is dus dat vluchtelingen wel verplicht worden met gammele bootjes of via gevaarlijke routes Fort Europa te bereiken.
Het Europees Hof misschien?
Misschien hoopt men dat het recht wel zal zegevieren als men zich richt tot de hoogste juridische instanties van de Unie. Maar in asielkwesties beroep doen op het Europees Hof van Justitie (EHJ)’ leidt – nog afgezien van de lange wachttijden – niet noodzakelijk tot het verhoopte resultaat. Het EHJ kan namelijk van een ongelooflijke inventiviteit blijk gegeven. Men herinnert zich dat de EU in 2016 een akkoord sloot met het Turkije van Erdogan waarbij het land er zich toe verbond (middels betaling van enkele miljarden euro en de Europese belofte om de onderhandelingen over visumvrije toegang van Turken tot de EU te heropenen) niet-onderschepte vluchtelingen die in Griekenland aankwamen terug te nemen. In zulk geval heeft de vluchteling effectief geen kans gekregen om een asielaanvraag te doen, wat een duidelijke schending van de akkoorden van Genève inhoudt. Daarover werd een rechtszaak ingespannen bij het EHJ, maar wat wisten de juridische bollebozen daarover te zeggen? Er is geen akkoord tussen de EU en Turkije; het is een politieke intentieverklaring zonder dwingende verplichtingen! De juridische genialiteit bereikt hier een hoogtepunt vergelijkbaar met de verantwoording voor het tijdelijk verwijderen van de Griekse minister Yanis Varoufakis uit de Eurogroep (2015) met het argument dat ‘de Eurogroep wettelijk niet bestaat, want er is geen verdrag dat deze groep in het leven heeft geroepen.’
Digitaal Schengen
‘Schengen’ wordt in twee betekenissen gedigitaliseerd: er wordt een enorme verzameling vingerafdrukken (en andere biometrische gegevens) bijeengebracht, en via geavanceerde technologie worden gegevens over honderdduizenden mensen via databanken voor de autoriteiten beschikbaar.
Zo is er het Visa Information System of VIS. Hierover schrijft Karine Parrot:
“De visumvereiste is dus niet alleen een middel om een legale toegangsweg naar Europa te sluiten voor de armen, maar ook een goed instrument om het spoor bij te houden van mensen. Dankzij dit biometrisch bestand hebben de autoriteiten van de verschillende Europese landen in theorie elk toegang tot de historiek van de visumaanvragen gedaan door een individu, en ze kunnen op die manier vreemdelingen detecteren die reeds een weigering ondergingen, of die de vorige keer een vertrekdatum niet gerespecteerd hadden. Van de fichering alvorens op het Europees grondgebied aan te komen wordt ook verwacht dat men ermee degenen kan identificeren die op andere lijsten van ongewensten voorkomen, zoals afgewezen asielzoekers of vreemdelingen die een verblijfsverbod hebben in een bepaalde lidstaat. De bedoeling is dat beslissingen die nadelig zijn voor een vreemdeling en genomen werden in een bepaalde lidstaat hun effect hebben over de hele Europese Unie.”
Natuurlijk zullen autoriteiten naar het publiek toe dankbaar gebruik maken van het argument van terrorisme- en misdaadbestrijding; in de media is trouwens zo vaak sprake van ‘illegale’ migranten dat dit argument er al te gemakkelijk ingaat.
VIS is maar één van de vele geïnformatiseerde bestanden die momenteel met elkaar in verbinding gesteld worden. Zo is er ook SIS (Schengen Information System), ECRIS (European Criminal Records Information System), EES (Entry/Exit System)… De reeds vernoemde Europese verordening opent de weg voor nog meer stroomlijning van het visumbeleid, waarbij bv. ook de inschakeling van private firma’s voor de aanvraagprocedure behandeld wordt, en zoals hoger vermeld het visumbeleid in stelling gebracht wordt om derde landen te verplichten afgewezen asielzoekers terug te nemen.
Over de omzichtigheid waarmee met deze gegevens wordt omgegaan moet men zich ook niet te veel illusies maken. Groot-Brittannië behoort wel niet dat de Schengenzone maar kreeg toch toegang tot de SIS-database. Men vermoedt dat van daaruit gegevens werden doorgespeeld aan Amerikaanse bedrijven als IBM en Atos.
Schengen, toch wel een probleem
Dat de meeste ingezetenen van de EU zich zonder veel administratieve poespas vrij kunnen bewegen in de Schengenruimte is een mooie zaak; dat ze in veel gevallen ook nog kunnen betalen met dezelfde euromunt maakt het allemaal nog comfortabeler. Maar zoals het nogal kortzichtig zou zijn de euro alleen te beoordelen als een toerist die vlot wil consumeren van Benidorm tot Helsinki, zo heeft ook ‘Schengen’ meer dan één gezicht. Een kritische blik kan zich niet vergenoegen met de EU-speak over vrij reizen en vlot betalen in grote delen van het continent.
‘Schengen’ is maar één element in het hele Europese migratie-en asieldossier, dat natuurlijk ook gaat over Frontex, de geplande 10.000 buitengrenswachters, de militarisering van die buitengrens, de repressie tegen burgers die levens redden, enzovoort. Maar we hebben toch gezien hoe Schengen een belangrijke rol speelt in het afsluiten van veilige toegangswegen, en bijgevolg in de verdrinkingsdood van duizenden mensen. Het zijn weliswaar geen EU-burgers, maar voor de ware ‘burger van de wereld’ maakt dat niets uit.
Voetnoten
(*1)Streeck: “De meer dan een miljoen vluchtelingen die in 2015 in Duitsland arriveerden, kwamen alle uit veilige derde landen. Volgens Duitse en Europese wetgeving moesten ze zich registreren in het land van aankomst in de Europese Unie, en dan wachten op de toewijzing van een wettelijke verblijfplaats in een lidstaat.” Dat is inderdaad de korte samenvatting van de Dublin-regeling, waardoor ‘buitengrenslanden’ als Griekenland, Italië en Spanje de verantwoordelijkheid krijgen om de asielprocedure uit te voeren.
(*2) Karine Parrot, Carte Blanche – L’État contre les étrangers, La Fabrique éditions, 2019. K. Parrot is rechtsprofessor aan de Université de Cergy-Pontoise (Frankrijk) en lid van de Groupe d’information et de soutien des immigré.es (GISTI).
(*3) De ‘Schengenruimte’ valt niet helemaal samen met de Europese Unie. Groot-Brittannië en Ierland zijn niet toegetreden tot het akkoord, Denemarken wel maar met de mogelijkheid voor uitzonderingen, Bulgarije en Roemenië werden nog niet toegelaten, en ook Cyprus en Kroatië maken (nog) geen deel uit. Anderzijds traden een aantal niet-EU lidstaten toe (IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein). Het akkoord trad in werking in 1995.
(*4) Zie CNCD -11.11.11, Le laissez-passer européen, un pas supplémentaire vers l’expulsion à tout prix.
(*5) Een staat kan ook in uitzonderlijke gevallen afwijken van de Schengenregeling en een ‘humanitair visum’ toekennen, dat dan alleen geldig is voor het betrokken land en niet voor de hele Schengenzone. Willekeur is hier al vlug troef; men zal zich herinneren dat er in België onder staatssecretaris voor migratie Theo Francken (N-VA) een lucratief handeltje was ontstaan in humanitaire visa.
(*6) K. Parrot, Carte Blanche, pag. 68.