Jort Kelder en het bommelding
Eigenlijk had ik vandaag over Srbrenica moeten schrijven. Over dat ik vanavond en waarom niet ook morgenavond Karremans nog eens zou willen horen zeggen ‘Wat hebben ze je verneukt, Karremans’, en die pief die wel zijn uniform heeft aangehouden “Dat zijn Uw eigen woorden’. Over dat ik vandaag en waarom niet ook morgen of een hele week vanaf vandaag op de radio verstoken wil blijven van de pretvogels, de meningsjouwers en de schnabbelende BN-ers. Ik zou gewoon willen kunnen luisteren het klokje rond naar wat ooit zo mooi ‘aangepaste muziek’ werd genoemd: veel warm koper in de ether omdat er een ramp plaats vindt.
(Door Joop Finland, eerder verschenen op konfrontatie, foto van wikiwand/adel)
Maar de JOVD heeft zich nu ook over het racisme ontfermd, en dus moet dit gaan over Kelder, Jort. Twintig jaar na zijn dikkere versie die zich tegenwoordig koning noemt, en destijds de Argentijnen affronteerde door te stellen dat het bloedbewind van Videla ‘ook maar een mening’ was, brengt de in bretels gehulde variant van Emiel Ratelband racisme terug tot ‘een mening’. Honger? Een mening. Genocide? Een mening. Welkom in het universum van Kelder, stoot Uw hoofd niet Het wordt vooral leukjes morgenavond met zijn allen. Kelder staat daarvoor met nog een hele zooi andere verkleinwoordjes garant.
Leukjes… Wammes Waggel…
Daar is de link met de schepping van Marten Toonder, de enige populaire literator in ons taalgebied die het verschijnsel adel adequaat heeft beschreven. Wie met Ollie B. Bommel is opgegroeid kan weten hoe het in edele kringen toegaat. Maar aan Kelder is de pointe van de Bommelboeken nooit besteed geweest. De VVDer die Rutte mag tutoyeren maakte een jaar of wat geleden de een of andere flutserie, waarschijnlijk voor Omroep Max, het domein van het tatoevolk op leeftijd. Serietje ging over De Adel en Kelder reed elke aflevering binnen in een open sportautootje uit het jaar zoveel. Vervolgens ging het dan tot slapenstijd over de Prachtige Parken waarin de door Jortie bezochte Kleine Paleisjes die ook gedeeltelijk voor Publiek toegankelijk waren gesteld et cetera en zo voort.
Het onbenullige programma bleef mij vooral bij omdat me ter ore kwam hoeveel families, landgoedeigenaren en beheerstichtingen de deur dicht hielden voor het ventje. Het overgrote deel van de voor het programma aangeschreven Adel van Kelder moest niets nada van Kelder weten. Een ‘kwiebus’ noemde mijn zwager hem, en bij hem staat die uitdrukking voor ‘parvenu’, ‘nieuw geld’, ‘upstart’, maar het meest van deze: ‘VVDer’’, het schuttingwoord bij uitstek in zijn kringen.
Ach, de adel… Ik zou er wel een programma over weten te maken. Maar dan natuurlijk niet over de keurig geknipte rozen bij een door de klappen van een molen en teveel sherry tot vrijwel niets gereduceerd freultje onder de rook van Utrecht. Nee, ik zou het hebben over de kuiperijen, de uitbuiting van het personeel, de abortussen van vrouwelijke vruchten, de suicides van mannelijke opvolgers. Over alles dat de adel maakt tot een instituut dat geen knip voor de neus waard is en zo snel mogelijk afgeschaft dient. Ik zou in mijn programma niet komen met een ‘mening’ over de adel maar met een pleidooi om ons er te vuur en te zwaard tegen te verzetten en in naam van de medemenselijkheid binnen de kortste keren van te ontdoen.
Zoiets als met racisme, inderdaad
JoopFinland